Categoriearchief: Tennis

Speech boekpresentatie ‘Tijdperk Roger Federer:’ ‘Federer is Metallica en Mozart’


Voor de mensen die er niet bij konden zijn, of dit interessant vinden: hierbij de speech van mijn boekpresentatie ‘Tijdperk Roger Federer’, donderdag 28 juni op tennisclub TV Tiebreakers in Amsterdam. Alleen zonder uitgebreid dankwoord.

Dagdromen over Federer

Waarom zijn wij hier bij elkaar gekomen? Omdat we ongelofelijk veel van tennis houden, en van Federer. En dat is misschien wel hetzelfde. Misschien droom je er zelfs over, en speel je in je hoofd perfecte punten. Ik doe dat regelmatig, een beetje dagdromen in mijn hoofd: slice service naar buiten, oplopen, volley de baan uit. Als je dat doet, hou je zeker van Federer.

Tsja, en als ik heel eerlijk ben hoop ik dat ik dit praatje zonder tranen doorkom. Want dat is denk ik het enige dat ik gemeen heb met Roger Federer. Niets van wat ik doe lijkt op Federer, privé en zakelijk niet, ik ben geen miljardair, ik heb geen twee tweelingen en ook mijn tennis lijkt helaas voor geen meter op wat hij kan, ook al probeer ik het al twintig jaar te imiteren. Mijn spel lijkt nog het meeste op Andy Murray, helaas. Met een dubbelhandig backhandje en vooral heel hard werken voor de punten.

Maar er is één ding waar ik minimaal zo goed in ben als Federer: ik huil minimaal zo snel als Federer. Zo niet sneller. Dus ik doe mijn best om niet te gaan huilen zo. Ik hoop niet dat er ergens nog een Rafael in de zaal is, want dan ga ik op zeker huilen, net als Roger Federer.

Feestje over Federer

Ik wil jullie even meenemen naar een maand geleden. Ik was op een verjaardag van een gezamenlijke vriend, en die had van alles afgehuurd, waarmee we ons konden vermaken. Ik raakte in dat techno-hol waar we waren, in gesprek met een oude vriend van me, een veertiger net als ik. Die heeft, denk ik, terwijl hij ervoor had kunnen kiezen om lekker te dansen op fijne techno, een uur in mijn oor allerlei woorden geschreeuwd.

Terwijl de technobeat stampte……waren de kreten….. ‘Federer’, ‘Wimbledon’, ‘Matchpoints’, ‘Djokovic’ en ‘Eeuwig zonde’. Op dat heerlijke dansfeest hebben we geen seconde gedanst, maar in het holst van de nacht een uur lang over de twee matchpoints van Federer gehad, op Wimbledon 2019 tegen Novak Djokovic. Dat blijft voor Federer-fans een onverteerbaar moment.

Die vriend van bleef maar over die matchpoints emmeren. Dat dit een gemiste kans was. Dat dit niet had mogen gebeuren. Dat Federer had moeten winnen. Dat dit eeuwig zonde was. Een smetje op zijn carrière, noemde hij het. Hij zei het echt.

En toen kreeg ik een inzicht, om half drie ’s nachts, op dat feestje.

Ik denk dat het juist prachtig is dat Federer die wedstrijd verloor van Djokovic.

Daardoor blijven we daar nu weer eindeloos over dooremmeren. Federer toonde wederom zijn kwetsbaarheid, de spanning die hij voelde tegen Djokovic, waardoor hij de verkeerde keuzes maakte. Hij liep naar het net, toen hij eigenlijk had moet blijven staan.

Mens-zijn

Federer heeft ons, in tegenstelling tot Nadal en Djokovic, het hele spectrum van mens-zijn laten zien. Hij begon als weerbarstig talent, die eindeloos met rackets gooide. Daarna ontwikkelde hij zich tot groot tenniskampioen, met ongekende elegantie. Daarna verloor hij veel grote finales en toonde hij vooral zijn menselijke kant en elke keer weer die tranen, als hij verloor (en ook als hij won).

Sinds 2009 zoveel tranen van verloren finales, van emoties. Hij switchte van Nike naar Uniqlo en won, als straf, nooit meer een grandslam. En bleef vooral heel veel tranen plengen. En toonde wederom zijn gevoeligheid op de Laver Cup vorig jaar in Londen. Twee volwassen topsporters, Federer en Nadal die samen huilden en handen vasthielden.

Federer is volgens mij vooral zo groots, omdat hij zo veelzijdig is en ook de moed heeft om al zijn kanten te tonen aan het publiek, aan de ander. Hij verenigt karaktereigenschappen die onverenigbaar lijken. Wat dat betreft inspireert hij ons ook nog om juist als mens al onze kanten te tonen. Dat die er allemaal mogen zijn.

Metallica en Mozart

De Amerikaanse schrijver David Foster Wallace schreef in zijn essay ‘Federer as a religious experience’ in the New York Times: Federer is Metallica en Mozart. Metallica en Mozart. Dat is Federer. Federer lijkt soms wel twee personen, met zoveel tegengestelde eigenschappen. Federer is een God maar juist ook heel erg menselijk. Hij is heel erg man, bovenop de aperots van de tennissers, maar is ook behoorlijk vrouwelijk, in ieder geval hij heeft veel eigenschappen die we in onze ‘archaïsche, nog niet geheel woke’ samenleving als vrouwelijk zien, dus snel huilen, open zijn over verdriet.

Federer zien wij ook als een enorme winnaar, een groot kampioen maar ook ergens als een loser, die geen breekpunt kan winnen en vaak de verkeerde beslissing maakt als het erom gaat. Iemand die, net als wij, door de spanning belangrijke potten verliest.

Federer is een klassieke speler, die houdt van tradities, maar hij is juist ook een uitvinder, die nieuwe tennisslagen heeft geïntroduceerd, zoals de SABR – Sneak Attack by Roger – en de fakedropshot slice forehand winner.

Ook van dichtbij

En ook als je ‘m van dichtbij hebt meegemaakt, ik was uiteraard bij meerdere persconferenties en wedstrijden Federer, dan verenigt hij ook weer twee onverenigbare persoonlijkheden. Aan de ene kant is hij heel Zwitsers en spreekt hij zich niet extreem uit over zaken. Maar aan de andere kant toont hij toch ook vaak een beetje een ‘nerdy’ kant van zichzelf, een soort authentieke grappige tennisnerd, met een gek lachje. Misschien weten jullie wat ik bedoel.

Wij, als publiek, als fans, houden zowel van de grote onaantastbare tenniskampioen, die we willen bewonderen om zijn oogstrelende tennis, als juist de mens die behoorlijk veel emoties en zwakheden toont en ook kwetsbaar is. Federer is zo veelzijdig en zo allesomvattend dat ieder mens iets anders in Federer ziet.

IMG_3906

Bezoekers boekpresentatie op TV Tiebreakers, donderdag 28 juni 2023. Foto: Willem Vernes

* 

Het schrijfproces

Nu wil ik ten slotte wat over het schrijfproces zeggen en de lessen die daar uit zijn gekomen. Toen ik een paar maanden bezig was met het boek, dacht ik: dit wordt geen goed boek. Omdat het te veel voelde alsof ik dingen aan het opschrijven was, die er al waren. En ik vond het ergens best arrogant om een boek over Federer te schrijven. Kan ik dat wel, kan ik iets toevoegen aan wat er al is?

Het voelde soms ook een vreemd proces. Dan zat iedereen op kantoor, hard aan het werk, en ik de eerste weken alleen maar eindeloos Federer te bestuderen. Wedstrijden terug te kijken die ik helemaal niet terug wilde kijken, zoals de Roland Garros finale 2008. 6-1 6-3 6-0 tegen Nadal. Toch heeft het veel zin gehad. En het is gewoon ontzettend inspirerend. Oogstrelend. Ik ben andere wegen gaan bewandelen in het boek en dat heeft denk ik gewerkt.

En naarmate ik hem meer bestudeerde, veranderde ik ook mijn tennis een beetje, gelukkig. En na twee jaar Federer-studie, heb ik het idee dat Federer ons vooral veel wilde leren. Hij staat voor een filosofie. Hierbij enkele lessen, de rest staat in het boek.

Ook met zachtheid kun je een groot kampioen zijn

Iedereen denkt dat je ‘hard’ moet zijn – om een groot kampioen te kunnen worden. Tennissers haatten elkaar vroeger. Maar Federer regeerde altijd met ‘zachte kracht’. Hij bracht de menselijkheid in de kleedkamer, normaal doen tegen elkaar, elkaar behandelen als collega’s, niet als vijanden. Een van de beste sporters ooit worden, kun je door zelf zacht te zijn. En dat hoeft niet door een bully te zijn zoals Michael Jordan, of zoals Tiger Woords, door er een bizar privéleven op na te houden.

Plezier en speelsheid is belangrijk

Hoe houd je het lang vol als topsporter? Door plezier te houden en door speels te blijven. En dat heeft Federer precies gedaan. Zoals Raemon Sluiter tegen me zei, toen ik hem sprak voor dit boek: Federer heeft nog nooit een bal normaal naar een ballenjongen geslagen. Daar zit altijd een effectje of iets aan. Dat is de speelsheid. En dat is inspirerend, voor ons allemaal. Zelfs toen hij al 17 grandslams had gewonnen, was hij aan het spelen op de training. Aan het kloten. Hij was aan het trainen met de Fransman Benoit Paire, en toen kwam de SABR – de Sneak Attack by Roger. Maar hij leerde ons vooral: blijf ook altijd een kind. Blijf spelen. Blijf experimenteren. Blijf nieuwe dingen doen. Dan houd je het ook lang vol. En dit geldt niet alleen voor sport, maar ook voor je werk en je leven uiteraard.

Omarm alles van het vak als tennisprof

Federer heeft op de een of andere manier, alles kunnen omarmen wat bij zijn vak als tennisprof hoort. En hij had daar de sociale skills ook voor, en de juiste mensen om hem heen. Hij kreeg ook altijd energie van sociale interactie, zei z’n oude coach Paul Anacone, die echt twijfelde bij aantal afspraken dat Federer had. Maar ook zoiets als persconferenties, omarmde hij. Hij probeerde altijd de ander, de journalist, wat te geven, hoe dom de vraag ook was.

Ideaal gezien tennis je vooral tegen jezelf en niet tegen een tegenstander

Federer tenniste tegen zichzelf. Hij wilde zelf perfect tennissen. Dat is zijn hele carrière de drive. Het is bizar dat het hem gelukt is. De enige tennisser ooit. Maar het concept, tegen jezelf tennissen, jezelf perfectioneren, helpt iedereen, op elk niveau. Je hoeft geen oorlog te maken, je hoeft niet te veel bezig te zijn met de ander. Focus je op jezelf. Leg zelf die lat hoger, los van de tegenstander. Kijk naar je tegenstander en visualiseer dan jezelf, en niet een of andere linkshandige prikker, die je gaat haten. Overigens heeft Federer in een interview met Ljubicic gezegd dat hij tactisch ongeveer 70 procent van eigen kracht uitgaat.

En ook al weet ik dit nu allemaal. En ben ik echt beter weer geworden met tennis. Toch is het lastig om alle lessen in je oren te knopen en in de praktijk toe te passen. Deze maandagavond stond ik op m’n oude club DDV een potje te spelen, in een toernooi. Bijna drie uur lang, tegen een enorme irritante prikker, die na elke set even vijf minuten pauze nam in het clubhuis. Wel een goede speler overigens, ik had mijn handen er vol aan. 3-0 achter in de derde set. 5-3 voor. 5-4 30-30 op mijn eigen service.

Choke!

Maar ik kon het niet uitserveren, toch wat spanning, een kleine choke, toch wat dubbele fouten. 7-5 verloren. Maar het was een goede wedstrijd, en ik heb ook genoten. Dus ben ik dichter bij Federer gekomen de afgelopen jaren? Ja, maar om alle lessen van mijn studie naar Roger Federer ook in de praktijk te brengen, is lastig.

Hoewel, 5-4, 30-30 in de beslissende set, daar was Federer ook niet altijd de koning in, om dat naar huis te brengen. Misschien als ik een studie naar Novak Djokovic begin, dat ik dat dan wel echt leer.

Maar nu baal ik even en duurt mijn eigen jacht naar perfectie in mijn tennis – gestuwd door mijn liefde voor tennis – nog voort. En ik vind het heerlijk dat ik als ouwe lul nog steeds dingen kan verbeteren met tennis. Na maandagavond dacht ik weer: mijn aanvallende spel is prima, maar het kan en moet echt nog beter. Mijn eerste service percentage was echt te laag. Mijn splitstep voor mijn volley moet beter, mijn smash is prima maar mist soms op belangrijke momenten. En: maak ik wel altijd de goede keuzes etcetera.

Anyway – met tennis ben je je hele leven niet klaar gelukkig.

Dank allemaal voor jullie aandacht. De liefde voor Roger Federer is hetgeen wat ons hier verbindt en ons heeft samengebracht. Lees dat boek!

IMG_3918
Mijn grootste fan, zoon Rafael. Ook degene aan wie ik het boek heb opgedragen. Foto: Willem Vernes

Bestellen van ‘Tijdperk Roger Federer’ doe je hier

Share

Boekpresentatie ‘Tijdperk Roger Federer’ donderdag 29 juni

Donderdag 29 juni is de boekpresentatie van mijn boek ‘Tijdperk Roger Federer’ op tennisclub TV Tiebreakers in Amsterdam-Oost. Na zo’n 1,5 jaar hard werken, kan ik eindelijk het boek van Ambo|Anthos uitgevers over de meester aan het grote publiek tonen, altijd een mooi moment. Je bent van harte welkom, als je je aanmeldt!

Meteen moest ik aan een tennisclub denken uiteraard, als ik aan een boekpresentatie dacht. En ik wilde niet alleen maar proosten op het boek, maar ook proberen wat meer te doen met Federer.

Boekpresentatie jpg

Na mijn tweejarige studie van Federer, wil ik mensen inspireren en laten nadenken over Federer, en over hun eigen tennisspel, over hun eigen houding op de baan. Zijn ze relaxed op de baan, of meer tegen zichzelf aan het spelen? Daarnaast wil ik diep ingaan op de mooie tweestrijd tussen Federer en Nadal en de evolutie daarvan tussen 2006 en 2017.

En vraag ik me hardop af, waarom we in Nederland nog nooit iemand hebben opgeleid als tennisser, die ook maar in de buurt komt van Federer? Is Federer een godsgeschenk voor Zwitserland geweest, of kunnen we ooit ook in Nederland dromen van een Federer, die op zoveel vlakken op en buiten de baan uitblinkt?

Federer-feestje op 29 juni!

Vandaar dat mijn boekpresentatie uit een aantal onderdelen bestaat.

-Een workshop op de gravelbanen van Tiebreakers. Waarin we verschillende oefeningen doen om zo dicht mogelijk bij Federer te komen. Visualisatie, ademhaling, voetenwerk, de bal lang nakijken, en uiteraard huilen als Federer ;-).

-Een analyse van toptrainer Frits Bruggencate van Rome 2006 (de langste wedstrijd ooit tussen Federer en Nadal, met 5 uur en 6 minuten, en twee gemiste matchpoints van Federer) en een vergelijking met de Australian Open 2017, waarin Federer en Nadal een waanzinnige rally spelen van 26 slagen. Maar wat gebeurt er precies in die ene rally? Wat voor meta-game wordt er gespeeld?

-Kunnen we in Nederland geen Federer opleiden? En wat moeten we daarvoor technisch, tactisch, mentaal, qua houding, authenticiteit kunnen en doen? Maarten S.H. Elenbaas (M. Sc.), hoofdtrainer Festina en High Performance Strategist, heeft veel verstand van opleiden en kan dit mooi duiden. Hij heeft onlangs op Roland Garros uitgebreid het juniorentoernooi gevolgd.

-En we eindigen met een inkijk in de studie van Federer. Wat leer je nou eigenlijk als je je twee jaar echt intensief met Federer bezig bent? Wat zijn de waarden die hij meegeeft aan de volgende generatie? En is er dan niets aan te merken op Federer, is hij perfect?

Als je dit interessant lijkt – het wordt waarschijnlijk vooral een leuk Federer-feestje – dan zie ik je graag de 29ste! Oh, en niet vergeten, de presentatie wordt geleid door Thomas Christoph, misschien wel de grootste Federer-fan van de Benelux en beyond.

Het boek alvast bestellen, doe je hier: https://lnkd.in/eRW2S2Bf
Aanmelden voor de boekpresentatie doe je via info@sandercollewijn.nl, laat dan weten of je bij de workshop wil zijn.

Roger Federer Sander Collewijn Ambo Anthos 2022

Share

Kijkend naar Maxime Cressy waan je je even in het Wimbledon van de jaren tachtig (NRC)

Wimbledon – Het ‘ware’ grastennis, service-volley, is zeldzaam geworden op Wimbledon. De Frans-Amerikaanse speler Maxime Cressy (25) houdt de speelstijl in ere.

Kijken naar Maxime Cressy (25) op Wimbledon is jezelf als kijker weer in de jaren tachtig en negentig wanen, toen service-volley-specialisten als John McEnroe, Boris Becker en Stefan Edberg domineerden op gras met hun atletische en aanvallende spel. De Frans-Amerikaanse tennisser doet deze weken als enige wat verder niemand op de All England Lawn and Croquet Club nog doet – of misschien nog durft: na elke service rent hij naar het net.

De wedstrijd dinsdag tegen Felix Auger-Aliassime op baan 3 in Londen, een intiem stadion met perfect gemaaid gras, is daarmee een contrast van speelstijlen. De ‘aanvaller’ tegen de ‘verdediger’ – de netbestormer tegen de baseliner. Zoals het vroeger John McEnroe was tegen Björn Borg, Pete Sampras tegen Andre Agassi en Martina Navratilova tegen Chris Evert.

Cressy is tegen de nummer 9 van de wereld de aanvaller, die de punten kort wil houden. De Canadees de opgejaagde, die probeert om zijn tegenstander elke keer te passeren. Meestal duwt de Amerikaan de volley na zijn machtige service subtiel naar de hoek en wint hij zo het punt. Soms schildert Cressy de bal kort achter het net met een stopvolley. De 1,98 meter lange Cressy verslaat de Canadees in een hoogstaande partij, waarin hij 134 keer naar het net rent en daar 95 punten maakt, een succespercentage van 71 procent. Hij laat daarmee bij zijn debuut op Wimbledon zien dat service-volley niet uitgestorven is.

Nul keer service-volley

Vijfentwintig jaar geleden sprintte meer dan de helft van de spelers op het snelle gras na hun eerste en tweede service naar het net. Dit veranderde in 2001, toen Wimbledon de samenstelling van het gras wijzigde. Het toernooi koos voor duurzamer gras, waar de balstuit gelijkmatiger en hoger was. In combinatie met betere snaren – meer controle – en betere rackets werd service-volley steeds minder een winnende tactiek in Londen. Verdedigende spelers kregen steeds meer ‘grip’ op de tennisbal en konden vaker de netspeler passeren.

Baseliners Lleyton Hewitt en David Nalbandian liepen in de finale van 2002 geen enkele keer naar het net na de service. Het bleek een kentering. In 2003 was het percentage service-volley dat door de mannen werd gespeeld nog maar 33 procent. Dit daalde naar tien procent in 2008. Vorig jaar was het percentage gezakt naar slechts vier procent.

Roger Federer (40), die dit jaar ontbreekt omdat hij nog herstelt van een knie-operatie, waarschuwde in 2017 al voor deze ontwikkeling. „Voor mij is het raar om te zien dat op ons niveau bijna iedereen waar ik tegen speel, weigert service-volley te spelen. Dat is fantastisch voor mijn kansen”, zei Federer, nadat hij voor de achtste keer het toernooi had gewonnen. „Goede dingen gebeuren aan het net. Je wil daar zijn, en je moet daar tijd spenderen om je er vertrouwd en goed te voelen.”

 

Share

Boek ‘Tijdperk Roger Federer’ verschijnt in 2023

Het boek ‘Tijdperk Roger Federer – de briljante carrière van de beste tennisser ooit’ van Sander Collewijn bij uitgeverij Ambo|Anthos is een in-depth analyse van de beste tennisser aller tijden. Hij is 41, stokoud voor een toptienspeler in het moderne tennis. Hij stond maar liefst 310 weken bovenaan de ATP-ranglijst, waarvan 237 weken achtereen. Gedurende zijn carrière sloeg hij een duizelingwekkende 130 miljoen euro aan prijzengeld bij elkaar.

Overal waar getennist wordt, wordt over Roger Federer gesproken. De koning van Wimbledon – tien finales, acht titels – was jarenlang onverslaanbaar op de ATP-tour, en ook toen de giganten Nadal en Djokovic zich meldden bleef Federer in het middelpunt van de belangstelling staan. Nu het einde van Federers tenniscarrière nadert, neemt Sander Collewijn die nog eens onder de loep. Hij analyseert de technische tennisser, de mentale tennisser, de zich ontwikkelende tennisser, de winnende en de verliezende tennisser.

Maar ook Federer als mens, als vader, als merk en als icoon. Sander Collewijn was bij twee van de belangrijkste wedstrijden van Federer: Rome 2006 en Australian Open 2017. Wat Sander Collewijn daar heeft gezien tartte zijn voorstellingsvermogen, en die bewondering voor deze sportman zette hij om in dit prachtige boek Tijdperk Roger Federer.

Voorjaarsfolder 2022 jpg

Share

De grip wordt steeds extremer voor steeds meer topspin (NRC)

Tennisgrepen – Hoe tennissers tegenwoordig hun racket vasthouden, verschilt van vroeger. „Je ziet enorme versnellingen van het racketblad waarbij de bal veel spin en vaart krijgt.”

Kijk naar de manier waarop Iga Swiatek (20), de nummer 1 van de wereld, haar racket vasthoudt. De knokkels van haar hand wijzen naar de grond. De palm van haar hand is onder de steel van het racket. Haar arm is gebogen. Het lijkt onmogelijk om een bal nu goed over het net te slaan. Maar juist door het racket zo vast te houden, kan ze de bal een enorme zwieperd geven met haar forehand. Ze maakt met deze greep de meest bizarre hoeken op de tennisbaan. Met de ‘western-greep’ kan de Poolse met haar racket extreem agressief zwaaien, veel meer dan met conventionelere, grepen.

Door de snelle opwaartse beweging, à la een ruitenwisser, krijgt de tennisbal veel effect mee. Deze extreme rotatie van de bal, ‘topspin’, zorgt ervoor dat de bal hoog over het net gaat en daarna snel daalt. Swiatek kan daarmee bijna elke bal op volle kracht slaan, omdat de bal toch wel weer binnen de lijnen stuitert, dankzij de extreme topspin. Na de stuit ‘schiet’ de roterende bal extreem door. Het is een slag die haar zeker op gravel een groot voordeel geeft. Mede daarom is Swiatek de grote favoriete voor Roland Garros.

Continental

Een tennisgreep heeft er niet altijd zo uitgezien. Wie de overwinning terugkijkt van de Amerikaanse tenniskampioene Billie Jean King bij de US Open in 1971, ziet een tennisster met een veel minder extreme greep: de ‘continental’. Hiermee houdt een tennisser het racket vast zoals je iemand de hand schudt.

Met deze klassieke greep, tot ver in de jaren zeventig de meest voorkomende, slaat King (nu 78) op een elegante manier door de bal. Het was belangrijk om de bal ‘na te wijzen’ en een zo lang mogelijke zwaai te maken. Hoe langer, hoe beter. De pols bleef strak om het racket om vlakke ballen over het net te plaatsen. Die ballen bleven laag op het gras.

King speelde met haar houten racket in een tijd waar plaatsing belangrijker was dan snelheid. Service-volley was de norm, de wedstrijd won je aan het net.

Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.27.32

Eastern

De Zweed Björn Borg, die van 1976 tot 1981 zes keer Roland Garros en vijf keer Wimbledon won, was een pionier. Hij hield zijn racket anders vast, in een stijl die ‘eastern’ werd genoemd, een term afkomstig van de speelstijl in het oosten van de VS.

Borg (nu 65) draaide zijn vingers een paar centimeter naar beneden, zodat hij ruimte kreeg om in plaats van horizontaal meer naar boven uit te zwaaien met zijn racket. Daarmee sloeg hij topspin. In plaats van elk punt naar het net te stormen, kon hij ook vanaf de baseline punten winnen. Hij had een manier gevonden om hard te slaan, maar de bal nog in het spel te houden. De baan van de bal werd steeds meer een ‘boogje’.

Kunststofrackets zorgden er na het tijdperk-Borg voor dat de ballen nog harder konden worden geslagen. Topspin met de eastern-greep werd de norm in de jaren tachtig en negentig. Roger Federer (40), wiens comeback in de herfst wordt verwacht na een knieoperatie, speelt nog steeds met deze greep. Mede daardoor heeft het spel van de Zwitser een klassieke look.

Lees verder op nrc.nl (22/05/2022)

Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.33.46

Share

‘In het tennis is je forehand het zwaard en het backhand je schild’ (NRC)

Tennis – In het mondiale toptennis is de dubbelhandige backhand de norm. Groot voordeel van deze manier van slaan is een goede return.

In de Accor Arena in Parijs kijkt Novak Djokovic (34) naar de overkant van het net. Hij zegt tegen zichzelf dat hij al te lange backhandrally’s met Daniil Medvedev (25) op de groene indoorbaan moet vermijden. Hij heeft aan die kant zijn gelijke gevonden. De lange Rus was hem op die manier de baas in New York, toen hij de US Open kon winnen en daarmee een unieke calendar slam. Als de Serviër zijn 37ste mastertitel wil winnen en het jaar als nummer 1 wil afsluiten, moet hij afwisselen. Zijn backhand slim gebruiken en toeslaan met zijn forehand.

Als Medvedev de eerste set wint, transformeert Djokovic naar iets wat hij nooit was. De allrounder gaat service-volley spelen om de diep staande Rus te verrassen. Het lukt. De wedstrijd haalt hij in de derde set binnen met ouderwets spel. Een geplaatste backhand langs de lijn fungeert op matchpoint als voorzet voor de winner met de forehand.

Djokovic sloeg vorige week in de finale van de Parijs Masters tegen Daniil Medvedev in de hele wedstrijd maar één winner met zijn dubbelhandige backhand. Deze slag van de Serviër is volgens zijn oude tactische coach Craig O’Shannessy, die hem tussen 2017 en 2019 naar vier grandslamzeges begeleidde, de beste backhand van de wereld. Alleen Medvedev weet er raad mee. Djokovic gebruikt de slag waar hij volgens O’Shannessy voor bedoeld is.

„In het toptennis is je forehand het zwaard en je backhand het schild”, zegt de analist van de ATP, de Italiaanse tennisbond en The New York Times. „Dat sterke schild houdt hem levend op de baan. Daarmee kan hij zich ingraven in harde rally’s. De dubbelhandige backhand is het anker van Djokovic.”

De Serviër won twintig grandslams en kwam dit jaar één zege tekort om de calendar slam te winnen. Medvedev en de Duitser Alexander Zverev (24) completeren de mondiale top-3. Zij wonnen dit jaar respectievelijk vier en vijf toernooien.

Lees verder op nrc.nl (14/11/2021)

Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.40.14

 

Share

Dubbelspeler David Pel: ‘Elk punt is weer een schaakspel’ (Het Parool)

HET PAROOL – Amsterdammer David Pel (28) heeft samen met Sander Arends (28) voor het eerst in zijn tenniscarrière een wildcard voor het prestigieuze ABN Amrotoernooi gekregen. De debutant in de top 100 vertelt over de kunst van het dubbelspel. 

David Pel speelde in 2019 31 toernooien. Beeld Hilde Harshagen
David Pel speelde in 2019 31 toernooien.BEELD HILDE HARSHAGEN

Als Sander Arends gebogen bij het net staat en met zijn pink op zijn rug naar beneden wijst, weet de linkshandige Pel wat hij moet doen. Dan moet dat twee meter lange lichaam die machtige service naar de binnenkant van het servicevak beuken. Vervolgens weet dubbelspecialist Arends wel raad met de return en kan hij het punt met een volley afmaken. Als Arends aan het net een middelvinger aan de pink toevoegt, weet Pel dat hij op het lichaam van de tegenstander moet mikken.

Het dubbelspel is een onzichtbaar maas van vaste patronen die op het andere koppel worden losgelaten. Een service naar buiten lijkt aantrekkelijk. Zeker recreatieve tennissers geven daar vaak de voorkeur aan, maar dat geeft de tegenstander op topniveau juist de hoek om de netspeler te passeren.

Als Pel moet retourneren, geeft Arends met signalen aan of hij gaat rennen, ‘oversteken’, om de bal te onderscheppen. ‘Poachen’ heet dat in tennisjargon. Aanvallend tennis. Dat is wat Arends en Pel moeten spelen. Als ze allebei aan het net staan om te volleren, zijn ze op hun best, vindt Pel. Ze zijn geen baseliners die met harde klappen van achteruit een punt kunnen winnen.

Een lelijke supertiebreak

“Het is elk punt weer schaken,” legt Pel uit, als hij net een paar uur terug is uit India, waar hij vorige week in Poona in de eerste ronde van het dubbelspel werd uitgeschakeld door land­genoot Robin Haase en zijn Zweedse gelegenheidspartner Robert Lindstedt. Het werd 10-8 in de beslissende supertiebreak. “Dat was een lelijke,” zegt Pel. “Wij stonden een set en een break voor: 7-6, 3-2. Eén of twee punten, en dan kantelt zo’n dubbelwedstrijd.”

Pel vertelt over het spel, dat veel korte punten, positiewisselingen en variatie kent, in het stramien van service, return en volley. “Je speelt vaste patronen met elkaar. Alleen is elke tegenstander anders. Daarom maak ik van alle tegenstanders tegen wie we spelen of trainen notities in mijn telefoon. Het is een hele database. Dat nadenken over de tactiek vind ik heel erg leuk. Wat onze tactiek is als het 8-8 staat in de supertiebreak? Goede vraag. Als de vaste patronen nog werken, proberen we ons daar aan vast te houden. Anders moet je iets out of the box doen, zoals een lob.”

David Pel leerde tennissen bij het in Amsterdam roemruchte Popey Gold Star op de Zuidas, dat nu al een tijdje ter ziele is. Hij was jeugdkampioen van Nederland in het enkelspel, maar hoger dan de 885ste plaats kwam hij als enkelspeler niet op de wereldranglijst. In 2015 besloot hij zich definitief op het dubbelspel te richten. Het bleek een schot in de roos. Geleidelijk klom hij van de 900ste plek naar de 200ste in 2017 en de top 100 in 2019. Hij begon op het laagste prof­niveau, de futures. Nu speelt hij vaak challengers en af toe ATP-toernooien, het op een na hoogste niveau, net onder de grandslams.

Dit seizoen is het heilige doel hun debuut op Wimbledon te maken. Daarvoor moet de gecombineerde ranking van Pel en Arends 150 of lager zijn. Nu staat Pel rond de 100ste plek en Arends rond de 80ste. Een entree op het gras in Londen is dus zeker mogelijk.

Geen vetpot

Pel werd in december met Arends Nederlands kampioen dubbel en won afgelopen jaar drie challengers. Hij speelde in 2019 31 toernooien en kon voor het eerst in zijn tennisleven een positief eindsaldo noteren. Het is nog geen vetpot. Op de challengers wordt er relatief weinig verdiend in het dubbelspel. Daarom zijn ATP-toernooien het doel. “De top 30 is voor ons als dubbelspelers de magische grens. Dan kun je écht goed geld verdienen.”

Met zijn 28 jaar heeft Pel in zijn ogen nog genoeg jaren voor zich, omdat het dubbelspel fysiek minder belastend is dan het enkelspel. Volgens hem is het vooral de mentale belasting die bij het dubbelen zwaar kan zijn. In een paar punten kan de wedstrijd kantelen. Daarom praat de Amsterdammer veel met een sport­psycholoog. “Over ademhalingstechnieken. Hoe je met de druk omgaat. Maar ook over de relatie met Sander.”

Pel heeft een relatie met tophockeyster Alma Fenne van Kampong, maar hij moet bekennen dat hij Sander Arends vaker ziet. En dat is een bijzondere speler. Een dubbelfenomeen. “Ik ben echt een teamspeler en kan Sander goed laten spelen. Sander is een echte dubbelaar en kan een zuiger zijn op de baan, maar we vullen elkaar goed aan. We hebben afgesproken om op de lange termijn met elkaar te blijven dubbelen.”

Pel moet bekennen dat hij zich soms een vreemde eend in de bijt voelt in het internationale tenniscircuit. Hij noemt die wereld ‘heel erg egoïstisch’. “Er hangt een raar sfeertje. Misschien kan het ook niet anders. Je steelt toch geld en ranglijstpunten van elkaar.”

De goedlachse speler geniet desalniettemin van het tennis­leven als semiprof. “Het is fantastisch. Ik doe iets wat ik heel leuk vind. Alleen de hotelkamers zijn eenzaam.” Van zijn vriendin kreeg hij onlangs een ukelele, om de uren in zijn hotelkamer te vullen. En hij probeert veel te lezen.

Woensdag staat Pel samen met Arends voor het eerst met een wildcard in het hoofdtoernooi van het ATP-toernooi in Rotterdam. Ze spelen tegen de ervaren Zuid-Afrikaan Raven Klaassen (37) en de Oostenrijker Oliver Marach (39), de nummer 13 en 29 van de wereld. Op papier een lastige loting.

Mochten ze ver komen, dan is Wimbledon alweer een stuk dichterbij. Pel: “Vorig jaar was het ABN Amro het eerste toernooi dat ik samen met Sander dubbelde, dus dat is wel bijzonder. Wij zien dit echt als het vijfde grandslamtoernooi. Zo belangrijk is het voor ons.”

 null Beeld Jamie Groenestein

Share

Iedere tennisser is geobsedeerd door zijn speelsterkte (30-40.nl)

In het tennis heb je geen naam, maar ben je je speelsterkte. Een nummertje. En dat vindt iedereen prima, denkt Sander Collewijn.

‘Op mijn pasje ben ik een zeventje, maar als ik deze zomer iets meer ga spelen, ben ik zeker wel een zesje.’

Let vooral op het verkleinen van het nummer. Zelfbedrog en een verkeerd zelfbeeld gaan hand in hand met de speelsterkte van de tennisser. In het tennis is je naam niet belangrijk. Het enige dat telt is je nummer op je pasje, of je online profiel op MijnKNLTB. Jouw nummer vertelt jouw tennisverhaal.

Er is geen sport, die zo strak op rangen en standen is ingericht, als het tennis. Er is ook geen sport waar dat zo geaccepteerd en gewaardeerd wordt. Wedstrijden spelen op het eigen niveau is wat elke sporter wil. Zeker in het tennis, waar de een tegen een en de twee tegen twee niveauverschillen feilloos blootlegt.

Geen mooie vrouw, maar een nummer. Foto: Jayson Hinrichsen

De speelsterkte zelf is als het omgekeerde rapportcijfer, van één tot negen, waar alleen de tien ontbreekt. De 1’tjes willen tegen de 1’tjes spelen. De 9’tjes tegen de 9’tjes. Ben je speelsterkte 1, dan ben je een prof of semi-prof en de blitskikker van de tennisclub. Ben je een negen, dan begin je net met tennis. De 8’tjes zijn de Jan Modaal van het tennis. Want hoe blind tennisfans zich ook kapot kunnen staren op de topspelers en de betere speelsterktes, minimaal tachtig procent van de meer dan een half miljoen tennissers in Nederland zijn niveau 8 of 9.

Dus waar hebben we het eigenlijk over?

We hebben het erover omdat het leuk is om over na te denken, om een beetje over te filosoferen. De verschillende nummers zijn vaak archetypes.

Het 3’tje is op de gemiddelde tennisclub vaak de beste speler. Het oude ‘B1’ blijft een statussymbool en is een speelsterkte die lekker bekt op het feestje of tijdens de competitieschotel. De 7 is tijdens een conversatie noch vlees noch vis. Zeven betekent dat je beter bent dan een 8, dat je de bal vaker dan tien keer over het net terug kan slaan.

Deze verdeling in speelsterktes en vaardigheden vinden tennissers heerlijk en heeft zijn rol. De 3’tjes mogen tijdens de competitie en de toernooien op de centrecourts van de clubs spelen, op baan 1. Met nieuwe ballen, veel theater en gekreun.

Het 8’tje schaamt zich per definitie voor het eigen spel en vindt het eigenlijk lekker om op een open toernooi in de gemengd dubbel 8, met een setje ballen waar de hond nog zijn neus voor zou ophalen, naar baan 13 te worden geleid, om daar drie uur lang lobs over de netspeler proberen te slaan.

Foto: Tiago Aleixo

De echt hoge speelsterktes pochten meestal niet over hun speelsterktes. De 1’tjes, 2’tjes en 3’tjes zijn het gewend om geadoreerd te worden en weten dat hun lage nummer de kans op gewilde slaapplaatsen op zondagavond verhoogt.

De 8’tjes en 9’tjes verontschuldigen zich steevast als ze over hun tennis praten. Zoals zoveel tennissers zich snel lijken te schamen en indekken voor hun eigen capaciteiten. ‘Ik speel niet fanatiek’, verontschuldigen ze zich. Dit zijn vaak de tennissers die eerder hun eigen vaardigheden downgraden, zichzelf indekken, dan dat ze onterecht pochen.

De speelsterktes die het hards liegen over hun kunnen zijn de middencategorie-spelers. De 4’tjes tot en met de 7’tjes van de club. De competitiespelers die geobsedeerd zijn door hun rating.

Hun eigen speelsterkte dikken ze een beetje aan of overdrijven ze, zoals eerder aangegeven. Het standaard praatje is: ‘ Op mijn pasje ben ik een vijf.’

Gevolgd door een ‘Maar.’

Er zijn duizenden redenen waarom die eeuwige 5 nooit van z’n leven een 4 zal worden, hoewel hij of zij er zelf nog in gelooft.

De greep en manier waarop de tennisser de bal slaat, suggereert dat hij niet meer dan een 6’je kan zijn. Foto: Dean Drobot

Die duizend redenen kunnen de volgende zijn, in willekeurige volgorde: blessures, kwetsbare en matige backhand, vroeger te weinig tennisles gehad, te vroeg gestopt toen ze gingen studeren, te lang met het verkeerde racket gespeeld, een echtscheiding die erin hakte, al een tijdje niet zo lekker in hun vel, te veel op smashcourt gespeeld, dubbelpartner is een vriend, sociaal geweldig, maar kan niet heel goed tennissen, erg lang een slechte tennistrainer gehad.

En dan volgt nog het Excuus Der Excuses, voor de tegenvallende speelsterkte: ‘Tegen betere speelsterkte speel ik altijd heerlijk. Die slaan ook lekker door, maar als ik tegen iemand van mijn eigen speelsterkte speel, die niet zo dóórslaan, dan daar is niet tegen te tennissen.’

Zo vergevingsgezind en kritiekloos we soms naar onze eigen speelsterkte kijken, zo genadeloos en scherp kijken we naar anderen op het tennispark. Dat is ook een leuke hobby. De speelsterkte van iemand die je ziet spelen inschatten. ‘Dat is zeker een 3’tje, of anders een goede 4. Dat is denk ik een zesje, omdat zij choket in wedstrijden. Maar ze heeft de slagen van een 5’je. Ah, dat is een 2’tje denk ik, of een hele goede 3. Een soort tweeëneenhalf, die moet vroeger nog internationaal hebben gespeeld. 

Eigenlijk zou het hele speelsterktesysteem van tennis 1 op 1 naar andere sporten kan worden gekopieerd. ‘Ik ben in poolen wel echt een zeventje. In skiën ben ik wel weer echt een drietje.’

Of eigenlijk naar de hele maatschappij. ‘In multitasken is hij echt een vijfje, in luisteren een 9’tje maar in presentaties geven is hij echt wel een 2.’

Mijn naam is Sander Collewijn, maar dat boeit niet. Want ik zit op tennis en dan ben je alleen maar een nummertje. Ik ben nu* 4 in de single en 5 in de dubbel. Ik stond jarenlang 3/3 op mijn pasje.

Maar….

*update 2023: 4 in de single en 3 in de dubbel

 

Share

Tennissen op een geheime baan in coronatijd (blog)

Het begon met een telefoontje van een goede vriend. Hij had bij het wandelen met zijn kinderen een tennisbaan gevonden in het bos. Een verslag van een zoektocht naar een tennisbaan, in tijden van strenge lockdowns.

De eerste lockdown in maart 2020 was er een van angst. Als ik tenniste, keek ik opeens weer écht naar de tennisbal, en hoe dat vilt er ook alweer op zit. De bal is eigenlijk het enige dat je als tennissers deelt, in de sport die gemaakt lijkt om afstand te houden. Zelfs het gravel leek nog verdachte in de overdracht van het virus. Ook de haren van een tennisbal leken de onbekende ziekte over te kunnen dragen, via zweetdruppeltjes en adem van je vrienden.

Binnen een paar weken was bijna al ons tennisgenot afgepakt. Eerst sloten alle tennisparken. Grote gele borden joegen fanatieke tennissers weg. Tennissen op een openbaar tennispark was in de eerste lockdown illegaal geworden. De hekken gingen op slot, maar zelfs dat weerhield sommige tennissers niet om alsnog de baan te betreden, ook al hingen de netten er slap bij.

Snel was ik gewend aan de tijdelijke situatie. In het grote sport-niets van de lockdown, waar alleen sporten als hardlopen en fietsen was toegestaan, vond ik geluk bij een bakstenen netje op een miniveld, even buiten de gravelbanen van tennisclub Tiebreakers, naast het Flevopark in Amsterdam-Oost. Zo’n vijfhonderd meter van mijn huis.

Schermafbeelding 2021-10-08 om 14.47.43
De oefenmuur bij tennisclub Tiebreakers in Amsterdam-Oost.

M’n tennisvrienden en ik speelden opeens met plezier een half uur tennis op miniveldjes. Ook de tennismuur bleek opeens een lekkernij, die ik meer dan twintig jaar had genegeerd. ‘Het muurtje’ bleek net zo’n scherprechter als ik toen twaalf jaar oud was.

Een paar keer per week fietste ik ik naar het muurtje van Tiebreakers, dat me in al die jaren nooit was opgevallen. Maar in heel Nederland bleken voetballers, tennissers, hockeyers massaal de wet te overtreden, dus werd alles nog strenger.

Zelfs het muurtje met graffiti en de miniveldjes met stenen netten werden op een gegeven moment afgesloten. De lockdown was compleet voor de tennisser, niet aan te ontkomen. Willen tennissen op een tennisbaan stond bijna gelijk aan het plegen van een misdaad. Het was hartstikke illegaal.

Een vriend belde. ‘Ik liep vanochtend met de kids door het bos hier in […] en ik kom een privé-gravelbaan tegen. Ik had het nog nooit eerder gezien. Ik heb aangebeld bij dat huis.’

Toen we echt niet meer mochten tennissen, was tennissen ongeveer het enige dat ik nog wilde, zoals dat gaat met schaarste. Ik was zó desperate geworden om te tennissen dat ik op Google ‘huis met tennisbaan’ had ingetikt en op Funda alle huizen aanklikte met een tennisbaan, zelfs als het geen gravel was. Alle uithoeken van Nederland heb ik gezocht voor een betaalbaar huis met tennisbaan, van Friesland tot Limburg. Een privébaan was de enige legale oplossing voor onze problemen.

Op een gegeven moment had ik gevonden wat ik zocht. Een monumentaal pand, ver onder Utrecht maar nog binnen een uur rijden op de A2. Een wit huis met een rode tennisbaan in de achtertuin. Op de foto’s leek het op smashcourt, omdat de ondergrond er zeer vlak bij lag. Het was dat vreselijke smashcourt, of het was een gravelbaan die er bizar goed bij lag. Het was minimaal tweehonderdduizend euro duurder dan we eigenlijk konden betalen, maar ik was toch nieuwsgierig.

’s Nachts drukte ik toch een keer op de knop dat ik geïnteresseerd was en liet mijn telefoonnummer achter.

Schermafbeelding 2021-10-08 om 14.47.55
Het huis op Funda met de tennisbaan.

Een week later stonden mijn partner en ik op een schitterende gravelbaan. De makelaar zelf had niet door dat de foto’s van de tennisbaan op de website geen uitsluitsel gaven over de ondergrond. De baan had niet veel mooier gekund. Toen ik op de baseline stond, keek ik naar de witte accenten van het monumentale gebouw, en was uiteraard verkocht.

Het huis was verder als een droom, met open haard, hoge plafonds. Extreem veel ruimte, als je Amsterdam gewend bent. Veel hoefde er niet te gebeuren. Vanuit de keuken had ik uitzicht op een deel van de tennisbaan. Een droomhuis.

Ik kijk nog zeker één keer per maand naar het huis, waar we nooit zullen wonen. Omdat we het niet kunnen betalen, en omdat het in een gemeente ligt waar we nooit willen wonen.

Ondertussen kwam er een update van mijn goede vriend, over de mysterieuze tennisbaan in het bos. ‘Je bent al de zoveelste die belt’, gromde de eigenaar, die geen zin had in heel veel gedoe. Maar voor vijf euro per uur konden we weleens op zaterdagavond tennissen, als we alles netjes zouden achterlaten.

Een maand na de officiële lockdown ging het gebeuren. Zaterdagavond om zeven uur. Een uur tennissen. In de supermarkt kocht ik een paar blondbiertjes, die ik koud in mijn tennistas stopte. Ik had nog een blik met vier nieuwe tennisballen: check. Een oude tennisvriend van me zei ooit dat het leven te kort is om met slechte ballen te spelen en ik ben het met hem eens. Ik pakte mijn tennistas in, zoals ik ooit als 14-jarige mijn eerste tennistoernooien speelde. Alles dubbelchecken. Extra demper. Sporttape voor mijn pols. Handdoek. Liter water. Alleen het oranje AA’tje was ingeruild voor bier. En ik had een flesje desinfect mee.

Ik kreeg instructies om de geheime tennisbaan te vinden. Uit privacy-overwegingen en omdat ik wil dat niemand die dit leest weet om welke baan het gaat, zal ik alleen zeggen dat de instructies zo waren: ‘Ok, je kan er komen met auto. Het beste is om naar [adres] te navigeren. Er staat een bord dat je er niet in mag met auto’s maar je kan daar langsrijden. Grindweg volgen totdat je op gegeven moment naar links af kan. Na ongeveer 100 meter kom je bij de tennisbaan en daar zal je een auto geparkeerd zien staan. Moet lukken en anders even bellen!’

Volgende appje: ‘O ja, heb jij misschien nog 10 euro cash voor baanhuur?’

Een kwartier te vroeg ging ik rijden, zodat ik speling had, mocht ik de baan onverhoopt niet kunnen vinden. De uitleg bleek vlekkeloos. Na wat manoeuvres vond ik mezelf terug op een bospad, waar ik in de verte één auto geparkeerd zag. Dit kon niet missen. Het enige dat me verbaasde, was de omgeving. Het was pas het begin van een bos, maar toch ook weer zo afgelegen van de grote weg dat je het onmogelijk zomaar zou kunnen vinden als je er niet in de buurt woonde.

Schermafbeelding 2021-10-08 om 14.48.04
De ‘geheime’ tennisbaan in het bos.

Ik moest door een soort groene haag lopen en belandde toen in een soort fata morgana. Midden in dit bos in Nederland had iemand ooit een tennisbaan laten aanleggen, met Wimbledon en Roland Garros in z’n hoofd. Aan de zijkant was er een verhoging gemaakt, waar twee witte banken uitnodigend waren geposteerd. Om op de tennisbaan te komen, moest je een boog onderdoor. Het hekwerk was net anders dan op tennisclubs. Een stuk hout en wat gaas, dat was het, en dat onderstreepte het unieke. Pronkstuk was wat mij betreft het huisje naast de tennisbaan. Een houten huisje, met binnen een tafel, stoelen en een ijskast en allemaal houten rackets. Er was zelfs een werkende WC aan de achterkant. Aan alles was gedacht. Twee bezems om de lijnen wit te vegen.

Het was alsof ik weer voor de eerste keer ging tennissen na een lange blessure. Ik ging op de baseline staan en keek naar mijn tennisvriend, aan de overkant van het net. Maar ik keek vooral naar het bos, achter hem. Ik was alleen nog wat huiverig om de tennisbal lang vast te houden, zo bang was ik nog voor het virus.

Het bleef een beetje surrealistisch. Ik keek vooral vaak om me heen. Naar het bos, de eenzaamheid van de tennisbaan. Als tennisser speel je eigenlijk altijd op een park met meerdere banen. Na vijf minuten inspelen, tien minuten crossen, en puntjes spelen tot de zeven volgde een oefensetje. Ik won met 6-3, maar dat was bijzaak.

Na een uur en een gesprokkeld extra kwartiertje, gingen we op zeker twee meter afstand van elkaar zitten. We legden de envelop met tien euro – vijf euro per uur – op de tafel in het clubhuis annex tuinhuisje. Het was kwart over acht, het lentezweet druppelde eindelijk weer langs mijn armen. Ik opende twee flesjes La Chouffe en voelde me als in de gevangenisfilm Shawshank Redemption. Als de gevangenen na uren arbeid voor de verandering eens een biertje mogen drinken. Ze voelden zich in een abnormale situatie voor even normaal.

Schermafbeelding 2021-10-08 om 14.48.11
De ‘bosbaan’.

Die eerste paar weken gingen we elke zaterdagavond op onze bosbaan tennissen. Het was heerlijk. In de strenge lockdown was dit het enige uitje in de hele week. We hoefden geen agenda’s naast elkaar te leggen, want die was bij iedereen schoongeveegd. Elke zaterdagavond was tijd voor tennissen op onze idyllische privébaan en een biertje. Daarna drie kwartier naar huis rijden.

Ik heb overenthousiast nog nagekeken hoe duur dat is, een gravelbaan aanleggen, maar voor minder dan vijftigduizend euro gaat dat niet lukken.

Nog even doorsparen, voor de volgende pandemie.

Share

‘Je moet de bal eerst strelen, voordat je hem kunt slaan’

Parool – Botic van de Zandschulp werd in december verrassend Nederlands kampioen in het enkelspel, én in het dubbelspel met tennistrainer Sidney de Boer. Martin Simek speelt op de achtergrond een grote rol.

Toen Robin Haase hem na de finale van het NK – 4-6, 7-6, 6-4 – aan het net een nogal slap en snel handje gaf om hem te feliciteren, wist Botic van de Zandschulp dat het goed zat. “Dat betekent dat ik in z’n hoofd was gekropen.” Haase is veruit de beste Nederlandse tennisser op de wereldranglijst, de nummer 58. Van de Zandschulp stond aan het begin van 2016 1180ste van de wereld. Aan het einde van het jaar was hij de nummer 402. Toch werd híj Nederlands kampioen.

Toen dezelfde Van de Zandschulp – die woont in Veenendaal – met zijn tennisvriend Sidney de Boer – uit Zaandam – ook in het dubbelspel op miraculeuze wijze de Nederlandse titel won door het veel hoger aangeslagen duo Wesley Koolhof en Matwé Middelkoop te verslaan, kon De Boer niet stoppen zijn dubbelpartner te knuffelen. Logisch: De Boer staat 1059ste in het dubbel. Van de Zandschulp 568ste.

De Boer is geen natuurtalent. Daarom had de tennistrainer maar één doel in zijn tennisleven: dubbelkampioen van Nederland worden. Een doel dat door anderen nooit serieus werd genomen. “Die titel was daarom echt magisch,” vertelt De Boer in het Frans Otten Stadion in Amsterdam-Zuid.

‘Martin praat veel buiten de baan. Op de baan praat hij zo min mogelijk. Dan laat hij je voelen’

Eigenlijk mochten ze helemaal niet meedoen aan de NK, omdat De Boer buiten de top 20 stond. Alleen met een wildcard konden ze tot het toernooi worden toegelaten. De Boer zat uren achter zijn computer op de F5-knop van zijn toetsenbord te drukken om zijn browser te vernieuwen en te zien of ze ingeloot waren. Van de Zandschulp wist al lang dat de wildcard binnen was, maar zei niets tegen De Boer. Ze moeten er nu nog steeds om lachen.

Botic en Sidney

→ Sidney de Boer (l) en Botic van de Zandschulp. ‘In het begin toen Martin bij ons op de baan stond, dacht ik: wat is dit voor verstrooide man? Maar nu ik de progressie bij Sidney zie, snap ik het.’ Foto: Mats Van Soolingen

Eerst zonder bal

Als tennisdubbel – en als interviewduo – vullen ze elkaar aan en hebben ze veel plezier samen. Het verbindende element en de inspirator in hun verhaal is de Tsjechische Nederlander Martin Simek, de excentrieke radio- en televisiemaker én tennistrainer. Simek (63) kan zelf niet meer alle slagen voordoen, maar weet zijn levenslange ervaring als tenniscoach nog steeds over te brengen. Ambitieuze tennissers vliegen regelmatig naar Zuid-Italië, naar het woeste Calabrië, om zich te laten bijscholen op hun moeilijke weg door de lagere regionen van het internationale toptennis, de futures en de challengers.

Anderhalf jaar geleden trok De Boer de stoute schoenen aan en ging naar Simek toe. “Martin, ik zou graag nog een goede tennisspeler willen worden.”

Simek vertelt vanuit Calabrië wat er daarna gebeurde. Hij moet eerst potlood en papier pakken, omdat hij tijdens het gesprek wil tekenen. “Sidney was al 24 jaar en ‘maar’ de nummer 50 van Nederland. Toen ik begon te werken met Michiel Schapers (uiteindelijk een van de meest succesvolle tennissers van Nederland) was hij 21 jaar oud en stond hij twaalfde van Nederland. Maar ik vond Sidney een leuke jongen. Ik heb hem eerst zonder bal laten tennissen en bewegen. Ik wilde zien of hij het talent van Johan Cruijff of René van de Kerkhof had. En Sidney bleek geen Cruijff.”

Water in een rivier

Toch was Simek ontroerd door de tennisliefde van De Boer, die alle boeken over tennis had gelezen. “Maar daar heb je niets aan,” zegt Simek. “Dat is alleen maar ballast. Daar word je gek van. Het is tweedehands kennis. Kennis moet je doorleven. Zoals Cruijff zei. Je gaat het pas zien als je het doorhebt. Dus heb ik een plan gemaakt voor Sidney. Ik wil dat hij een van de jongste coaches wordt die straks op de proftour tennissers gaat begeleiden. Sidneys grootste talent is bescheidenheid en incasseringsvermogen. Laatst zei hij dat het zoeken naar de juiste uitvoering van een tennisslag hetzelfde is als water dat zijn weg zoekt in een rivier. Dat is het belangrijkste wat hij tot nu toe tegen me gezegd heeft.”

Succes in het dubbelspel en een toekomst als coach komen voor De Boer steeds dichterbij dankzij de begeleiding van Simek. “Martin vindt dat je eerst de bal moet kunnen strelen, voordat je hard naar de overkant kunt slaan. Martin praat veel buiten de baan. Op de baan praat hij zo min mogelijk. Dan laat hij je voelen wat je beter moet doen. Bij de return maak ik een te grote achterzwaai. Dus knipte hij de snaren uit m’n racket en deden we een oefening waarbij de bal door mijn racket moest. Dan houd je wel op een achterzwaai te maken. Martin is een mentor voor mij. Hij traint mij op alle vlakken. Maar ik ben geen gelovige of zo. Dat hij een profeet is en ik hem aanbid.”

Van de Zandschulp onderbreekt hem hard lachend: “Een beetje wel! In het begin toen Martin bij ons op de baan stond, dacht ik: wat is dit voor verstrooide man? Maar nu ik de progressie bij Sidney zie, snap ik het.”

Carrière voorbij

De Nederlandse tenniswereld was in december vooral verbaasd over de manier waarop Van de Zandschulp Nederlands kampioen werd. Hij was zo zenuwachtig dat hij hoopte dat hij de toss zou winnen en Haase kon laten beginnen met serveren. Dat mislukte. Haase won de toss en liet slim zijn nerveuze tegenstander als eerste serveren. Van de Zandschulp leverde meteen zijn service in en werd pas rustig nadat hij zijn eerste game had gewonnen. Daarna ging hij steeds beter spelen en in de derde set vloog hij over de baan, terwijl hij de beste tennisser van Nederland van hoek naar hoek stuurde.

Simek

→ Martin Simek: ‘Ik heb een plan gemaakt. Ik wil dat Sidney een van de jongste coaches wordt op de proftour.’ANP Kippa

Twee jaar geleden nog leek de tenniscarrière van Van de Zandschulp voorbij. Hij had in een douche een virus opgelopen en kreeg allemaal blaasjes op z’n handen en voeten. Zijn handen begonnen te vervellen en hij kon geen racket vasthouden. Het gleed telkens uit zijn handen. Toen zijn handen eindelijk genezen waren, koos hij er in november 2015 voor om zijn tenniscarrière toch nog drie jaar de kans te geven. Hij traint nu met Bas Coulier bij Amstelpark en spart af en toe met De Boer en Simek in Amsterdam.

Als een liefhebber

Zijn held is de Spanjaard Rafael Nadal. Misschien mag hij tijdens het ABN Amrotoernooi in Rotterdam met hem trainen. Want de prestaties van de Nederlandse enkel- en dubbelkampioen zijn niet onopgemerkt gebleven. Hij heeft van toernooidirecteur Richard Krajicek een wildcard gekregen voor het kwalificatietoernooi.

Al bij hun eerste ontmoeting werd Simek betoverd door zijn talent. Als het aan Simek ligt, speelt Van de Zandschulp binnen een paar jaar Davis Cup voor Nederland. “Ik wist niet wat ik zag. Een soort Miroslav Mecir. Normale spelers oefenen slagen. Maar spelers als John McEnroe en Mecir hebben geen slagen. Die zitten aan de bal zoals een liefhebber aan de vrouw zit. Die raakt ze met aandacht. Niet met wellust, maar met gevoel voor de vrouw.”

Simek wacht op een seintje van Van de Zandschulp om hem te mogen coachen. Misschien dat hij komend seizoen kan doorstoten, zodat hij daarna kwalificaties voor een grand slam mag spelen. Simek: “Botic behandelt ook iedere bal met gevoel. Hij is een hele gevoelige jongen. Je ziet tegenwoordig veel aangeleerde spelers. Maar ik zie sinds die eerste ontmoeting iemand die op geheel eigen wijze tennist. Ik denk dat die jongen heel groot kan worden. Als ik met hem ga werken wordt hij snel top 100. Maar hij heeft me nog niet gevraagd.”

Share