Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.58.07

Kijkend naar Maxime Cressy waan je je even in het Wimbledon van de jaren tachtig (NRC)

Wimbledon – Het ‘ware’ grastennis, service-volley, is zeldzaam geworden op Wimbledon. De Frans-Amerikaanse speler Maxime Cressy (25) houdt de speelstijl in ere.

Kijken naar Maxime Cressy (25) op Wimbledon is jezelf als kijker weer in de jaren tachtig en negentig wanen, toen service-volley-specialisten als John McEnroe, Boris Becker en Stefan Edberg domineerden op gras met hun atletische en aanvallende spel. De Frans-Amerikaanse tennisser doet deze weken als enige wat verder niemand op de All England Lawn and Croquet Club nog doet – of misschien nog durft: na elke service rent hij naar het net.

De wedstrijd dinsdag tegen Felix Auger-Aliassime op baan 3 in Londen, een intiem stadion met perfect gemaaid gras, is daarmee een contrast van speelstijlen. De ‘aanvaller’ tegen de ‘verdediger’ – de netbestormer tegen de baseliner. Zoals het vroeger John McEnroe was tegen Björn Borg, Pete Sampras tegen Andre Agassi en Martina Navratilova tegen Chris Evert.

Cressy is tegen de nummer 9 van de wereld de aanvaller, die de punten kort wil houden. De Canadees de opgejaagde, die probeert om zijn tegenstander elke keer te passeren. Meestal duwt de Amerikaan de volley na zijn machtige service subtiel naar de hoek en wint hij zo het punt. Soms schildert Cressy de bal kort achter het net met een stopvolley. De 1,98 meter lange Cressy verslaat de Canadees in een hoogstaande partij, waarin hij 134 keer naar het net rent en daar 95 punten maakt, een succespercentage van 71 procent. Hij laat daarmee bij zijn debuut op Wimbledon zien dat service-volley niet uitgestorven is.

Nul keer service-volley

Vijfentwintig jaar geleden sprintte meer dan de helft van de spelers op het snelle gras na hun eerste en tweede service naar het net. Dit veranderde in 2001, toen Wimbledon de samenstelling van het gras wijzigde. Het toernooi koos voor duurzamer gras, waar de balstuit gelijkmatiger en hoger was. In combinatie met betere snaren – meer controle – en betere rackets werd service-volley steeds minder een winnende tactiek in Londen. Verdedigende spelers kregen steeds meer ‘grip’ op de tennisbal en konden vaker de netspeler passeren.

Baseliners Lleyton Hewitt en David Nalbandian liepen in de finale van 2002 geen enkele keer naar het net na de service. Het bleek een kentering. In 2003 was het percentage service-volley dat door de mannen werd gespeeld nog maar 33 procent. Dit daalde naar tien procent in 2008. Vorig jaar was het percentage gezakt naar slechts vier procent.

Roger Federer (40), die dit jaar ontbreekt omdat hij nog herstelt van een knie-operatie, waarschuwde in 2017 al voor deze ontwikkeling. „Voor mij is het raar om te zien dat op ons niveau bijna iedereen waar ik tegen speel, weigert service-volley te spelen. Dat is fantastisch voor mijn kansen”, zei Federer, nadat hij voor de achtste keer het toernooi had gewonnen. „Goede dingen gebeuren aan het net. Je wil daar zijn, en je moet daar tijd spenderen om je er vertrouwd en goed te voelen.”

 

Roger Federer Sander Collewijn Ambo Anthos 2022

Boek ‘Tijdperk Roger Federer’ verschijnt in 2023

Het boek ‘Tijdperk Roger Federer – de briljante carrière van de beste tennisser ooit’ van Sander Collewijn bij uitgeverij Ambo|Anthos is een in-depth analyse van de beste tennisser aller tijden. Hij is 41, stokoud voor een toptienspeler in het moderne tennis. Hij stond maar liefst 310 weken bovenaan de ATP-ranglijst, waarvan 237 weken achtereen. Gedurende zijn carrière sloeg hij een duizelingwekkende 130 miljoen euro aan prijzengeld bij elkaar.

Overal waar getennist wordt, wordt over Roger Federer gesproken. De koning van Wimbledon – tien finales, acht titels – was jarenlang onverslaanbaar op de ATP-tour, en ook toen de giganten Nadal en Djokovic zich meldden bleef Federer in het middelpunt van de belangstelling staan. Nu het einde van Federers tenniscarrière nadert, neemt Sander Collewijn die nog eens onder de loep. Hij analyseert de technische tennisser, de mentale tennisser, de zich ontwikkelende tennisser, de winnende en de verliezende tennisser.

Maar ook Federer als mens, als vader, als merk en als icoon. Sander Collewijn was bij twee van de belangrijkste wedstrijden van Federer: Rome 2006 en Australian Open 2017. Wat Sander Collewijn daar heeft gezien tartte zijn voorstellingsvermogen, en die bewondering voor deze sportman zette hij om in dit prachtige boek Tijdperk Roger Federer.

Voorjaarsfolder 2022 jpg

Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.17.29

De grip wordt steeds extremer voor steeds meer topspin (NRC)

Tennisgrepen – Hoe tennissers tegenwoordig hun racket vasthouden, verschilt van vroeger. „Je ziet enorme versnellingen van het racketblad waarbij de bal veel spin en vaart krijgt.”

Kijk naar de manier waarop Iga Swiatek (20), de nummer 1 van de wereld, haar racket vasthoudt. De knokkels van haar hand wijzen naar de grond. De palm van haar hand is onder de steel van het racket. Haar arm is gebogen. Het lijkt onmogelijk om een bal nu goed over het net te slaan. Maar juist door het racket zo vast te houden, kan ze de bal een enorme zwieperd geven met haar forehand. Ze maakt met deze greep de meest bizarre hoeken op de tennisbaan. Met de ‘western-greep’ kan de Poolse met haar racket extreem agressief zwaaien, veel meer dan met conventionelere, grepen.

Door de snelle opwaartse beweging, à la een ruitenwisser, krijgt de tennisbal veel effect mee. Deze extreme rotatie van de bal, ‘topspin’, zorgt ervoor dat de bal hoog over het net gaat en daarna snel daalt. Swiatek kan daarmee bijna elke bal op volle kracht slaan, omdat de bal toch wel weer binnen de lijnen stuitert, dankzij de extreme topspin. Na de stuit ‘schiet’ de roterende bal extreem door. Het is een slag die haar zeker op gravel een groot voordeel geeft. Mede daarom is Swiatek de grote favoriete voor Roland Garros.

Continental

Een tennisgreep heeft er niet altijd zo uitgezien. Wie de overwinning terugkijkt van de Amerikaanse tenniskampioene Billie Jean King bij de US Open in 1971, ziet een tennisster met een veel minder extreme greep: de ‘continental’. Hiermee houdt een tennisser het racket vast zoals je iemand de hand schudt.

Met deze klassieke greep, tot ver in de jaren zeventig de meest voorkomende, slaat King (nu 78) op een elegante manier door de bal. Het was belangrijk om de bal ‘na te wijzen’ en een zo lang mogelijke zwaai te maken. Hoe langer, hoe beter. De pols bleef strak om het racket om vlakke ballen over het net te plaatsen. Die ballen bleven laag op het gras.

King speelde met haar houten racket in een tijd waar plaatsing belangrijker was dan snelheid. Service-volley was de norm, de wedstrijd won je aan het net.

Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.27.32

Eastern

De Zweed Björn Borg, die van 1976 tot 1981 zes keer Roland Garros en vijf keer Wimbledon won, was een pionier. Hij hield zijn racket anders vast, in een stijl die ‘eastern’ werd genoemd, een term afkomstig van de speelstijl in het oosten van de VS.

Borg (nu 65) draaide zijn vingers een paar centimeter naar beneden, zodat hij ruimte kreeg om in plaats van horizontaal meer naar boven uit te zwaaien met zijn racket. Daarmee sloeg hij topspin. In plaats van elk punt naar het net te stormen, kon hij ook vanaf de baseline punten winnen. Hij had een manier gevonden om hard te slaan, maar de bal nog in het spel te houden. De baan van de bal werd steeds meer een ‘boogje’.

Kunststofrackets zorgden er na het tijdperk-Borg voor dat de ballen nog harder konden worden geslagen. Topspin met de eastern-greep werd de norm in de jaren tachtig en negentig. Roger Federer (40), wiens comeback in de herfst wordt verwacht na een knieoperatie, speelt nog steeds met deze greep. Mede daardoor heeft het spel van de Zwitser een klassieke look.

Lees verder op nrc.nl (22/05/2022)

Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.33.46

Fragment pokerboek ‘All-in – een reis door de wereld van het poker’ over Las Vegas

COLLEWIJN_All_wt 03 OMSLAG-thumbnail

Fragment uit het boek ‘All-in – een reis door de wereld van het poker’ (Ambo | Anthos. Genomineerd als beste sportboek 2017). Hoofdstuk over de World Series of Poker in Las Vegas. 

Alleen hier in Las Vegas, op dit moment, is het verschil zó groot tussen winst en verlies, tussen een half miljoen of 8,3 miljoen, tussen kleurloos vijftiende worden of gebombardeerd worden tot de nieuwe pokerambassadeur. Daarom is het ook Vegas. Een voetballer kan een strafschop in de laatste minuut zo raken met de voet en zo plaatsen dat de keeper kansloos is. De voetballer neemt het lot in eigen hand. Een pokerspeler kan perfect presteren, op de toppen van z’n rekenkundig en psychologisch vermogen en dan nog is er de laatste horde die beslist of hij doorgaat. Dat is de dealer, die de kaarten schudt en altijd het laatste woord spreekt. Geluk beslist over de waarde van die kaart.

Waar de behendigheid stopt en het kansspel het overneemt in het poker, is moeilijk in cijfers te vatten. Met een natte vinger kun je stellen dat succes in poker voor tachtig procent afhangt van de acties van de speler zelf en dat twintig procent afhangt van de kaarten. Het kansspelelement zit hem natuurlijk in de kaarten die de pokerspeler krijgt gedeeld, maar behendigheid en intelligentie bepalen wat de pokerspeler met die verschillende combinaties doet. De hoogte van de inzet verraadt alles en niets. Het kan zijn wat het lijkt, het kan een masker zijn. Helaas worden grote toernooien vooral beslist door all-ins, waarbij alle chips al in het midden liggen voordat er nog maar een kaart is gedraaid.

De bad beat is de nachtmerrie van de professionele pokerspeler die superieure beslissingen neemt ten opzichte van de mindere goden. Elke professional zou ervoor tekenen als het kansspelelement uit het spel zou worden gehaald. Dat de dealer bij een all-in eerst berekent wat de percentages zijn, in welke fase van het spel dan ook – preflop, flop, turn of river – en dan de chips toewijst aan de speler die procentueel voorloopt. Het kansspelelement heeft wel als voordeel dat mindere spelers af en toe winnen van betere spelers, en dat is weer goed voor de pokereconomie, want als altijd de beste spelers zouden winnen, zou de populatie vissen snel opdrogen.

Het kansspelelement wordt kleiner naarmate het aantal gespeelde handen groter wordt. Een professionele speler zal meer last hebben van het kansspelelement bij honderd handen, die live worden gespeeld. Bij tienduizend onlinehanden wordt dit kleiner. De agressieve en behendige pokeraar die fulltime pokert weet dit zo goed, dat hij beseft dat navigeren door een veld van zevenduizend pokerspelers, zonder bad beats op te lopen, een vrij onmogelijke taak is. Terwijl Matt Affleck al twintig potentiële mijnen heeft ontweken, stapt hij in het mijnenveld op de allergrootste mijn, net voordat hij écht heel rijk gaat worden.

Dit kansspelelement moet het plezier verpesten voor de echte fanatiekeling. Ik vraag me dan ook steeds vaker af welke professional echt van poker houdt. Houden van als in liefde om het continu te spelen en erover te praten? Geen enkele professional die ik ken wil zijn hele leven pokerspeler zijn, behalve Daniel Negreanu en Marcel Luske. Iedereen ziet het als een tijdelijke passie waarmee ze geld verdienen zodat ze over de vrijheid beschikken om te doen en te laten wat ze willen.

Tot het ochtendgloren op maandag de zondagtoernooien grinden is niet iets wat ze als vijftiger nog willen doen. Mijn liefde voor het spel is groeiende, maar het is een liefde geboren uit dezelfde noodzaak als de reden waarom pokerspelers pokeren, namelijk geld verdienen. Ik denk dat het moeilijker is om van poker te houden dan van tennis, maar dit kan pure projectie zijn. Tennissers zouden niets liever willen dan dat. Aan de andere kant: Andre Agassi moest naar eigen zeggen eerst tennis haten, om er als dertiger van te kunnen genieten. Net zoals ik eerst Las Vegas heb moeten haten.

Het leven in Las Vegas is ook weer zo slecht nog niet, als je eraan toegeeft. Nu is jezelf vol laten lopen met wodka misschien niet typisch Vegas, maar die avond past in de tweede week in deze woestijn. Goede gesprekken zijn hier niet belangrijk. Plezier maken des te meer. ‘What happens in Vegas, stays in Vegas,’ is het bekendste cliché over deze stad en het is niet voor niets een cliché. Het is een perfecte marketingslogan, ooit ontworpen door de stad zelf.

Ook Pulitzer Prizewinnaar J.R. Moehringer, die twee jaar in Las Vegas woonde om de autobiografie Open van tennisser Andre Agassi – The Las Vegas Kid – op te tekenen, moest in het begin niets van Vegas hebben. ‘While I was busy hating Vegas, and hiding from Vegas, a funny thing happened. I grew to love Vegas,’ bevestigt wat ik heb gevoeld in Vegas. Je kunt eindeloos huilen over wat er niet is, of je trapt het gaspedaal in en laat je verrassen.

Ik begin ook steeds beter te begrijpen waarom pokerspelers Las Vegas het walhalla vinden. Het is heel basaal: in Nederland bestaan ze niet, alleen in de kantlijn van de samenleving. In Las Vegas hebben ze een identiteit. In Nederland zijn ze uitschot, een onbegrepen deel van de beroepsbevolking. Niemand begrijpt wat het leven van een professionele pokerspeler inhoudt. Ze moeten continu uitleggen dat ze niet aan het gokken zijn, maar dat ze best een riant leven hebben opgebouwd door achter hun computer serieus online te klikken en het spel te bestuderen. Als ze om zeven uur ’s ochtends tweehonderdduizend euro hebben gewonnen met een onlinetoernooi, kunnen ze nergens terecht om ergens wat te eten en is er niemand om ze te feliciteren. Hier in Las Vegas wordt bevestigd dat hun manier van leven en geld verdienen heel normaal is.

Las Vegas stelt geen vragen, maar geeft antwoorden en faciliteert ze in hun vak van pokerspeler. Hier zijn ze de rocksterren met geld, die door iedereen met open armen worden ontvangen. Ze kunnen vierentwintig uur per dag legaal pokeren, in hotels en bars langs The Strip, en bij de meer dan vijftig toernooien van The World Series of Poker. Alle limieten kunnen hier worden gespeeld. In kroegen kunnen ze instappen in games van twee dollar. In hotels zijn er toernooien met een inleg van vijftig en honderd dollar. Maar ook de hoogste cashgames zijn hier te vinden, in de Bellaggio, het Rio, The Venetian en vooral in de Aria. Mochten ze toch even klaar zijn met de bad beats, dan kunnen ze terecht op een van de 130.000 fruitautomaten.

Ook het omdraaien van de dag en de nacht heeft hier in Vegas geen consequenties. Omdat alle casino’s toch – bewust – donker zijn van binnen en klokken afwezig zijn, heeft tijd hier geen invloed op het leven. Elk moment van de dag in Vegas is een goed moment om te pokeren, te eten, seks te hebben of te slapen. Niemand wordt hier door het natuurlijke ontwaken van het dagelijkse leven met de neus op de feiten gedrukt en afgestraft voor de dingen die eerder zijn gebeurd. Vegas is een eindeloos dóórgaan in een tijdloos bestaan dat pas ophoudt als je er weer vertrekt.

 

Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.39.05

‘In het tennis is je forehand het zwaard en het backhand je schild’ (NRC)

Tennis – In het mondiale toptennis is de dubbelhandige backhand de norm. Groot voordeel van deze manier van slaan is een goede return.

In de Accor Arena in Parijs kijkt Novak Djokovic (34) naar de overkant van het net. Hij zegt tegen zichzelf dat hij al te lange backhandrally’s met Daniil Medvedev (25) op de groene indoorbaan moet vermijden. Hij heeft aan die kant zijn gelijke gevonden. De lange Rus was hem op die manier de baas in New York, toen hij de US Open kon winnen en daarmee een unieke calendar slam. Als de Serviër zijn 37ste mastertitel wil winnen en het jaar als nummer 1 wil afsluiten, moet hij afwisselen. Zijn backhand slim gebruiken en toeslaan met zijn forehand.

Als Medvedev de eerste set wint, transformeert Djokovic naar iets wat hij nooit was. De allrounder gaat service-volley spelen om de diep staande Rus te verrassen. Het lukt. De wedstrijd haalt hij in de derde set binnen met ouderwets spel. Een geplaatste backhand langs de lijn fungeert op matchpoint als voorzet voor de winner met de forehand.

Djokovic sloeg vorige week in de finale van de Parijs Masters tegen Daniil Medvedev in de hele wedstrijd maar één winner met zijn dubbelhandige backhand. Deze slag van de Serviër is volgens zijn oude tactische coach Craig O’Shannessy, die hem tussen 2017 en 2019 naar vier grandslamzeges begeleidde, de beste backhand van de wereld. Alleen Medvedev weet er raad mee. Djokovic gebruikt de slag waar hij volgens O’Shannessy voor bedoeld is.

„In het toptennis is je forehand het zwaard en je backhand het schild”, zegt de analist van de ATP, de Italiaanse tennisbond en The New York Times. „Dat sterke schild houdt hem levend op de baan. Daarmee kan hij zich ingraven in harde rally’s. De dubbelhandige backhand is het anker van Djokovic.”

De Serviër won twintig grandslams en kwam dit jaar één zege tekort om de calendar slam te winnen. Medvedev en de Duitser Alexander Zverev (24) completeren de mondiale top-3. Zij wonnen dit jaar respectievelijk vier en vijf toernooien.

Lees verder op nrc.nl (14/11/2021)

Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.40.14

 

Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.47.57

Over de prijzenregen van de hockeysters hing een schaduw van angst en verdriet (Onderzoek NRC)

Hockeyvrouwen – Na de gewonnen Olympische Spelen van Tokio bleek er een angstcultuur te heersen onder bondscoach Alyson Annan. NRC onderzocht waaruit deze cultuur bestond. De vrouwenhockeyploeg, die dit weekend aan het WK begint, is nog altijd bezig een gezonde topsportcultuur te creëren.

Het is bloedheet in Tokio, tijdens de Olympische Spelen. Als een hockeyster van het Nederlands team in de zon komt, kan er altijd iemand zijn die er een corrigerende opmerking over maakt. Dat is de afspraak, in het Oranje van bondscoach Alyson Annan. In de zon zitten kan de prestaties verminderen.

De controle in de vrouwenhockeyploeg is groot. Al jaren. Vooral van de bondscoach, maar ook van de leidende speelsters binnen het team. Wanneer iemand met een mooie auto van zijn sponsor op Instagram staat, wordt dit door Annan belachelijk gemaakt. Als iemand mooie krullen heeft en hiermee prominent ¬¬op social media staat, kan diegene een smalende opmerking van de geboren Australische krijgen. Jezelf prominent op de voorgrond plaatsen is niet de bedoeling. Het team is belangrijker dan het individu. Zo heeft ze het meegekregen van Ric Charlesworth, haar leermeester in de tijd dat ze als hockeyster voor Australië uitkwam.

De Nederlandse hockeysters beginnen deze week aan het WK dat wordt gespeeld in Amstelveen en Terrassa. De afgelopen jaren won het team alles onder leiding van bondscoach Alyson Annan, in 2015 aangesteld. Europees kampioen, wereldkampioen en olympisch kampioen in Tokio.

De hockeybond besloot om niet het volledige rapport openbaar te maken. Dat er een angstcultuur was, was evident. Waaruit die bestond, bleef onopgehelderd. De speelsters zelf waren niet tevreden met de samenvatting van de KNHB. Ze kwamen drie dagen later met een statement, waarin ze zich beklaagden over de gemiste signalen: „Het gevolg is dat er een heel verdrietige situatie is ontstaan waarbinnen zowel speelsters als stafleden zijn geschaad.”

NRC deed de afgelopen maanden onderzoek naar de cultuur binnen de vrouwenhockeyploeg, een van de succesvolste Nederlandse sportteams in de moderne tijd. NRC sprak met 36 direct en indirect betrokkenen, vaak meerdere keren. Onder hen zijn oud-speelsters, coaches, assistenten, medisch specialisten, managers, bestuursleden van hockeyclubs en ouders van internationals. De feiten in dit verhaal werden steeds door meerdere bronnen bevestigd. Alle betrokkenen spraken op basis van anonimiteit – hun namen zijn bij de redactie bekend. Niemand wil in de hockeywereld bekendstaan als degene die opstond tegen Annan.

Uit het onderzoek rijst het beeld op van een cultuur waarin bondscoach Annan 24 uur per dag totale controle eiste over alles en iedereen. Een team waarin nauwelijks ruimte was voor het individu, speelsters continu op hun tenen liepen en alles in het teken stond van prestaties. Hoe lager iemand in de hiërarchie stond, hoe slechter diegene in de regel werd behandeld. Emotionele en medische grenzen werden overschreden door leidinggevenden. Signalen hiervan zijn sinds 2017 herhaaldelijk naar de KNHB gegaan, maar de hockeybond koos ervoor om Annan te behouden als coach.

Lees verder op nrc.nl (1/7/2022)

Schermafbeelding 2023-01-09 om 19.46.58

Schermafbeelding 2023-01-09 om 20.03.16

Het tweede honk blijkt al 135 jaar verkeerd te liggen (NRC)

Honkbal – Nieuwe regels moeten baseball aantrekkelijker maken. Zo komt in de Verenigde Staten het tweede honk na 135 jaar op de juiste plek in het veld te liggen.

Het is maar 34 centimeter. 13,5 inch, in de Engelse maat. Toch blijft het voor veel honkballiefhebbers even wennen, dat hun geliefde tweede honk misschien verschoven gaat worden richting de thuisplaat. De verhuizing van het tweede honk – voorlopig alleen in de Minor League, de competities onder de Major League – is onderdeel van meerdere spelregelexperimenten om het Noord-Amerikaanse honkbal attractiever en aanvallender te maken.

Het nieuws over het revolutionaire plan sijpelde vorige maand door via sportplatform The Athletic. Voor honkbalfans was het nogal vreemd om te horen dat het tweede honk al 135 jaar op de verkeerde plek ligt. De spelregelwijziging in de Minor League kan worden gezien als een correctie op een historische fout. Hoe zit dat?

Schermafbeelding 2023-01-09 om 20.04.27

Wie de honken op het veld van bovenaf bekijkt, ziet op het eerste gezicht een perfecte vierhoek: drie honken en een thuisplaat, met volgens de reglementen 27,50 meter afstand tussen elk honk. De lijnen van deze ‘diamant’ blijken minder perfect, als je er langer naar kijkt. Dan blijken de lijnen bij het eerste en derde honk mooi langs de zijkanten van de honken te lopen, maar het tweede honk hardhandig te doorkruisen.

Lees verder op nrc.nl.

Schermafbeelding 2023-01-09 om 20.05.47

Schermafbeelding 2021-10-12 om 21.38.51

Dubbelspeler David Pel: ‘Elk punt is weer een schaakspel’ (Het Parool)

HET PAROOL – Amsterdammer David Pel (28) heeft samen met Sander Arends (28) voor het eerst in zijn tenniscarrière een wildcard voor het prestigieuze ABN Amrotoernooi gekregen. De debutant in de top 100 vertelt over de kunst van het dubbelspel. 

David Pel speelde in 2019 31 toernooien. Beeld Hilde Harshagen
David Pel speelde in 2019 31 toernooien.BEELD HILDE HARSHAGEN

Als Sander Arends gebogen bij het net staat en met zijn pink op zijn rug naar beneden wijst, weet de linkshandige Pel wat hij moet doen. Dan moet dat twee meter lange lichaam die machtige service naar de binnenkant van het servicevak beuken. Vervolgens weet dubbelspecialist Arends wel raad met de return en kan hij het punt met een volley afmaken. Als Arends aan het net een middelvinger aan de pink toevoegt, weet Pel dat hij op het lichaam van de tegenstander moet mikken.

Het dubbelspel is een onzichtbaar maas van vaste patronen die op het andere koppel worden losgelaten. Een service naar buiten lijkt aantrekkelijk. Zeker recreatieve tennissers geven daar vaak de voorkeur aan, maar dat geeft de tegenstander op topniveau juist de hoek om de netspeler te passeren.

Als Pel moet retourneren, geeft Arends met signalen aan of hij gaat rennen, ‘oversteken’, om de bal te onderscheppen. ‘Poachen’ heet dat in tennisjargon. Aanvallend tennis. Dat is wat Arends en Pel moeten spelen. Als ze allebei aan het net staan om te volleren, zijn ze op hun best, vindt Pel. Ze zijn geen baseliners die met harde klappen van achteruit een punt kunnen winnen.

Een lelijke supertiebreak

“Het is elk punt weer schaken,” legt Pel uit, als hij net een paar uur terug is uit India, waar hij vorige week in Poona in de eerste ronde van het dubbelspel werd uitgeschakeld door land­genoot Robin Haase en zijn Zweedse gelegenheidspartner Robert Lindstedt. Het werd 10-8 in de beslissende supertiebreak. “Dat was een lelijke,” zegt Pel. “Wij stonden een set en een break voor: 7-6, 3-2. Eén of twee punten, en dan kantelt zo’n dubbelwedstrijd.”

Pel vertelt over het spel, dat veel korte punten, positiewisselingen en variatie kent, in het stramien van service, return en volley. “Je speelt vaste patronen met elkaar. Alleen is elke tegenstander anders. Daarom maak ik van alle tegenstanders tegen wie we spelen of trainen notities in mijn telefoon. Het is een hele database. Dat nadenken over de tactiek vind ik heel erg leuk. Wat onze tactiek is als het 8-8 staat in de supertiebreak? Goede vraag. Als de vaste patronen nog werken, proberen we ons daar aan vast te houden. Anders moet je iets out of the box doen, zoals een lob.”

David Pel leerde tennissen bij het in Amsterdam roemruchte Popey Gold Star op de Zuidas, dat nu al een tijdje ter ziele is. Hij was jeugdkampioen van Nederland in het enkelspel, maar hoger dan de 885ste plaats kwam hij als enkelspeler niet op de wereldranglijst. In 2015 besloot hij zich definitief op het dubbelspel te richten. Het bleek een schot in de roos. Geleidelijk klom hij van de 900ste plek naar de 200ste in 2017 en de top 100 in 2019. Hij begon op het laagste prof­niveau, de futures. Nu speelt hij vaak challengers en af toe ATP-toernooien, het op een na hoogste niveau, net onder de grandslams.

Dit seizoen is het heilige doel hun debuut op Wimbledon te maken. Daarvoor moet de gecombineerde ranking van Pel en Arends 150 of lager zijn. Nu staat Pel rond de 100ste plek en Arends rond de 80ste. Een entree op het gras in Londen is dus zeker mogelijk.

Geen vetpot

Pel werd in december met Arends Nederlands kampioen dubbel en won afgelopen jaar drie challengers. Hij speelde in 2019 31 toernooien en kon voor het eerst in zijn tennisleven een positief eindsaldo noteren. Het is nog geen vetpot. Op de challengers wordt er relatief weinig verdiend in het dubbelspel. Daarom zijn ATP-toernooien het doel. “De top 30 is voor ons als dubbelspelers de magische grens. Dan kun je écht goed geld verdienen.”

Met zijn 28 jaar heeft Pel in zijn ogen nog genoeg jaren voor zich, omdat het dubbelspel fysiek minder belastend is dan het enkelspel. Volgens hem is het vooral de mentale belasting die bij het dubbelen zwaar kan zijn. In een paar punten kan de wedstrijd kantelen. Daarom praat de Amsterdammer veel met een sport­psycholoog. “Over ademhalingstechnieken. Hoe je met de druk omgaat. Maar ook over de relatie met Sander.”

Pel heeft een relatie met tophockeyster Alma Fenne van Kampong, maar hij moet bekennen dat hij Sander Arends vaker ziet. En dat is een bijzondere speler. Een dubbelfenomeen. “Ik ben echt een teamspeler en kan Sander goed laten spelen. Sander is een echte dubbelaar en kan een zuiger zijn op de baan, maar we vullen elkaar goed aan. We hebben afgesproken om op de lange termijn met elkaar te blijven dubbelen.”

Pel moet bekennen dat hij zich soms een vreemde eend in de bijt voelt in het internationale tenniscircuit. Hij noemt die wereld ‘heel erg egoïstisch’. “Er hangt een raar sfeertje. Misschien kan het ook niet anders. Je steelt toch geld en ranglijstpunten van elkaar.”

De goedlachse speler geniet desalniettemin van het tennis­leven als semiprof. “Het is fantastisch. Ik doe iets wat ik heel leuk vind. Alleen de hotelkamers zijn eenzaam.” Van zijn vriendin kreeg hij onlangs een ukelele, om de uren in zijn hotelkamer te vullen. En hij probeert veel te lezen.

Woensdag staat Pel samen met Arends voor het eerst met een wildcard in het hoofdtoernooi van het ATP-toernooi in Rotterdam. Ze spelen tegen de ervaren Zuid-Afrikaan Raven Klaassen (37) en de Oostenrijker Oliver Marach (39), de nummer 13 en 29 van de wereld. Op papier een lastige loting.

Mochten ze ver komen, dan is Wimbledon alweer een stuk dichterbij. Pel: “Vorig jaar was het ABN Amro het eerste toernooi dat ik samen met Sander dubbelde, dus dat is wel bijzonder. Wij zien dit echt als het vijfde grandslamtoernooi. Zo belangrijk is het voor ons.”

 null Beeld Jamie Groenestein

johannes-krupinski-YnDuWNEPzwo-unsplash

Iedere tennisser is geobsedeerd door zijn speelsterkte (30-40.nl)

In het tennis heb je geen naam, maar ben je je speelsterkte. Een nummertje. En dat vindt iedereen prima, denkt Sander Collewijn.

‘Op mijn pasje ben ik een zeventje, maar als ik deze zomer iets meer ga spelen, ben ik zeker wel een zesje.’

Let vooral op het verkleinen van het nummer. Zelfbedrog en een verkeerd zelfbeeld gaan hand in hand met de speelsterkte van de tennisser. In het tennis is je naam niet belangrijk. Het enige dat telt is je nummer op je pasje, of je online profiel op MijnKNLTB. Jouw nummer vertelt jouw tennisverhaal.

Er is geen sport, die zo strak op rangen en standen is ingericht, als het tennis. Er is ook geen sport waar dat zo geaccepteerd en gewaardeerd wordt. Wedstrijden spelen op het eigen niveau is wat elke sporter wil. Zeker in het tennis, waar de een tegen een en de twee tegen twee niveauverschillen feilloos blootlegt.

Geen mooie vrouw, maar een nummer. Foto: Jayson Hinrichsen

De speelsterkte zelf is als het omgekeerde rapportcijfer, van één tot negen, waar alleen de tien ontbreekt. De 1’tjes willen tegen de 1’tjes spelen. De 9’tjes tegen de 9’tjes. Ben je speelsterkte 1, dan ben je een prof of semi-prof en de blitskikker van de tennisclub. Ben je een negen, dan begin je net met tennis. De 8’tjes zijn de Jan Modaal van het tennis. Want hoe blind tennisfans zich ook kapot kunnen staren op de topspelers en de betere speelsterktes, minimaal tachtig procent van de meer dan een half miljoen tennissers in Nederland zijn niveau 8 of 9.

Dus waar hebben we het eigenlijk over?

We hebben het erover omdat het leuk is om over na te denken, om een beetje over te filosoferen. De verschillende nummers zijn vaak archetypes.

Het 3’tje is op de gemiddelde tennisclub vaak de beste speler. Het oude ‘B1’ blijft een statussymbool en is een speelsterkte die lekker bekt op het feestje of tijdens de competitieschotel. De 7 is tijdens een conversatie noch vlees noch vis. Zeven betekent dat je beter bent dan een 8, dat je de bal vaker dan tien keer over het net terug kan slaan.

Deze verdeling in speelsterktes en vaardigheden vinden tennissers heerlijk en heeft zijn rol. De 3’tjes mogen tijdens de competitie en de toernooien op de centrecourts van de clubs spelen, op baan 1. Met nieuwe ballen, veel theater en gekreun.

Het 8’tje schaamt zich per definitie voor het eigen spel en vindt het eigenlijk lekker om op een open toernooi in de gemengd dubbel 8, met een setje ballen waar de hond nog zijn neus voor zou ophalen, naar baan 13 te worden geleid, om daar drie uur lang lobs over de netspeler proberen te slaan.

Foto: Tiago Aleixo

De echt hoge speelsterktes pochten meestal niet over hun speelsterktes. De 1’tjes, 2’tjes en 3’tjes zijn het gewend om geadoreerd te worden en weten dat hun lage nummer de kans op gewilde slaapplaatsen op zondagavond verhoogt.

De 8’tjes en 9’tjes verontschuldigen zich steevast als ze over hun tennis praten. Zoals zoveel tennissers zich snel lijken te schamen en indekken voor hun eigen capaciteiten. ‘Ik speel niet fanatiek’, verontschuldigen ze zich. Dit zijn vaak de tennissers die eerder hun eigen vaardigheden downgraden, zichzelf indekken, dan dat ze onterecht pochen.

De speelsterktes die het hards liegen over hun kunnen zijn de middencategorie-spelers. De 4’tjes tot en met de 7’tjes van de club. De competitiespelers die geobsedeerd zijn door hun rating.

Hun eigen speelsterkte dikken ze een beetje aan of overdrijven ze, zoals eerder aangegeven. Het standaard praatje is: ‘ Op mijn pasje ben ik een vijf.’

Gevolgd door een ‘Maar.’

Er zijn duizenden redenen waarom die eeuwige 5 nooit van z’n leven een 4 zal worden, hoewel hij of zij er zelf nog in gelooft.

De greep en manier waarop de tennisser de bal slaat, suggereert dat hij niet meer dan een 6’je kan zijn. Foto: Dean Drobot

Die duizend redenen kunnen de volgende zijn, in willekeurige volgorde: blessures, kwetsbare en matige backhand, vroeger te weinig tennisles gehad, te vroeg gestopt toen ze gingen studeren, te lang met het verkeerde racket gespeeld, een echtscheiding die erin hakte, al een tijdje niet zo lekker in hun vel, te veel op smashcourt gespeeld, dubbelpartner is een vriend, sociaal geweldig, maar kan niet heel goed tennissen, erg lang een slechte tennistrainer gehad.

En dan volgt nog het Excuus Der Excuses, voor de tegenvallende speelsterkte: ‘Tegen betere speelsterkte speel ik altijd heerlijk. Die slaan ook lekker door, maar als ik tegen iemand van mijn eigen speelsterkte speel, die niet zo dóórslaan, dan daar is niet tegen te tennissen.’

Zo vergevingsgezind en kritiekloos we soms naar onze eigen speelsterkte kijken, zo genadeloos en scherp kijken we naar anderen op het tennispark. Dat is ook een leuke hobby. De speelsterkte van iemand die je ziet spelen inschatten. ‘Dat is zeker een 3’tje, of anders een goede 4. Dat is denk ik een zesje, omdat zij choket in wedstrijden. Maar ze heeft de slagen van een 5’je. Ah, dat is een 2’tje denk ik, of een hele goede 3. Een soort tweeëneenhalf, die moet vroeger nog internationaal hebben gespeeld. 

Eigenlijk zou het hele speelsterktesysteem van tennis 1 op 1 naar andere sporten kan worden gekopieerd. ‘Ik ben in poolen wel echt een zeventje. In skiën ben ik wel weer echt een drietje.’

Of eigenlijk naar de hele maatschappij. ‘In multitasken is hij echt een vijfje, in luisteren een 9’tje maar in presentaties geven is hij echt wel een 2.’

Mijn naam is Sander Collewijn, maar dat boeit niet. Want ik zit op tennis en dan ben je alleen maar een nummertje. Ik ben nu* 4 in de single en 5 in de dubbel. Ik stond jarenlang 3/3 op mijn pasje.

Maar….

*update 2023: 4 in de single en 3 in de dubbel

 

Schermafbeelding 2021-10-08 om 14.47.34

Tennissen op een geheime baan in coronatijd (blog)

Het begon met een telefoontje van een goede vriend. Hij had bij het wandelen met zijn kinderen een tennisbaan gevonden in het bos. Een verslag van een zoektocht naar een tennisbaan, in tijden van strenge lockdowns.

De eerste lockdown in maart 2020 was er een van angst. Als ik tenniste, keek ik opeens weer écht naar de tennisbal, en hoe dat vilt er ook alweer op zit. De bal is eigenlijk het enige dat je als tennissers deelt, in de sport die gemaakt lijkt om afstand te houden. Zelfs het gravel leek nog verdachte in de overdracht van het virus. Ook de haren van een tennisbal leken de onbekende ziekte over te kunnen dragen, via zweetdruppeltjes en adem van je vrienden.

Binnen een paar weken was bijna al ons tennisgenot afgepakt. Eerst sloten alle tennisparken. Grote gele borden joegen fanatieke tennissers weg. Tennissen op een openbaar tennispark was in de eerste lockdown illegaal geworden. De hekken gingen op slot, maar zelfs dat weerhield sommige tennissers niet om alsnog de baan te betreden, ook al hingen de netten er slap bij.

Snel was ik gewend aan de tijdelijke situatie. In het grote sport-niets van de lockdown, waar alleen sporten als hardlopen en fietsen was toegestaan, vond ik geluk bij een bakstenen netje op een miniveld, even buiten de gravelbanen van tennisclub Tiebreakers, naast het Flevopark in Amsterdam-Oost. Zo’n vijfhonderd meter van mijn huis.

Schermafbeelding 2021-10-08 om 14.47.43

De oefenmuur bij tennisclub Tiebreakers in Amsterdam-Oost.

M’n tennisvrienden en ik speelden opeens met plezier een half uur tennis op miniveldjes. Ook de tennismuur bleek opeens een lekkernij, die ik meer dan twintig jaar had genegeerd. ‘Het muurtje’ bleek net zo’n scherprechter als ik toen twaalf jaar oud was.

Een paar keer per week fietste ik ik naar het muurtje van Tiebreakers, dat me in al die jaren nooit was opgevallen. Maar in heel Nederland bleken voetballers, tennissers, hockeyers massaal de wet te overtreden, dus werd alles nog strenger.

Zelfs het muurtje met graffiti en de miniveldjes met stenen netten werden op een gegeven moment afgesloten. De lockdown was compleet voor de tennisser, niet aan te ontkomen. Willen tennissen op een tennisbaan stond bijna gelijk aan het plegen van een misdaad. Het was hartstikke illegaal.

Een vriend belde. ‘Ik liep vanochtend met de kids door het bos hier in […] en ik kom een privé-gravelbaan tegen. Ik had het nog nooit eerder gezien. Ik heb aangebeld bij dat huis.’

Toen we echt niet meer mochten tennissen, was tennissen ongeveer het enige dat ik nog wilde, zoals dat gaat met schaarste. Ik was zó desperate geworden om te tennissen dat ik op Google ‘huis met tennisbaan’ had ingetikt en op Funda alle huizen aanklikte met een tennisbaan, zelfs als het geen gravel was. Alle uithoeken van Nederland heb ik gezocht voor een betaalbaar huis met tennisbaan, van Friesland tot Limburg. Een privébaan was de enige legale oplossing voor onze problemen.

Op een gegeven moment had ik gevonden wat ik zocht. Een monumentaal pand, ver onder Utrecht maar nog binnen een uur rijden op de A2. Een wit huis met een rode tennisbaan in de achtertuin. Op de foto’s leek het op smashcourt, omdat de ondergrond er zeer vlak bij lag. Het was dat vreselijke smashcourt, of het was een gravelbaan die er bizar goed bij lag. Het was minimaal tweehonderdduizend euro duurder dan we eigenlijk konden betalen, maar ik was toch nieuwsgierig.

’s Nachts drukte ik toch een keer op de knop dat ik geïnteresseerd was en liet mijn telefoonnummer achter.

Schermafbeelding 2021-10-08 om 14.47.55

Het huis op Funda met de tennisbaan.

Een week later stonden mijn partner en ik op een schitterende gravelbaan. De makelaar zelf had niet door dat de foto’s van de tennisbaan op de website geen uitsluitsel gaven over de ondergrond. De baan had niet veel mooier gekund. Toen ik op de baseline stond, keek ik naar de witte accenten van het monumentale gebouw, en was uiteraard verkocht.

Het huis was verder als een droom, met open haard, hoge plafonds. Extreem veel ruimte, als je Amsterdam gewend bent. Veel hoefde er niet te gebeuren. Vanuit de keuken had ik uitzicht op een deel van de tennisbaan. Een droomhuis.

Ik kijk nog zeker één keer per maand naar het huis, waar we nooit zullen wonen. Omdat we het niet kunnen betalen, en omdat het in een gemeente ligt waar we nooit willen wonen.

Ondertussen kwam er een update van mijn goede vriend, over de mysterieuze tennisbaan in het bos. ‘Je bent al de zoveelste die belt’, gromde de eigenaar, die geen zin had in heel veel gedoe. Maar voor vijf euro per uur konden we weleens op zaterdagavond tennissen, als we alles netjes zouden achterlaten.

Een maand na de officiële lockdown ging het gebeuren. Zaterdagavond om zeven uur. Een uur tennissen. In de supermarkt kocht ik een paar blondbiertjes, die ik koud in mijn tennistas stopte. Ik had nog een blik met vier nieuwe tennisballen: check. Een oude tennisvriend van me zei ooit dat het leven te kort is om met slechte ballen te spelen en ik ben het met hem eens. Ik pakte mijn tennistas in, zoals ik ooit als 14-jarige mijn eerste tennistoernooien speelde. Alles dubbelchecken. Extra demper. Sporttape voor mijn pols. Handdoek. Liter water. Alleen het oranje AA’tje was ingeruild voor bier. En ik had een flesje desinfect mee.

Ik kreeg instructies om de geheime tennisbaan te vinden. Uit privacy-overwegingen en omdat ik wil dat niemand die dit leest weet om welke baan het gaat, zal ik alleen zeggen dat de instructies zo waren: ‘Ok, je kan er komen met auto. Het beste is om naar [adres] te navigeren. Er staat een bord dat je er niet in mag met auto’s maar je kan daar langsrijden. Grindweg volgen totdat je op gegeven moment naar links af kan. Na ongeveer 100 meter kom je bij de tennisbaan en daar zal je een auto geparkeerd zien staan. Moet lukken en anders even bellen!’

Volgende appje: ‘O ja, heb jij misschien nog 10 euro cash voor baanhuur?’

Een kwartier te vroeg ging ik rijden, zodat ik speling had, mocht ik de baan onverhoopt niet kunnen vinden. De uitleg bleek vlekkeloos. Na wat manoeuvres vond ik mezelf terug op een bospad, waar ik in de verte één auto geparkeerd zag. Dit kon niet missen. Het enige dat me verbaasde, was de omgeving. Het was pas het begin van een bos, maar toch ook weer zo afgelegen van de grote weg dat je het onmogelijk zomaar zou kunnen vinden als je er niet in de buurt woonde.

Schermafbeelding 2021-10-08 om 14.48.04

De ‘geheime’ tennisbaan in het bos.

Ik moest door een soort groene haag lopen en belandde toen in een soort fata morgana. Midden in dit bos in Nederland had iemand ooit een tennisbaan laten aanleggen, met Wimbledon en Roland Garros in z’n hoofd. Aan de zijkant was er een verhoging gemaakt, waar twee witte banken uitnodigend waren geposteerd. Om op de tennisbaan te komen, moest je een boog onderdoor. Het hekwerk was net anders dan op tennisclubs. Een stuk hout en wat gaas, dat was het, en dat onderstreepte het unieke. Pronkstuk was wat mij betreft het huisje naast de tennisbaan. Een houten huisje, met binnen een tafel, stoelen en een ijskast en allemaal houten rackets. Er was zelfs een werkende WC aan de achterkant. Aan alles was gedacht. Twee bezems om de lijnen wit te vegen.

Het was alsof ik weer voor de eerste keer ging tennissen na een lange blessure. Ik ging op de baseline staan en keek naar mijn tennisvriend, aan de overkant van het net. Maar ik keek vooral naar het bos, achter hem. Ik was alleen nog wat huiverig om de tennisbal lang vast te houden, zo bang was ik nog voor het virus.

Het bleef een beetje surrealistisch. Ik keek vooral vaak om me heen. Naar het bos, de eenzaamheid van de tennisbaan. Als tennisser speel je eigenlijk altijd op een park met meerdere banen. Na vijf minuten inspelen, tien minuten crossen, en puntjes spelen tot de zeven volgde een oefensetje. Ik won met 6-3, maar dat was bijzaak.

Na een uur en een gesprokkeld extra kwartiertje, gingen we op zeker twee meter afstand van elkaar zitten. We legden de envelop met tien euro – vijf euro per uur – op de tafel in het clubhuis annex tuinhuisje. Het was kwart over acht, het lentezweet druppelde eindelijk weer langs mijn armen. Ik opende twee flesjes La Chouffe en voelde me als in de gevangenisfilm Shawshank Redemption. Als de gevangenen na uren arbeid voor de verandering eens een biertje mogen drinken. Ze voelden zich in een abnormale situatie voor even normaal.

Schermafbeelding 2021-10-08 om 14.48.11

De ‘bosbaan’.

Die eerste paar weken gingen we elke zaterdagavond op onze bosbaan tennissen. Het was heerlijk. In de strenge lockdown was dit het enige uitje in de hele week. We hoefden geen agenda’s naast elkaar te leggen, want die was bij iedereen schoongeveegd. Elke zaterdagavond was tijd voor tennissen op onze idyllische privébaan en een biertje. Daarna drie kwartier naar huis rijden.

Ik heb overenthousiast nog nagekeken hoe duur dat is, een gravelbaan aanleggen, maar voor minder dan vijftigduizend euro gaat dat niet lukken.

Nog even doorsparen, voor de volgende pandemie.