Categoriearchief: Artikelen

Fris de tennisjungle in, met een zak geld

De GVR, de Grote Vriendelijke Reus uit het boek van Roald Dahl, noemen ze het 19-jarige tennistalent Egbert Weverink in Amsterdam. Met zijn 2,02 meter wil hij op ouderwetse wijze, met service-volley en enkelhandige backhand, de wereldranglijst bestormen. Hij heeft negen jaar om zijn missie te voltooien, want de gemiddelde leeftijd in de mondiale top-100 de laatste jaren is gestegen van 24 naar 27 jaar.single-vs-Yash

30-40. Weverink heeft breekpunt tegen op eigen service in de kwalificaties van het future-toernooi van Izmir, aan de Turkse westkust. Het is Ramadan en de naastgelegen moskee begint middels de Imam luidkeels geluid uit te stoten. Op de naastgelegen baan is een tennisser aan het kotsen, hij kan niet meer tegen de veertig graden hitte. Zelfs de normaal zo rustige Weverink moet even twee keer slikken alvorens hij aanlegt voor zijn service. Is dit een slechte droom of de manier om je naar de top van de aperots te tennissen?

Welkom in de wereld van de ‘futures’, ook wel de tennisjungle genoemd. Ze staan onderaan in de hiërarchie van tennistoernooien, in een oplopend rijtje van Challengers, ATP-toernooien en Grand Slams. Het zijn de toernooien voor aanstaande proftennissers zonder punten voor de wereldranglijst of de mindere goden die 500ste staan op de wereldranglijst. Prijzengeld en publiek zijn welhaast afwezig. Scheidsrechters en lijnrechters bestaan niet in dit circuit. Eén voordeel: als je een derde beslissende set speelt krijg je een blik nieuwe ballen. “Die wedstrijd in Izmir won ik nog wel, maar het was een aparte sfeer,” lacht Weverink om zijn eerste future toernooi in zijn debuutjaar als fulltime tennisser. Hij maakte dit jaar zijn VWO af om zich daarna in het tenniscircuit te storten. Je mag hem een hemelbestormer noemen. De kans dat de rustige reus, opgegroeid in De Meer tegenover de tennisbanen van VVGA, faalt in de jungle van het proftennis is groot. Vrachtwagens vol Nederlandse supertalenten zijn ten onder gegaan in deze jungle en krijgen altijd de kritiek dat ze mentaal niet gehard genoeg zijn. Net als Weverink nu begonnen ze fris en vrolijk aan het avontuur om daarna gedesillusioneerd af te haken. “Ik denk dat de bereidheid om echt heel diep te gaan ontbreekt bij sommigen. Er zijn in Nederland ook veel opties om iets anders te doen. Als ik mensen in Nederland vertel dat ik fulltime ga tennissen, kijken ze me vaak argwanend aan. Zou je dat wel doen? Die Oostblokkers op de tennistour proberen zich uit de sloppenwijk te tennissen en stelen punten van je op de baan omdat er geen scheidsrechters zijn.”

Vorig jaar speelde Weverink, nog zonder een ATP-punt in de zak en geen notering op de wereldranglijst, zijn eerste future in Heraklion op het Griekse eiland Kreta samen met tennismaatje David Pel. “Dat toernooi begon ik dramatisch. We speelden op glad kunstgras waar ik niet uit de voeten kwam. Ik verloor 6-4 6-4 van een Italiaanse jongen, ik was bloednerveus. David keek naar de wedstrijd, verder was er niemand,” vertelt de voormalige nummer 3 van Nederland bij de junioren. Deze maand wist hij in het Turkse Izmir hij twee rondjes in de kwalificatie te winnen maar het hoofdtoernooi niet te bereiken. Zijn harde service imponeerde nog niet. Weverink gooit de bal net zo hoog op als de Tsjech Tomáš Berdych, de nummer vijf van de wereldranglijst. De bal gaat meters de lucht in om hem een zo hoog mogelijk raakpunt te creëren. Het is een schitterend gezicht, maar het is tegelijk zijn zwakte, omdat perfecte timing vereist is.

Weverink had deze maand in voormalig top-100 speler Dennis van Scheppingen iemand die hem en zijn maatje David Pel begeleidde in Turkije. Om de kosten te drukken deelden ze de hotelkamer. Weverink: “Het is zoveel fijner om met coach te reizen. Je hebt dan altijd een klankbord, je kunt altijd met iemand trainen en hoeft niet alles zelf te regelen. Maar begeleiding kost tweeduizend euro per week.”

Toptennis is niet voor de arme medemens. Weverink mag blij zijn dat zijn ouders, vader tekstschrijver, moeder werkend bij een pensioenfonds, geld opzij hebben gelegd voor hun spruit. Het geld dat eigenlijk bestemd was om te studeren gaat nu naar zijn tenniscarrière. “Fulltime trainen op Amstelpark kost twaalfduizend euro per jaar en dat is zonder begeleiding bij buitenlandse toernooien. Twee weken futures spelen in Turkije kost duizend euro,” rekent Weverink voor, die minimaal dertigduizend euro per jaar kwijt is aan zijn fulltime tenniscarrière. Tennisrackets, schoenen en bespanningen kosten hem drieduizend euro per jaar. “Mijn ouders hebben me gelukkig vrij gelaten om te doen met het geld wat ik wilde. Ze steunen me in mijn keuze en helpen me sponsoren te vinden. Ik ben sowieso blij dat mijn ouders vroeger altijd heel relaxed waren. Ze lazen altijd rustig een krantje tijdens mijn wedstrijd.” Hij baalt dat de KNLTB op dit moment slechts twee spelers ondersteunt in zijn leeftijdscategorie. “Ik vind het wel raar en ben er niet blij mee. Ik denk dat er meer talent is van onze leeftijd die steun verdient vanuit de tennisbond”, neemt Weverink geen blad voor de mond.

De startsituatie van Weverink staat in schril contrast met de elite van het tennis. Novak Djokovic, Rafael Nadal, Andy Murray en Roger Federer: ze hebben allemaal een peperduur begeleidingsteam om zich heen. Een fitnesstrainer, voedingsdeskundige, hitting partner, travelling coach, masseur en manager. Waar vroeger spelers in groepjes de wereld over reisden en een coach deelden, is de sport een stuk fysieker en veeleisender. De oplopende leeftijd van een gemiddelde top-100 speler vertelt dat een tennisser in de moordende concurrentie nu rijp is met een volgroeid lichaam, mentale hardheid en technische en tactische volwassenheid. Een 17-jarige Michael Chang of een 19-jarige Rafael Nadal die Roland Garros wint: het is tegenwoordig ondenkbaar. “Er komt steeds meer bij kijken. Je haalt het niet alleen met talent. Het is een lang rijpingsproces”, is Weverink realistisch. “Ik denk dat mijn piek pas zal komen vanaf mijn 25-jarige leeftijd. Hoe het financiële plaatje er over zo’n lange tijd uitziet? Het is een lastig verhaal, daarom stoppen zoveel jongens ook voortijdig. Ik wil er alles voor doen en tot mijn dertigste een carrière maken in het tennis.” Waarom het talent die in Nederland Richard Krajicek als zijn voorbeeld ziet, het zou kunnen halen? Hij is gedisciplineerd, drinkt geen alcohol, is realistisch en beschikt over specifieke wapens. Waarom niet? Hij is geen megatalent, maar iemand die met aanvallend spel en veel discipline de vreemde eend in de bijt zal moeten zijn. Maandag begint de US Open, het laatste Grandslam toernooi van het jaar, waar Amsterdammer Igor Sijsling zijn Amerikaanse losing streak van vier hardcourtwedstrijden probeert om te draaien. Opbrengst nederlaag eerste ronde US Open: 23 duizend dollar. Eerste ronde future verliezen: 100 dollar als je geluk hebt. Trainer Bas Coulier van TC Amstelpark gelooft heilig in het aanvallende spel van zijn pupil: “Tennis is een sport van de lange adem. Egbert is een liefhebber, hij heeft sinds ik hem ken altijd iets extra’s gedaan om beter te worden.” Over een jaar kan de balans worden opgemaakt van het eerste jaar in de tennisjungle. Misschien is de GVR dan al gezonken in het moeras van de futures in Turkije, Marokko en Israël. We duimen.

Gepubliceerd in Het Parool

Share

Romanticus David Endt moet weg bij Ajax

´Schrijf je pijn in zand, graveer je geluk in steen’ is het bordje dat in het kantoor van teammanager David Endt in de Amsterdam Arena hangt. Ik gebruikte dat gegeven voor de intro van het interview dat ik vijf jaar geleden voor het blad De Ajacied had met de bevlogen Endt, de oud-speler van Ajax en naast teammanager een zeer vaardig en kundig schrijver. Omdat hij nu vanwege de ‘professionalisering’ wordt weggezet als teammanager van het eerste elft ben ik nog eens in het oude interview gedoken uit 2008. Hierbij wat lange fragmenten van de man voor wie ik na één interview al een zwak had. 20091214sjaak03

Over het werken bij Ajax, na zijn hartinfarct:
“In deze spannende voetbalwereld is er naast ‘positieve’ stress, eerzucht, ambitie en streven naar winst , natuurlijk veel negatieve stress, omdat hier de waan van de dag regeert. In de topsport wijkt alles voor dat ene doel. Maar het is ook zaak om te kunnen relativeren, zonder dat je je ambitie verliest. Je moet weten waar je grenzen liggen en bekennen aan jezelf dat er grenzen zijn. Dit werk is niet alleen het invullen van de uren. Het is zoals een van de spreuken op de muur: ‘Als je doet wat je leuk vindt, hoef je nooit te werken’. Eigenlijk is het geen werk, maar is het een grote passie. Ik ben er dus heel erg bij betrokken. Ajax is een van de slagaders in mijn leven, al van jongs af aan. Al vanaf het moment dat ik als jongetje van negen vanuit Amsterdam-West het lange stuk naar De Meer fietste om de trainingen te bekijken. Het waren de hoogtijdagen van Ajax in de jaren zeventig en uiteindelijk ging ik zelf ook voetballen. En ik ben er eigenlijk nooit weggegaan. Er is de laatste tien jaar bepaald geen sprake geweest van evenwicht bij onze club. Te veel mensen zijn gekomen en weer gegaan. Dat trok een wissel op me. Ik moest me in mijn job continue aanpassen aan nieuwe personen. Je weet dat spelers wisselen, maar een nieuwe baas betekent nieuwe doctrines, nieuwe regels en een andere manier van werken. En de ene coach ligt je meer dan de ander. Ik heb ook mijn eigen karakter en mijn eigen persoonlijkheid. En die persoonlijkheid geef ik niet op, voor niets, ik ben wie ik ben, hoewel ik het vermogen heb om me aan te passen. En als het niet klikt, dan zal ik waarschijnlijk het veld moeten ruimen. In mijn positie is het de kunst om een kameleon te zijn, zonder mijn persoonlijkheid te verliezen. En dan kan je botsen of afwijken en dat levert soms zinnige discussies op. En soms ben je het helemaal met iemand eens, dat is eigenlijk nog mooier. Het grijpt mij behoorlijk aan, als het slecht gaat en er rare dingen gebeuren. Dat is ook een zwakke kant van mijn karakter. Het kan als een sterke eigenschap worden vertaald, maar het kan, letterlijk, ook een killer zijn! Ik kan me te veel zorgen maken om het individu, de speler. Mijn hart ligt voor een groot deel toch bij die voetballer. Ik wil me in hem verplaatsen. En dat betekent dat je ook veel leed meeneemt, dat je open staat voor mooie dingen, maar het is ook de kunst om met dat leed om te gaan. En ze daarin te steunen. Dat lukt niet altijd, maar het is wel de intentie om dan juist een element tussen de trainer en de speler te zijn. Een trainer heeft een primaire taak: hij moet wedstrijden winnen. En die heeft niet zoveel boodschap aan klein persoonlijk leed van een speler, anders raakt hij de weg kwijt. Maar ik moet in mijn functie iemand zijn, die wel aanspreekbaar is en zijn hart open kan stellen. En soms ook moet straffen. Met straffen bedoel ik iemand terecht wijzen. Gewoon zeggen wat je vindt, niet alleen maar over de bol aaien, maar ook een keer op de vingers tikken. Dat hoort bij dit hele spel en dat vind ik geweldig leuk. Dat is het meest fascinerende van mijn job. Zeker omdat je het doet voor die club en uiteindelijk dus voor het resultaat.”

Over de commerciële voetbalwereld:
“Ik ben een romanticus en die kant komt ook altijd naar voren in mijn boekjes. Maar ik ben niet alleen een romanticus. Ik weet dat ik in een hele pragmatisch ingestelde wereld. De vercommercialisering is niet mijn ding, maar ik weet ook dat dat mede noodzakelijk is. Ik belicht alleen graag die romantische kant, omdat ik die kant de laatste twee decennia zie ondersneeuwen. Gevoelsmatig, niet alleen romantisch. Romantisch is bijna zweverig, een beetje ver weg van de realiteit en ik leef wel in de realiteit, maar de gevoelsmatige kanten van het leven vind ik belangrijker. En die gevoelsmatige kant wijkt makkelijker in de voetbalwereld. Die is ook ongrijpbaar en moeilijk te duiden. Andere tastbaardere zaken zijn vaak makkelijker neer te zetten, zeker mensen die van buiten de voetbalwereld komen missen daar het fingerspitsengefühl. De kennis van de krachtenvelden en spanningselementen in een kleedkamer zijn moeilijker te vangen voor mensen die louter pragmatisch zijn ingesteld en slechts denken in commerciële termen. Ik vind dat het voetbal lijdt onder die golf van commercieel gerichte elementen. Want wat voor keuzes maken de spelers die op jonge leeftijd weggaan bij Ajax? Ze maken eigenlijk bijna allemaal de keuze van het geld. En die keuze maken ze al op hun twaalfde, dat is een groot verschil met vroeger. Vroeger was Ajax een doel, nu wordt Ajax steeds meer een middel. Het doel was vroeger om het eerste elftal te bereiken, om Ajacied te zijn. Om een voetballer te zijn in dat prachtige shirt. Nu is Ajax een middel om misschien ergens anders terecht te komen en meer geld te verdienen. Nee, niet veel geld, héél veel geld te verdienen. Dan denk ik, welke waarden spelen er een grote rol in jouw leven? De hele maatschappij is tegenwoordig natuurlijk heel geldgericht, daar kun je niet omheen. Dan kan ik wel eens denken, hè jammer. We zwaaien nu al John Heitinga uit als oer-Ajacied en hoe oud is-ie nou? Vierentwintig! Hij is niet al zevenendertig jaar oud en hij heeft niet zijn hele carrière bij Ajax gespeeld. Nu ben je blijkbaar een oer-Ajacied, omdat je het zes of zeven jaar vol houdt? Natuurlijk heeft Heitinga ook in de jeugd gespeeld bij Ajax, maar een echte Ajacied is Sjaak Swart. Meer spelers bleven vroeger tot het einde van hun carrière bij die ene club. Het is een utopie om te denken dat dat nog een keer gebeurt. Dat is jammer, want ook die dingen bepalen de schoonheid, de kracht en fascinatie van een club als Ajax. Het is een tijdsgeest die ik niet zie veranderen. Ik denk namelijk dat de spiraal van het geld nog lang niet is uitgedraaid. En de aantrekkingskracht om heel veel geld te verdienen, om niet miljonair te zijn maar multi-miljonair te zijn. Voor een heleboel mensen is dat belangrijk. Die komen er later achter, misschien met wrok of spijt: ik heb wel veel geld verdiend, maar ik heb niet met mijn maatjes van de B1 een keer een Europacup finale gespeeld. En dat zou ik dus willen voorkomen. Want dat heeft misschien wel een veel diepere waarde dan de miljoenen die ze dan hebben verdiend.”

Waar Ajax voor moet staan:
“Ik heb alle Europacup wedstrijden vanaf 1967 meegemaakt. En dan merk je dat het gewoon een fantastische club is. Omdat het van binnenuit, in het hart, een club is. Het is nooit een bedrijf geworden. Vaak wordt er gezegd dat voetbal een bedrijf is. En dan hoor je mensen zeggen: ‘Ja Ajax is een merk, een A-merk’. En dan krijg ik toch… Ajax is geen A-merk, Ajax is een begrip, dat overstijgt het A-merk zijn. Een begrip is veel sterker en veel meer aan emotie gebonden, want emotie heeft namelijk met de kracht van het bloed te maken. Maar veel mensen projecteren het marketingbegrip ´merk´ op deze club, omdat ze denken dat dat de manier is om deze club te kenmerken. En ik ben daar dus pertinent tegen, Ajax is veel sterker dan de kracht van geld. Ajax staat voor de verbeelding van Amsterdam. Dan bedoel ik vrijgevochten, avontuurlijk, gedurfd en enigszins eigenwijs. En op een gezonde manier brutaal en zelfbewust. Dat zijn alle elementen van Ajax. Ik persoonlijk heb niet al die elementen in me, maar ik vind het wel mooi. Iedereen heeft zijn eigen manier van Ajax voelen, Ajax is niet één ding, Ajax is niet één begrip. Ajax is wat iedereen er van maakt die bij de club betrokken is. Dat is heel moeilijk om te vatten onder één noemer, je kunt alleen maar zeggen wat het voor jou betekent. Toch moeten we proberen om het voor iedereen weer ´ons Ajax´ van te maken. Ook voor nieuwe generaties. Dat zijn niet meer de mensen van dertig jaar geleden. Je moet appelleren aan de mensen in de stad, om die mensen aan je te binden op een natuurlijke manier. Ajax is een fenomenale club, met alle problematiek en gekke dingen erbij, die wel eens pijn doen. Onze voormalige clubarts omschreef Ajax eens als een mooie vrouw. Iedereen wil graag met haar zijn, met die vrouw gezien worden, wil graag misschien wel met die vrouw slapen. Maar er zitten ook heel veel mindere kanten aan zo´n mooie vrouw.”

Over het geld in het voetbal. Dit is een passage waar hij toen al heel veel kritiek op kreeg binnen Ajax na het verschijnen van het interview.
“Ik denk dat de macht van de commercie alleen nog maar groter zal worden. Ook de macht van televisie wordt groter. Als je ziet hoeveel geld er door sponsors worden ingepompt, die willen ook allemaal wat terug voor dat geld. Ik was, toen Adidas hier kwam, tegen die strepen op dat shirt. Omdat je daarmee een wezenlijk element van het begrip Ajax ondermijnt. De smetteloosheid van dat shirt moeten we zo lang mogelijk waarborgen. Als je daar aankomt tast je het begrip aan. Dat hoort niet bij Ajax. Mijn verzet is me lang niet door iedereen in dank afgenomen. Zeker niet door de commerciële mensen, ach je voelt dat het moment weer dichterbij gaat komen dat zoiets wel weer mogelijk gaat worden. Adidas zou juist in hun voordeel moeten gebruiken dat ze die drie strepen niet op het shirt zetten, om de klassieke waarden, de diepgelaagde, traditionele waarden van Ajax voorrang te verlenen. Dan zouden ze daar hoog mee scoren bij het publiek. Adidas is een heel bekend merk met drie strepen. Maar wat als er een merk komt, een Fins merk met een hele brede rode baan? Wat zeggen we dan? Dat moet kunnen? Dan heeft dat shirt opeens een lelijke rode baan? Ik zou me toch wel rebels manifesteren, mocht het zover komen. Door de macht en noodzaak van het geld worden er steeds grenzen verlegd.”

En om af te sluiten met zijn eigen woorden:
DECOLLAGE (uit: De Godenzonen van Ajax, David Endt 1993)
´De 28e minuut. Dennis Bergkamp heeft, 180 seconden nadat hij met een wonderschoon doelpunt Ajax op 1-0 bracht, een nieuwe afspraak met de bal. Die twee kennen elkaar. Het zijn bondgenoten in een strijd tegen de aardse wetten van zwaartekracht en snelheid. Samen kunnen zij genieten van een gedraaide loer, een geflikt kunstje en de vertwijfeld graaiende keepervingers die dachten dat ze de bal hadden. Dennis en de bal kennen de snelste weg naar het doel en betoveren getweeën de verdedigers die ademloos wijken voor de aankondiging van weer een magistraal moment. Dennis Bergkamp en de Bal. Vrienden voor het leven. Bergkamp, veertien jaar geleden een vrolijk voetballend pupilletje bij Wilskracht SNL, is de momentenmeester die de bal weer opvangt. Nog een ritme hoger gaan de gevleugelde voeten. De intuïtie neemt de macht van het denken over. Bal en Bergkamp komen los van de grond. Ontplakking! Meetkunde en fantasie vallen elkaar schaterend in de armen wanneer de rechtervoet van Dennis zijn vriend de onmogelijke weg naar het net wijst.´

Share

Sharapova verbetert niet

Met circa 23 miljoen euro per jaar is`de 26-jarige Maria Sharapova een geslaagde zakenvrouw en de best betaalde vrouwelijke sporter ter wereld. Redenen om haar spel te veranderen heeft ze dan ook niet.  maria_sharapova_tennis_1280x1024

De winst vorig jaar op Roland Garros was de bekroning voor haar lange revalidatie na haar schouderoperatie. Maar wat is er daarna gebeurd? En wat leert Serena Williams Sharapova? Behalve dat de Amerikaanse, die de finale zaterdag met 6-4 6-4 won en haar zestiende Grand Slam pakte, op alle fronten net iets beter is dan Sharapova? Het valt op dat de tijd stil staat bij Sharapova.

Elke bal in de hoek van Williams bleek een manier om de Russin op het verkeerde been te zetten. Met grove stappen beweegt ze zich over de baan. Korte stapjes op de voorvoeten kent ze niet. Daarnaast is er geen evolutie in het spel van de Russin die bekend staat om haar harde groundstrokes. Slice, meer topspin, dropshots, doseren met hardere en zachtere ballen, volleren: het is niet aan Sharapova besteed. De Russin kent maar één versnelling: de hoogste. Zo snel mogelijk een einde maken aan de rally, dat is het devies. Uiteraard kreunend en steunend. Na een mooie rally van dertig slagen, nipt verloren door Sharapova, kijkt ze sip en verbeten. Een complimentje geven aan de tegenstander is niet aan haar besteed. Alsof de Russin tegenover een muurtje staat te spelen in plaats van een mens van vlees en bloed.

Waar Rafael Nadal de afgelopen jaren beter is gaan serveren, volleren, slicen en zijn backhand nog dodelijker is, volhardt Sharapova in haar eigen spel. Met een riant inkomen en de derde plaats op de wereldranglijst hoeft ze ook niet te verbeteren. Maar monotoom hoeft niet altijd monotoom te blijven. Ook voetenwerk is te verbeteren. En mooie Maria, volleren is echt niet eng. Gelukkig is er een reden waarom de Russin zichzelf gaat verbeteren. Het is elke keer weer die billenkoek van Serena Williams. De vrouw die na haar dertigste laat zien dat je zowel je tennis als je persoonlijkheid kan blijven ontwikkelen. Sharapova stond dan ook een beetje naakt in het Philippe Chatrier toen de vrouwelijke Arthur Ashe in Franse volzinnen het publiek na de finale bedankte. Ook buiten de baan ontwikkelt de jongste Williams zich sneller dan Sharapova, de bedenker van Sugarpova, de ‘premium line of gummy candies’.

Share

De heilige graal van het tennis

Het perscentrum van Roland Garros ligt in het hart van het tennispark in Bois de Boulogne: het ‘Court Philippe Chatrier’. Elke journalist heeft zijn eigen werkplek en een eigen scherm voor zich waarop alle banen te zien zijn. Op de derde verdieping van het perscentrum loop je zo de tribune op van het Philippe Chatrier. Het is de natte droom van elke tennisliefhebber. WP_001160

Met een kaartje voor de buitenbanen of het Philippe Chatrier of het Suzanne Lenglen blijf je een simpele ziel in vergelijking met de perskaart. Wachten, wachten, veel wachten. En zomaar even van baan wisselen is onhandig, omdat de drukte je meestal noopt om keuzes te maken. Weer in de rij staan? Nee, dank je.

Dan de felbegeerde perskaart, de badge die je trots over je schouders draagt en waar je pasfoto op staat. Bij elk court krijg je voorrang via de persingang. En tussen de ‘simpele zielen’ loop je gewoon naar voren en laat je je magische toverpas zien. De suppoosten, allemaal jonge Franse jongens en meisjes, weten niet hoe snel ze het lint voor je opzij doen. ‘Are you a coach?’ was ook een mooie opmerking bij de partij tussen Nicolas Almagro en Andreas Seppi op baan 17 toen ik mijn kaart liet zien. Eventjes naar Ana Ivanovic kijken en dan weer snel naar Suzanne Lenglen om nog een stukje Gael Monfils te zien? Prima, je zit dan drie meter van Monfils vandaan op goddelijke plaatsen. En dan nog wat puntjes meepakken bij Roger Federer in het Philippe Chatrier. Echt, alleen met een perskaart. Perstribune baan 1, de mooie klassieke arena: ik zit zo dicht op de baan dat ik Thiemo de Bakker hoor ademen en steunen als hij, vastgenageld in de backhandhoek, er alles aan doet om de mokerslagen van Wawrinka terug te brengen. Genieten.

Elke deur gaat wagenwijd open. Mensen lachen je toe. Het leven lacht je toe. Ook de berichten van de organisatie klinken goed: “Media attention: Rafael Nadal press conference will be in the main room at 4.30” gevolgd door “Media attention: Viktoria Azarenka will be at the press conference in room 2 at 4:55.” Roland Garros op een perskaart is als een snoepwinkel waar je echt alles mag pakken en aanraken en consumeren. Wat je maar wilt. En dan zijn er ook nog goedkope restaurants voor journalisten.

Het is jammer dat je nog moet werken.

(Voor de jaloerse medemens: de helft van de tijd zit je achter je computer in het perscentrum te stressen om de deadline. Of twijfel je over de insteek van je artikel. Of ben je zo moe van de drukke dagen dat je eigenlijk elke avond een hotdog eet tussen het werken door. Of probeer je heel erg iets uit een tennisspeler te krijgen die niet van interviews houdt. Of sprint je achter tenniscoaches aan die van de tribune lopen, maar die je nog nodig hebt voor een interview)

Share

Eigen kijk: Kampong-SCHC

Wat viel op tijdens de derby Kampong-SCHC (2-0),  dat ik in het wedstrijdverslag voor het AD niet uitgebreid kon belichten?

-Het spelsysteem van SCHC uiteraard. Het kwartje is gevallen, de schroom is eraf, met dit jonge team kun je dus geen punten halen als je niet massaal gaat verdedigen. En dan is Robbert van de Peppel niet zo’n gek spitsje. Dat beeld van tien SCHC-spelers in de eigen 23-meter met Van de Peppel ergens rond de middenlijn blijft in mijn hoofd hangen. Het was het beeld van de wedstrijd. Probleem met zo’n tactiek: als je achterkomt moet je opeens gaan hockeyen. En dat was niet aan SCHC besteed.

-We kunnen er lacherig over doen (doet iedereen toch wel), maar dit is wel de tactiek waar SCHC nog wat punten mee gaat halen. Probleem tegen Voordaan deze vrijdag: als SCHC Voordaan de bal laat en Voordaan ook weigert om te hockeyen, dan krijgen we een mooie surplace op het hockeyveld, die moeilijk opgelost gaat worden.

-Wat kan Marc Schwarz? Een jeugd bij Amsterdam, daarna Pinoké, Rotterdam, weer Amsterdam en nu dus SCHC. Wat heeft hij in al die jaren uitgespookt bij die topteams? Was het lachertje op de tribune zondag. Hij is heel snel, maar kon geen bal aannemen dus dan houdt het snel op. Heeft tot nu toe totaal geen meerwaarde bij SCHC. Als jonge twintiger aan je vierde club bezig geeft ook te denken.

-Het herstel van Tim Hage. Viel na nachtelijk kroegbezoek in Amsterdam uit een raam en flikkerde elf meter naar beneden en brak zijn pols. Staat nu gewoon echt goed te spelen centraal achterin bij SCHC. Niets van verwacht en nu alweer belangrijk. Mooi om te zien, leuk ook voor die jongen, die niet bekend wil blijven staan als die jongen die helemaal lazarus uit z’n raam flikkerde.

-Aanvoerder Minck Hermans van SCHC. Kan aanvoerderschap niet waarmaken in Bilthoven. Speelt nu op het middenveld, maar kan totaal geen stempel drukken op het spel. Aardige jongen, maar misschien toch eerder een dienende speler op linksachter dan degene die de bal moet hebben. De Ierse international Conor Harte is degene die je eerder de aanvoerdersband zou geven als je vaak naar wedstrijden van SCHC kijkt.

-Thierry Brinkman. Raakte in de eerste helft bij zijn invalbeurt echt geen pepernoot. Echt helemaal niets. Revancheerde zich toch knap in de tweede helft, haalde veel strafcorners voor Kampong en kan dus in een wedstrijd slecht beginnen en goed eindigen. Daar zijn er niet veel van.

-Robbert Kemperman. Is duidelijk in vorm. Heeft het naar z’n zin op Kampong en hockeyt makkelijk, maar ook goed. Al minder dom balverlies dan in zijn eerste wedstrijden bij Kampong en lijkt al wat minder lichtzinnig. Kwam ook vaak centraal op het middenveld in balbezit, hoewel dat niet per se zijn kracht is. Met de discipline van Sander de Wijn zou-ie natuurlijk nog beter zijn. Benieuwd hoe goed-ie nou gaat worden.

-Rendement strafcorner Kampong. 1 uit 12 is natuurlijk geen percentage als je play-offs wilt spelen. Vaste aangevers Sander de Wijn en Ramon Alegre ontbraken en daardoor stond Daan Dullemeijer op de achterlijn. Ritme ontbrak, hoewel Pieter Wiegman via de afschuif een keer op de paal pushte.

-Aantal toeschouwers: zeker een paar honderd man die de moeite namen om de derby te kijken, terwijl het echt schrijnend koud was. Dat het niveauverschil zo groot zou zijn tijdens de wedstrijd was wel te verwachten, maar deed de wedstrijd geen goed.

Blunder van de week

Na de wedstrijd kwam Marieke Dijkstra, assistent-coach bij Dames 1 van Kampong, in trainingspak het veld oplopen. Ging alweer met de veterinnen meedoen. Ze begon over de 7-1 van de Kampong vrouwen tegen De Terriërs. Ik:  “Oh, was je ook wezen kijken in Heiloo?”. Haar gezicht: op onweer. Mijn excuus: zat met mijn hoofd al bij volgend seizoen, werd net afgelopen week duidelijk dat ze Kampong gaat verlaten als trainer, dus vandaar.

Share

Uithuilen kan ergens anders

 

Rick Volkers had in 2011 maar één eis toen hij gevraagd werd om manager te worden van Kampong Heren 1: het team moest weer terug naar de top. UTRECHT-KAMPONG-HEREN I

„Jammer dat Derek van Essen weg is? Nee hoor. Hij was niet goed genoeg, maar vroeg wel altijd veel aandacht. Wij waren verrast dat hij naar Amsterdam ging, maar David is een betere keeper. Derek is niet belangrijk.” Voor een aai over de bol moet je bij iemand anders zijn. De 52-jarige oud-international Volkers wil naar de top. Binden en zelfredzaamheid zijn de woorden die hij het meest gebruikt tijdens het interview bij Volkers BV in Nijkerk. Volkers is de binder. Hij regelt dat Sander de Wijn stage kan lopen bij zijn bedrijf, Erik Bouwens betrokken is bij The Hunger Project, iedereen in het team een taak heeft en het bestuur afspraken nakomt richting de spelers.

Wijlen Frits Schilthuizen, Kampong-icoon, was een manager waar je bij kon uithuilen. Die je naar het treinstation bracht na de training en altijd zeempjes en hockeyschoenen haalde bij de Dita-fabriek in Woerden. Waarvoor een vaste fles Jägermeister klaarstond bij de bar. Dat alles is deze manager niet en dan komt zijn tweede favoriete woord in beeld: zelfredzaamheid. Dat is het mantra van Volkers voor de spelers. „Ik ben geen normale manager, die het water regelt en de shirtjes wast”, vertelt hij. „Daarvoor zijn allemaal commissies ingesteld binnen het team. Ik ben een verlengstuk van het bestuur. Toen mijn oude vriend Martin van Nierop (bestuurslid tophockey, red.) me vroeg als manager wilde ik het alleen doen als we de ambities gingen waarmaken. Ze dromen al meer dan 25 jaar van de top, terwijl de topspelers altijd vertrokken.”

Rechtsbuiten Volkers werd zelf landskampioen met Kampong in 1985 met spelers als Tom van ’t Hek en Arno den Hartog. Daarna viel Kampong, op een Europacuptitel in 1991 na, terug naar de grijze regionen van de hoofdklasse. „Linkerrijtje was lang de ambitie. Linkerrijtje? Wat heb je daaraan?”, kent Volkers het probleem in Utrecht, waar de mannen van Kampong de laatste twintig jaar een bijrol speelden in het Nederlandse hockey, terwijl de jeugdteams continue landskampioen werden maar de mentaliteit nogal studentikoos was. „Er werd die jongens elk jaar wat beloofd, maar dat werd niet nagekomen en daarom vertrokken toppers altijd.” Om het tij te keren startte Volkers in november 2011 een terugkerend topoverleg met Constantijn Jonker, Erik Bouwens, Sander de Wijn, Laurence Docherty, Quirijn Caspers en leden van het bestuur. Om de ambities waar te maken zetten ze de afspraken op papier. Volkers: „De spelers vertelden dat ze naar de top toe wilden. De kern moest blijven en daar moeten internationals (Roderick Weusthof en Robbert Kemperman, red.) bij, zodat de jeugd graag bij ons komt hockeyen. Net als bij Bloemendaal gebeurde. En ja, daarvoor moest het budget omhoog. Daar zijn we met Kampong op alle fronten hard mee bezig.”

Langzaam maar zeker komen de historische tijden weer terug. Vorig jaar haalde Kampong voor het eerst de play-offs. De structurele weg omhoog is definitief ingezet en dat een exponent van de succesvolle generatie nu bijdraagt aan de herrijzenis van de club maakt het des te mooier voor Kampong. ,,Zelfs in de jaren 80 zijn we te weinig landskampioen geworden, maar één keer, terwijl wij het beste team hadden”, blikt Volkers terug op de gloriejaren. „Maar de Kampong-cultuur was toen wel hard. Nooit opgeven, je eigen positie veroveren en het grotere geheel dienen. Dat is lang weggeweest op Kampong. Die hardheid heb ik in me. Ik hou die jongens vaak een spiegel voor. De hele club droomt nu van een landskampioenschap. Daarvoor moet de hele structuur van de club mee. Stap voor stap. Vroeger was mentale weerbaarheid de kracht van Kampong. Daar wil ik weer naartoe. Het terugbrengen naar de jongens. Zelfredzaamheid. Niet gaan uithuilen bij Rick.”

In: Algemeen Dagblad/Utrechts Nieuwsblad 9 maart 2013

Share

Wereldreis werkt louterend

In de golven van de  Javaanse zee besefte Erik Bouwens dat alleen maar hockeyen niet zijn leven is. Bal en stick is niet voldoende voor de student , die wel zijn vrienden van Kampong miste. „Blik op oneindig en alleen maar trainen kan ik niet.” 

Erik-Bouwens-surffoto

De wereldreis van vijf maanden door Indonesië, Thailand, Cambodja en India werkte louterend voor de middenvelder van Kampong, die 27 november terugkeerde in Nederland. „Ik kwam er achter dat ik mijn leven in Nederland niet zo verkeerd vond”, constateert de 25-jarige student internationale betrekkingen en politicologie, die sinds 2007 probeerde door te breken in het Nederlands elftal. November 2011 zegde hij af voor Oranje, toen een kans op de Olympische Spelen in Londen zo goed als verkeken was. „Als je in het Nederlands elftal speelt wordt hockey echt je hele leven. Toen ik 19, 20 jaar oud was vond ik dat prima, maar voor mezelf er is nu meer. Ik sta er anders in. Intensief hockeyen met Kampong en daarnaast studeren werkt beter voor me dan alleen maar hockeyen.” Zijn woorden klinken definitief, of toch niet? „Tsja, mocht de bondscoach me ooit weer bellen dan kijk ik dan wel weer.”

Het drukke hockeyschema blokkeerde lang een wereldreis. Ondertussen keek Bouwens jaloers naar leeftijdsgenoten, die met mooie verhalen terugkwamen: „Ik werd ook nieuwsgierig. Ik wilde een keer zo’n reis maken en alles achter me laten. Even geen Kampong, even geen studie. De boel de boel laten. In het begin was dat  een opluchting.”

De oud-hockeyer van Den Bosch en SCHC, die nog nooit op een surfplank had gestaan, werd op Bali gegrepen door het surfvirus en wilde niets anders meer. In het begin van zijn reis surfte hij met zijn huisgenoot Philip Meulenbroek, de succesvolle spits van Voordaan (onlangs gekozen tot Bilts sportman van het jaar, red.), en al snel kocht hij zijn eigen surfplank. Elke dag ging hij met de scooter naar het strand om de golven te trotseren. „Surfen is redelijk verslavend”, erkent Bouwens. „Ik nam die plank daarna mee naar Java. Na een moeilijke eerste maand surfen ging het al een stuk beter. Komende zomer ga ik weer surfen, in Frankrijk.”

Ondanks zijn droomleven in Indonesië miste hij het hockey. „Wij hebben met Kampong zo’n vet team. Quirijn (Caspers), Connie (Constantijn Jonker) en Sjoerd (de Wert) zijn al lang vrienden van me. We zijn vorig jaar met z’n allen de weg naar boven ingeslagen en ik voel me daar nadrukkelijk onderdeel van. Langzaam is dit team ontstaan en de chemie tussen ons is voelbaar. Ik heb heel veel zin om weer echt te beginnen, stiekem heb ik het wel gemist. Bezig zijn met een team, investeren in elkaar en daar dingen voor terugkrijgen.”

Dat zijn team met versterkingen Robbert Kemperman en Roderick Weusthof het zo goed deed in de eerste helft van het seizoen en zelfs kandidaat  is voor de landstitel, verbaasde hem niet. Met Bouwens erbij wordt het Utrechtse team alleen maar sterker. Vorig seizoen stond hij rechts op het middenveld. Daar staat nu Lukas Siebinga, terwijl international Kemperman links staat. „Zolang ik maar mee kan aanvallen”, zegt Bouwens. „Ik vind spelen op het middenveld het lekkerst, maar ik merk het wel. Omdat Connie zijn hand heeft gebroken moeten we sowieso schuiven. Aal (coach Alexander Cox, red.) was in ieder geval voor het seizoen heel positief over me en hij keek uit naar mijn terugkomst.” Morgen hervat Kampong de competitie aan de Laan van Maarschalkeweerd tegen HGC. Een basisplaats voor Bouwens is geen zekerheid: „Misschien is dat nog niet logisch, ik ben er een half jaar uitgeweest. Ik zou het niet weten. Maar ik ben wel al 27 november teruggekomen omdat ik de hele voorbereiding wilde meemaken en fit wilde zijn.”

In: Algemeen Dagblad/Utrechts Nieuwsblad 22-2-2013

Share

Patat met in een zakje

Modeshows: 10 minuten na de eerste en tweede dagpartij. De Wilson shop. Signeersessies. Petje op, petje af quiz. De Babolat shop. Tennis With The Stars. Terug in de tijd clinic. De Tennisdirect shop. ATP Coach clinic. Een Wheelchair Experience. De Adidas shop. Around the World games. Het onvermijdelijke broodje Unox.
ABNAMRO WTT 2012
Een dag ABN AMRO WTT is tegenwoordig ‘een dagje uit’ zoals dat heet. Of eigenlijk een ‘Experience’. Vroeger ging je naar een museum om naar oude vitrinekasten met aardewerk te kijken. Dat doe je tegenwoordig niet meer. Er bestaan geen musea, alleen nog maar Experiences. Stom kijken naar een potje aardewerk uit driehonderd jaar voor Christus, waarbij je hersenen zelf gaan denken en visualiseren is stom. Beleven, aanraken, voelen, jezelf laten entertainen, dat is 2013. Net als in Rotterdam.

Ik ben dus heel ouderwets. Van mij hoeft er geen Tennis Plaza te zijn met lekkere broodjes. Geen signeersessies. Geen AD Nieuwscafé. Geen Tennis with the Stars. Het enige wat me boeit is die tennisbaan van Ahoy, waar twee topsporters zweten, zwoegen en op het allerhoogste niveau elkaar lopen af te matten. Mannen waarvan hun hele leven in het dienst staat van het racket en de bal. En dat zo goed mogelijk doen. De rest boeit me niet. Ja, een koffie in een plastic bekertje erbij, of ’s avonds een biertje in een plastic glas. En het liefst patat in een zakje, voor 1 euro 50. Met teveel mayonaise en een houten vorkje. De titanenstrijd tussen Grigor Dimitrov en Marcos Baghdatis. De geconcentreerde overwinning van Igor Sijsling op Jo-Wilfried Tsonga. Genieten van Roger Federer, de beste tennisser aller tijden. Helemaal opgaan in de strijd, waarbij ik zelfs op de perstribune (not done) moet klappen en merk dat ik na weer een geweldige rally van oor tot oor straal. Twee toptennissers, een stoeltje en een kleine consumptie. Meer heb je niet nodig. En het is er allemaal in Rotterdam.

Bedankt Ahoy. Ik ben er volgend jaar graag weer bij.

Share

Ontmoet.Je.Helden.Niet.

Het is geregeld met de ATP-mensen hier in het perscentrum. Woensdagmiddag om vijf uur mag ik Marcos Baghdatis interviewen voor Forty Love. Die gekke Cyprioot, waarvan ik (en met mij miljoenen anderen) al fan van ben sinds die finale van de Australian Open in 2006. Een beetje een goede mafkees, met dat gekke haar en die heerlijke backhand. One of the good guys van de tour, zeker weten.

d3e44fe8461adce09b7142baaab99d19

Als ik als kwispelend hondje het ATP-kantoortje binnenloop om vijf uur mag ik met de ATP-official naar het spelershome. Ik moet even bij de ingang wachten. Ik word een beetje zenuwachtig. Gaan we even rustig zitten en worden tien minuten misschien een half uur, omdat het interview zo geslaagd is? Ik wil graag een mooi artikel schrijven voor Forty Love over het vaderschap van de 27-jarige Baghdatis. In hoeverre is het als reizend tennisprof te doen om je carrière met je gezin te combineren? Kijkt hij op naar iemand als Roger Federer die twee kinderen heeft en ook nog op hoogste niveau blijft acteren? En passant wil ik weten of hij nog de kracht in zich heeft, juist met zijn nieuwe gezin, om zich weer terug te knokken naar de top-20 of misschien zelfs de top-10 waar hij ooit in 2006 stond?

Ik heb me goed voorbereid via de standaard wikipedia en ATP tennis site en gegoogled naar eerdere interviews. Na tien minuten wachten komt de ATP-offical naar me toe om te zeggen dat Baghdatis nu bij de masseur zit en dat het interview pas om zes uur kan plaatsvinden. Oké. Prima. Zes uur kan ik ook, hoewel ik ook de Nederlandse dubbelaars Stephan Fransen en Wesley Koolhof moet spreken voor een artikel voor een ander medium.

Net over zessen ben ik klaar met dat gesprek en meld ik me weer bij het ATP-kantoortje in het perscentrum. Ik loop weer achter hem aan naar het spelershome en zie Baghdatis al staan. Mijn hart klopt net iets harder nu het gaat gebeuren. We gaan op de bank zitten en ik geef hem nog een hand, maar mijn naam doet hem niet zoveel. De ATP-offical zit naast ons. “So you first had to go the fysio?” was mijn eerste poging tot contact met de Cyprioot. Hij kijkt me meewarig aan. “I don’t understand? What do you mean?”. Hij kijkt naar de official. “I don’t understand?”

Spreekt die gast geen Engels? Jawel toch? “You first had massage before?” probeer ik. Het is niet mijn bedoeling om hier uitgebreid over te praten, maar ik begin elk interview rustig om daarna de diepte in te gaan. Lijkt me normaal. Baghdatis zoekt de hele tijd contact met de offical. “I don’t understand. I don’t understand.”

Oké. Andere vraag: “So your match just now, that was a weird match?” (Franse tegenstander Paire gaf op bij 0-4 in de derde set, red.) Baghdatis begint nu bewegingen te maken dat hij het niet begrijpt. Hij blijft naar de official kijken. “No was normal. Normal match. Nothing special.” Hij schudt meewarig met zijn hoofd.

Wat is dit? Ik heb mensen als Youp van ’t Hek, Marco van Basten, Luis Suarez en Martijn Krabbé zonder enige problemen geïnterviewd, waarbij de interviewtijd vaak uitliep omdat het een interessant gesprek was. Hoewel, Martijn Krabbé was wel erg vol van zichzelf bedenk ik me nu. Oké, dan door naar het vaderschap: “So you just became a father. Can you combine that with your professional tennis career?”

Diepe zucht. “Yeah is fine. The same. I changed. Now is different to come home and we’re with three now. But still same tennisplayer. Nothing different.” Deze worsteling gaat nog twee minuten zo door en terwijl Baghdatis al voornamelijk naar de official keek zegt hij snel “Enough? Enough?” De offical knikt. Hij is weer vrij. Ik begin nog tegen de ATP-meneer over dat Baghdatis misschien niet zo’n zin had in het interview? “Maybe he is used to questions of higher level.”

v65oai7fxn47qv9nectx@collewich: Marcos Baghdatis redelijke held van me. Maar nog nooit zo’n onbeschofte jongen meegemaakt in een interview #eikel #onprofessioneel

Share

Gelukszoekers van Ahoy

529690_480360518688276_904969796_nAl jaren spelen Wesley Koolhof (23) en Stephan Fransen (24) in de futures, de kelder van het proftennis. Dankzij blessures van grote jongens Mikhail Youhzny en Michaël Llodra kregen ze de unieke mogelijkheid om te ervaren hoe de hemel van het proftennis eruit ziet. 

Spelen op het centre court van Ahoy: als proftennisser in de marge blijft het normaal bij dromen. Als tweede ´alternate´ op de lijst van dubbelspelers voor het ABN AMRO WTT was het voor Koolhof en Fransen bidden, smeken en hopen op een verstapping, een schouderblessure, alles wat maar een opgave van een grote naam in Ahoy betekent. De dubbelpartners maakten al dagen gebruik van een afstreeplijstje in hun hoofd. Nummertje één: Llodra is afgehaakt. Nummertje twee: Youhzny gaf op in zijn enkelpartij tegen Thiemo de Bakker bij een 1-4 achterstand in de derde set. „Na de training gisteren had ik vier gemiste oproepen en toen wist ik wel wat er aan de hand was”, zegt Koolhof die op het laatste moment werd toegevoegd aan het dubbeltoernooi. De twee vrienden hadden de pech aan te treden tegen de Britten Colin Fleming en Jonathan Marray. Laatstgenoemde won afgelopen jaar Wimbledon in het dubbelspel. De persconferentie na een logische nederlaag werd hilarisch. Twee jongens die alleen maar lachen en blij zijn dat ze vragen mogen beantwoorden, dat zijn sportjournalisten niet gewend. De perschef: „Deze jongens gingen uit zichzelf twintig minuten lang handtekeningen uitdelen op de eerste ring van het centre court.”

Koolhof is zoon van oud-voetbalinternational Jurrie Koolhof en oud-hockeyinternational Monique Westerdijk: „Heel logisch dus dat ik ben gaan tennissen,” lacht de nummer 334 van de wereld op de dubbelranglijst. „Zij weten wel dus hoe topsport werkt. Ze kwamen ook allebei kijken vandaag. Ik was bang om mijn eerste ballen te raken met inspelen op dat centre court. Ik was ontzettend blij dat die eerste paar ballen goed gingen.”

Fransen staat 277ste op de wereldranglijst voor dubbels en wekte de indruk dat het betreden van het heilige centre court van Ahoy een nogal surrealistische ervaring voor hem was. Fransen: „Ik heb tot 4-2 niet naar het scorebord gekeken. Ik was totaal de telling kwijt. Toen ik hier als 8-jarige was droomde ik hier al van. Het was echt kippenvel.”

Brutaal pakten Koolhof en Fransen de eerste set, daarna ging het licht snel uit. De Britten zegevierden met 4-6 6-1 10-2. Toch kregen ze nog 4750 euro voor de moeite. Een stuk meer dan wat ze voor al die toernooizeges pakten in de kelder van het proftennis. Koolhof: „Wat we met een overwinning voor ATP-punten voor de wereldranglijst konden halen was zes futurezeges bij elkaar. En voor een toernooioverwinning krijg je 250 euro.”

En nu: „Terug naar de realiteit. Ik ga drie weken futures spelen in Israël”, lacht Koolhof. Franzen: „Ik moet eerst nog een week het tweede deel van mijn studie personal trainer afronden. Dan ga ik naar Israël om Wesley te vergezellen bij de futures. Hoe we dat financieel kunnen bekostigen? Als we snel doorgroeien naar het niveau van de challengers, dan kunnen we wel break-even draaien. Bij challengers krijg je in tegenstelling tot futures ook gratis eten.”

In: Sp!ts donderdag 14 februari

Share