´Schrijf je pijn in zand, graveer je geluk in steen’ is het bordje dat in het kantoor van teammanager David Endt in de Amsterdam Arena hangt. Ik gebruikte dat gegeven voor de intro van het interview dat ik vijf jaar geleden voor het blad De Ajacied had met de bevlogen Endt, de oud-speler van Ajax en naast teammanager een zeer vaardig en kundig schrijver. Omdat hij nu vanwege de ‘professionalisering’ wordt weggezet als teammanager van het eerste elft ben ik nog eens in het oude interview gedoken uit 2008. Hierbij wat lange fragmenten van de man voor wie ik na één interview al een zwak had.
Over het werken bij Ajax, na zijn hartinfarct:
“In deze spannende voetbalwereld is er naast ‘positieve’ stress, eerzucht, ambitie en streven naar winst , natuurlijk veel negatieve stress, omdat hier de waan van de dag regeert. In de topsport wijkt alles voor dat ene doel. Maar het is ook zaak om te kunnen relativeren, zonder dat je je ambitie verliest. Je moet weten waar je grenzen liggen en bekennen aan jezelf dat er grenzen zijn. Dit werk is niet alleen het invullen van de uren. Het is zoals een van de spreuken op de muur: ‘Als je doet wat je leuk vindt, hoef je nooit te werken’. Eigenlijk is het geen werk, maar is het een grote passie. Ik ben er dus heel erg bij betrokken. Ajax is een van de slagaders in mijn leven, al van jongs af aan. Al vanaf het moment dat ik als jongetje van negen vanuit Amsterdam-West het lange stuk naar De Meer fietste om de trainingen te bekijken. Het waren de hoogtijdagen van Ajax in de jaren zeventig en uiteindelijk ging ik zelf ook voetballen. En ik ben er eigenlijk nooit weggegaan. Er is de laatste tien jaar bepaald geen sprake geweest van evenwicht bij onze club. Te veel mensen zijn gekomen en weer gegaan. Dat trok een wissel op me. Ik moest me in mijn job continue aanpassen aan nieuwe personen. Je weet dat spelers wisselen, maar een nieuwe baas betekent nieuwe doctrines, nieuwe regels en een andere manier van werken. En de ene coach ligt je meer dan de ander. Ik heb ook mijn eigen karakter en mijn eigen persoonlijkheid. En die persoonlijkheid geef ik niet op, voor niets, ik ben wie ik ben, hoewel ik het vermogen heb om me aan te passen. En als het niet klikt, dan zal ik waarschijnlijk het veld moeten ruimen. In mijn positie is het de kunst om een kameleon te zijn, zonder mijn persoonlijkheid te verliezen. En dan kan je botsen of afwijken en dat levert soms zinnige discussies op. En soms ben je het helemaal met iemand eens, dat is eigenlijk nog mooier. Het grijpt mij behoorlijk aan, als het slecht gaat en er rare dingen gebeuren. Dat is ook een zwakke kant van mijn karakter. Het kan als een sterke eigenschap worden vertaald, maar het kan, letterlijk, ook een killer zijn! Ik kan me te veel zorgen maken om het individu, de speler. Mijn hart ligt voor een groot deel toch bij die voetballer. Ik wil me in hem verplaatsen. En dat betekent dat je ook veel leed meeneemt, dat je open staat voor mooie dingen, maar het is ook de kunst om met dat leed om te gaan. En ze daarin te steunen. Dat lukt niet altijd, maar het is wel de intentie om dan juist een element tussen de trainer en de speler te zijn. Een trainer heeft een primaire taak: hij moet wedstrijden winnen. En die heeft niet zoveel boodschap aan klein persoonlijk leed van een speler, anders raakt hij de weg kwijt. Maar ik moet in mijn functie iemand zijn, die wel aanspreekbaar is en zijn hart open kan stellen. En soms ook moet straffen. Met straffen bedoel ik iemand terecht wijzen. Gewoon zeggen wat je vindt, niet alleen maar over de bol aaien, maar ook een keer op de vingers tikken. Dat hoort bij dit hele spel en dat vind ik geweldig leuk. Dat is het meest fascinerende van mijn job. Zeker omdat je het doet voor die club en uiteindelijk dus voor het resultaat.”
Over de commerciële voetbalwereld:
“Ik ben een romanticus en die kant komt ook altijd naar voren in mijn boekjes. Maar ik ben niet alleen een romanticus. Ik weet dat ik in een hele pragmatisch ingestelde wereld. De vercommercialisering is niet mijn ding, maar ik weet ook dat dat mede noodzakelijk is. Ik belicht alleen graag die romantische kant, omdat ik die kant de laatste twee decennia zie ondersneeuwen. Gevoelsmatig, niet alleen romantisch. Romantisch is bijna zweverig, een beetje ver weg van de realiteit en ik leef wel in de realiteit, maar de gevoelsmatige kanten van het leven vind ik belangrijker. En die gevoelsmatige kant wijkt makkelijker in de voetbalwereld. Die is ook ongrijpbaar en moeilijk te duiden. Andere tastbaardere zaken zijn vaak makkelijker neer te zetten, zeker mensen die van buiten de voetbalwereld komen missen daar het fingerspitsengefühl. De kennis van de krachtenvelden en spanningselementen in een kleedkamer zijn moeilijker te vangen voor mensen die louter pragmatisch zijn ingesteld en slechts denken in commerciële termen. Ik vind dat het voetbal lijdt onder die golf van commercieel gerichte elementen. Want wat voor keuzes maken de spelers die op jonge leeftijd weggaan bij Ajax? Ze maken eigenlijk bijna allemaal de keuze van het geld. En die keuze maken ze al op hun twaalfde, dat is een groot verschil met vroeger. Vroeger was Ajax een doel, nu wordt Ajax steeds meer een middel. Het doel was vroeger om het eerste elftal te bereiken, om Ajacied te zijn. Om een voetballer te zijn in dat prachtige shirt. Nu is Ajax een middel om misschien ergens anders terecht te komen en meer geld te verdienen. Nee, niet veel geld, héél veel geld te verdienen. Dan denk ik, welke waarden spelen er een grote rol in jouw leven? De hele maatschappij is tegenwoordig natuurlijk heel geldgericht, daar kun je niet omheen. Dan kan ik wel eens denken, hè jammer. We zwaaien nu al John Heitinga uit als oer-Ajacied en hoe oud is-ie nou? Vierentwintig! Hij is niet al zevenendertig jaar oud en hij heeft niet zijn hele carrière bij Ajax gespeeld. Nu ben je blijkbaar een oer-Ajacied, omdat je het zes of zeven jaar vol houdt? Natuurlijk heeft Heitinga ook in de jeugd gespeeld bij Ajax, maar een echte Ajacied is Sjaak Swart. Meer spelers bleven vroeger tot het einde van hun carrière bij die ene club. Het is een utopie om te denken dat dat nog een keer gebeurt. Dat is jammer, want ook die dingen bepalen de schoonheid, de kracht en fascinatie van een club als Ajax. Het is een tijdsgeest die ik niet zie veranderen. Ik denk namelijk dat de spiraal van het geld nog lang niet is uitgedraaid. En de aantrekkingskracht om heel veel geld te verdienen, om niet miljonair te zijn maar multi-miljonair te zijn. Voor een heleboel mensen is dat belangrijk. Die komen er later achter, misschien met wrok of spijt: ik heb wel veel geld verdiend, maar ik heb niet met mijn maatjes van de B1 een keer een Europacup finale gespeeld. En dat zou ik dus willen voorkomen. Want dat heeft misschien wel een veel diepere waarde dan de miljoenen die ze dan hebben verdiend.”
Waar Ajax voor moet staan:
“Ik heb alle Europacup wedstrijden vanaf 1967 meegemaakt. En dan merk je dat het gewoon een fantastische club is. Omdat het van binnenuit, in het hart, een club is. Het is nooit een bedrijf geworden. Vaak wordt er gezegd dat voetbal een bedrijf is. En dan hoor je mensen zeggen: ‘Ja Ajax is een merk, een A-merk’. En dan krijg ik toch… Ajax is geen A-merk, Ajax is een begrip, dat overstijgt het A-merk zijn. Een begrip is veel sterker en veel meer aan emotie gebonden, want emotie heeft namelijk met de kracht van het bloed te maken. Maar veel mensen projecteren het marketingbegrip ´merk´ op deze club, omdat ze denken dat dat de manier is om deze club te kenmerken. En ik ben daar dus pertinent tegen, Ajax is veel sterker dan de kracht van geld. Ajax staat voor de verbeelding van Amsterdam. Dan bedoel ik vrijgevochten, avontuurlijk, gedurfd en enigszins eigenwijs. En op een gezonde manier brutaal en zelfbewust. Dat zijn alle elementen van Ajax. Ik persoonlijk heb niet al die elementen in me, maar ik vind het wel mooi. Iedereen heeft zijn eigen manier van Ajax voelen, Ajax is niet één ding, Ajax is niet één begrip. Ajax is wat iedereen er van maakt die bij de club betrokken is. Dat is heel moeilijk om te vatten onder één noemer, je kunt alleen maar zeggen wat het voor jou betekent. Toch moeten we proberen om het voor iedereen weer ´ons Ajax´ van te maken. Ook voor nieuwe generaties. Dat zijn niet meer de mensen van dertig jaar geleden. Je moet appelleren aan de mensen in de stad, om die mensen aan je te binden op een natuurlijke manier. Ajax is een fenomenale club, met alle problematiek en gekke dingen erbij, die wel eens pijn doen. Onze voormalige clubarts omschreef Ajax eens als een mooie vrouw. Iedereen wil graag met haar zijn, met die vrouw gezien worden, wil graag misschien wel met die vrouw slapen. Maar er zitten ook heel veel mindere kanten aan zo´n mooie vrouw.”
Over het geld in het voetbal. Dit is een passage waar hij toen al heel veel kritiek op kreeg binnen Ajax na het verschijnen van het interview.
“Ik denk dat de macht van de commercie alleen nog maar groter zal worden. Ook de macht van televisie wordt groter. Als je ziet hoeveel geld er door sponsors worden ingepompt, die willen ook allemaal wat terug voor dat geld. Ik was, toen Adidas hier kwam, tegen die strepen op dat shirt. Omdat je daarmee een wezenlijk element van het begrip Ajax ondermijnt. De smetteloosheid van dat shirt moeten we zo lang mogelijk waarborgen. Als je daar aankomt tast je het begrip aan. Dat hoort niet bij Ajax. Mijn verzet is me lang niet door iedereen in dank afgenomen. Zeker niet door de commerciële mensen, ach je voelt dat het moment weer dichterbij gaat komen dat zoiets wel weer mogelijk gaat worden. Adidas zou juist in hun voordeel moeten gebruiken dat ze die drie strepen niet op het shirt zetten, om de klassieke waarden, de diepgelaagde, traditionele waarden van Ajax voorrang te verlenen. Dan zouden ze daar hoog mee scoren bij het publiek. Adidas is een heel bekend merk met drie strepen. Maar wat als er een merk komt, een Fins merk met een hele brede rode baan? Wat zeggen we dan? Dat moet kunnen? Dan heeft dat shirt opeens een lelijke rode baan? Ik zou me toch wel rebels manifesteren, mocht het zover komen. Door de macht en noodzaak van het geld worden er steeds grenzen verlegd.”
En om af te sluiten met zijn eigen woorden:
DECOLLAGE (uit: De Godenzonen van Ajax, David Endt 1993)
´De 28e minuut. Dennis Bergkamp heeft, 180 seconden nadat hij met een wonderschoon doelpunt Ajax op 1-0 bracht, een nieuwe afspraak met de bal. Die twee kennen elkaar. Het zijn bondgenoten in een strijd tegen de aardse wetten van zwaartekracht en snelheid. Samen kunnen zij genieten van een gedraaide loer, een geflikt kunstje en de vertwijfeld graaiende keepervingers die dachten dat ze de bal hadden. Dennis en de bal kennen de snelste weg naar het doel en betoveren getweeën de verdedigers die ademloos wijken voor de aankondiging van weer een magistraal moment. Dennis Bergkamp en de Bal. Vrienden voor het leven. Bergkamp, veertien jaar geleden een vrolijk voetballend pupilletje bij Wilskracht SNL, is de momentenmeester die de bal weer opvangt. Nog een ritme hoger gaan de gevleugelde voeten. De intuïtie neemt de macht van het denken over. Bal en Bergkamp komen los van de grond. Ontplakking! Meetkunde en fantasie vallen elkaar schaterend in de armen wanneer de rechtervoet van Dennis zijn vriend de onmogelijke weg naar het net wijst.´