Zaalhockey blijft voor de liefhebber

Ondanks mooie dagen in Olympos in Utrecht en het Topsportcentrum Rotterdam blijft zaalhockey voor de meeste hockeyers bezigheidstherapie tot ze weer buiten mogen spelen. De vrouwen van Amsterdam en de mannen van Kampong pakten de landstitel na een summier aantal trainingsuren.

Utrecht_Sportcentrum_Olympos

Een schitterende aanvalsopzet, een paar snelle passes en de bal ligt alweer het netje. Af en toe is de halve finale van het NK tussen Kampong en Rotterdam een lust voor het oog. Spelers die op het veld minder opvallen, zoals linksachter Pieter Wiegman van Kampong, blijken binnen ware zaalcracks. Op z’n best is zaalhockey een tactisch schaakspel, waarbij de vleugelverdediger functioneert als de toren, de spelverdeler de dame is en de aanvaller de loper die diagonalen rent om dat gaatje te vinden in de verdediging.

Maar achter de schermen lopen er nogal wat ontevreden mensen rond. De veldcoaches, die doorgaans de zaal aan hun assistent overlaten, treuren om al die weekenden dat ze zich niet op het veld kunnen voorbereiden op de hervatting van de competitie die over twee weken al begint. Kampong-coach van de mannen Alexander Cox baalt het hardst: zijn sterspeler Constantijn Jonker is naar verwachting vijf weken uitgeschakeld omdat hij een bal hard tegen zijn hand kreeg gepusht, iets dat afgelopen zaalseizoen meerdere keren gebeurde. Door een speler heen passen die op drie meter staat is nu verboden. Elke coach begon na de zaalwedstrijden met een klaagzang over het niveau van de scheidsrechters. En het moet gezegd: in de zaal vielen veel scheidsrechters door het ijs. Met snel spel, zoveel meer beslissingen en wisselende spelregels voldoen de meeste arbiters simpelweg niet. Strafcorners werden makkelijk gegeven, gele kaarten waren er om er mee strooien. Een arbiter als Bart de Liefde is geen graag geziene fluiter onder de coaches en de spelers, maar wordt consequent op alle belangrijke wedstrijden gezet. Ook in de halve finale tussen Kampong en Rotterdam maakte hij het weer bont, omdat hij te makkelijk gele kaarten trok voor Daan Dullemeijer en Sjoerd de Wert. De rechtsachter miste daardoor de finale.

Utrecht_Sportcentrum_Olympos

„Misschien moeten de scheidsrechters ook een voorbereiding draaien”, zei bondscoach Marieke Dijkstra dan ook in het Topsportcentrum Rotterdam. „Alleen als zaalhockey een Olympische sport wordt nemen we het misschien heel serieus”, zegt zaalinternational Robbert van de Peppel, die zich opofferde voor zijn club door niet met hoofdklasser HDM maar topklasser SCHC te acteren in de zaal. De houten vloer in het Topsportcentrum is voor de zaalhockeycrack het summum, in tegenstelling tot de stugge vloer van Olympos. „De meeste teams nemen de competitie niet serieus, terwijl we dat wel doen bij het Nederlandse zaalteam. Daar zie je dat we de afgelopen jaren steeds dichterbij de internationale top zijn gekropen. Wij zaalhockeyen echt met een hoog tempo, veel structuur en looplijnen en strak verdedigen. Voor scheidsrechters is zaalhockey moeilijk, het gaat een stuk sneller en de regels veranderen continue. Dat door de man pushen gebeurt totaal niet in Duitsland. Daar hockeyen ze altijd om de speler heen, omdat ze daar op een hoger niveau acteren.”

„Ik vind die zaalhockeydiscussie kansloos”, geeft Schaerweijde-coach Bas Bogaard aan. „Met de internationale kalender en de hoofdklasse is er gewoon niet meer tijd voor het spelletje. Van mij mogen we wel langer zaalhockeyen, zeker nu de velden buiten slecht bespeelbaar zijn. Er zijn in vergelijking met Duitsland gewoon te weinig goede hallen en er is weinig mogelijkheid om voor aantrekkelijke uren de zaal te huren. Andere zaalsporten als zaalvoetbal en volleybal, die de hal het hele jaar gebruiken, krijgen altijd voorrang boven hockeyers die alleen in de winter de hal gebruiken. In feite is zaalhockey gewoon een andere sport dan veldhockey, maar de periode is te kort om er meer mee te doen. Het blijft een leuke bezigheid om fit te blijven, maar het zwaartepunt zal altijd bij het veldseizoen liggen.”

Geen enkel team uit Midden-Nederland trainde uitgebreid in de zaal. Eén avondje in de week was al veel. Logisch ook als je je ondertussen voorbereidt op de veldcompetitie. Toch werd Kampong landskampioen en promoveerden de vrouwen van Schaerweijde naar de hoofdklasse. Van de Peppel: „De status van zaalhockey komt nooit in de buurt van veldhockey. Toch denk ik dat het goed is voor het hockey in het algemeen. Je handelingssnelheid gaat omhoog en je speelt na een goed zaalhockeyseizoen een betere tweede helft van de veldcompetitie. Ik in ieder geval wel.”

<kader>

Marieke Dijkstra, de zaalhockeykoningin van Kampong en nu bondscoach van de Nederlandse vrouwen, zucht nog maar eens als de krant begint over de moeilijke positie van het zaalhockey in Nederland. „We zijn hier altijd bezig met de nadelen van het zaalhockey en welke spelers we wel of niet kunnen inzetten”, zegt ze met liefde voor de sport. „Ik zie dat zaalhockey bij de jeugd steeds meer leeft. Ook ben ik tevreden met wat wij met het Nederlands team doen. Wij trainen met het Nederlands elftal zestien uur per week. Ik heb in het algemeen niet het idee dat we het niet serieus nemen. Is vijf keer per week trainen serieus? Of is het ook goed als je de wedstrijd serieus neemt? Natuurlijk zou een competitie die vier maanden duurt geweldig zijn, maar ik droom daar niet over hoor.”

In: Algemeen Dagblad/Utrechts Nieuwsblad dinsdag 12 februari

De volley is springlevend

Igor Sijsling staat tegen de nummer acht van de wereld, in eigen huis, in een ATP-500 toernooi. In zijn eerste servicegame en bij een achterstand van 0-1 staat hij al meteen 15-40 op zijn eigen service. Wat doe je dan?

Sijsling7

Het zou een quiz-vraag kunnen zijn, die door 95 van de top-100 spelers tegenwoordig beantwoord wordt met: hard serveren en dan domineren in de rally. Maar Sijsling denkt: service-volley natuurlijk! Een nogal vergeten ambacht, maar overtuigend uitgevoerd door juist onze eigen Nederlander. In zijn eerste cruciale game slaat hij goede diepe volleys die hem uit de problemen helpen.

Van de acht breakpoints die de grote Jo-Wilfried Tsonga krijgt, weet hij er maar één te benutten. De oplossing van de Amsterdammer Sijsling: serveren en oplopen naar het net. Eerste volley diep wegdrukken richting de baseline en eventueel de tweede wegleggen. Volgens het oude schoolboekje, dat allang is opgegraven door de 25-jarige Sijsling, die na de wedstrijd ook toegaf dat hij zijn spelletje helemaal gevonden heeft. Dat blijkt wel uit de reactie van zijn coach Joaquin Munoz: “Mooi man” en “Niets geks wat je nu gedaan hebt”.

“Zijn beste wedstrijd”, noemde Sijsling het, hoewel hij die woorden op de persconferentie snel inslikte. Hij maakte er “Beste overwinning ooit” van en denkt dat de Fransman hem onderschatte. En Tsonga, die wist wat er na de wedstrijd wel mis was: “Ik miste vier, vijf volleys op belangrijke momenten.”

De statistieken geven hem gelijk. 7-6 4-6 6-4. Aantal punten Tsonga: 103. Sijsling: 104. Lang leve de volley.

http://www.fortylove.nl/index.php/blogs/item/192-de-volley-is-springlevend

The Master: fenomenaal maar afstandelijk

“Wat vind jij van de film?” vroeg een aardige buurvrouw me in Cinecenter na twee uur kijken. Wat volgde was een gesprek op fluistertoon, waarbij zelfs het beschaafde volume binnen een paar minuten werd afgestraft door een mevrouw in de stoel voor ons. Dat welbekende “Ssssssjjjjjjj”, gevolgd door “Kunnen jullie wat stiller zijn?” ging me door merg en been en deed me weer zestien voelen. Terwijl ik zo netjes was met die arme mevrouw die al twee uur op zichzelf aan het inpraten was dat ze toch echt naar een goede film keek. Ik begin met deze intro, omdat het eigenlijk wel aangeeft wat voor verschillende reacties ‘The Master’ oproept, de nieuwe film van Paul Thomas Anderson.

The_Master_Paul_Thomas_Anderson47

Na het hilarische Boogie Nights, waarin de porno-industrie in de jaren zeventig op een onnavolgbare wijze in beeld wordt gebracht, het ambitieuze Magnolia dat op 28-jarige leeftijd vooralsnog zijn grootste meesterwerk is volgde het diep intrigerende There Will Be Blood. Daarin neemt Anderson de kijker bijna drie uur mee in het spel van Daniel Day-Lewis, die als oliebaron alleen het slechte ziet in de mens. De immorele manier waarop de oliebaron te werk gaat bouwt zich langzaam op in de film, totdat je eindelijk beseft waarom de film ook al ‘There Will Be Blood’ heet.

The Master focust zich niet op één persoon, maar laat Joaquin Phoenix (Freddie Quell) en Philip Seymour Hoffman (Lancaster Dodd) een vader-zoon relatie aangaan die aan de ene kant schuurt, onbegrijpelijk is, irriteert maar ook leidt tot totale onderwerping aan Master Lancaster Dodd, een personage losjes gebaseerd op Scientology oprichter L. Ron Hubbard.  En een Master is iets wat Freddie Quell, net na het eindigen van de Tweede Wereldoorlog wel kan gebruiken, blijkt uit de eerste scènes waarin een fenomenale Phoenix zijn PTSS (Post Traumatische Stress Stoornis) moeilijk kan verbergen. Deze man is zwaar beschadigd door de oorlog. En eigenlijk weet je ook al meteen dat het niet goed gaat komen. Toch heeft The Master Quell graag om zich heen.

Het quasi-overtuigende gepreek van The Master, die zijn vrouw (prachtrol van Amy Adams) zijn boeken laat dicteren, contrasteert hevig met de toch waardige maar volkomen van zichzelf vervreemde Quell. En eigenlijk zien we meer dan tweeënhalf uur de ontwikkeling van beide personages in bizarre en vervreemdende scènes. Het verhaal loopt niet in één keer door, het ene volgt het andere niet per se op. En dan gebeurt wat meester Paul Thomas Anderson voor ogen heeft: je begint bij de trage scènes steeds meer te denken.

Over The Master, over Quell, over hun relatie, over de Tweede Wereldoorlog, goed en kwaad, oplichting, het bedriegen van mensen met een valse waarheid. En nu, een week later denk ik nog steeds na over deze film. Wat wil Anderson me vertellen? Het is een extreem vaardig gemaakte film, geschoten in het ongebruikelijke 70mm en met twee acteurs die schitteren, hoewel Phoenix nog meer overtuigt dan Seymour Hoffman. Alleen kijk je naar een incoherent verhaal en ik vraag me af of dat bewust is. Ik denk het wel en dat is dan ook mijn enige kritiek op de film. Anderson lijkt steeds meer de kant op te gaan van Michael Haneke, die bekend werd met Amour, Caché, La Pianiste en Das Weissen Band. Die maakt nooit films die nou alleen maar fijn zijn om te kijken, maar je wilt ze toch niet missen. Het is geen twee uur durende ontspannen kijkervaring, met een simpel verhaal en eenvoudige Hollywood eindes, maar hij legt de bal bij jou, de kijker. Dat is wat Anderson ook steeds meer doet en ik kan niet anders dan concluderen dan dat je The Master in ieder geval één keer gezien moet hebben. Ik blijf nog mijmeren over de film, de verschillende onvergetelijke scènes, maar ergens verlang ik ook weer terug naar een film als Boogie Nights, die én interessant is maar ook vermaakt.

 

Casino bakermat poker

 „In 2004 speelde ik hier in Utrecht mijn eerste toernooi en die won ik”, zegt titelverdediger Steven van Zadelhoff (33) tijdens de Utrecht Series of Poker over de start van zijn professionele pokercarrière. Het Utrechtse casino aan de Overste den Oudenlaan blijkt voor meerdere pokeraars de bakermat van hun succes in het kaartspel.

Steven van Zadelhoff

„Mijn huisgenoten kwamen elke dag met 300 euro thuis van het casino”, zegt professioneel pokerspeler Michiel Brummelhuis (31), in 2008 winnaar van de ‘Summer Classics’ voor 68 duizend euro en online bekend onder de alias ‘Utreg’. Hij studeerde in Utrecht en pokerde vaak in het Holland Casino. „Ik vond dat geld wel interessant natuurlijk. Ik begon pokerboeken te lezen en speelde hier mijn eerste toernooitjes op de donderdagavond. Ik won meteen mijn eerste toernooi en toen was  ik verkocht. Veel succesvolle pokerspelers van nu komen uit de Utrechtse studentenpopulatie.”

De Utrecht Series of Poker, tot spijt van velen niet meer onder de ludieke naam ‘Dom Classics’, begon vorige week maandag met een toernooi van 400 euro en kende zijn climax afgelopen zondagnacht tijdens de finaletafel van het ‘Main Event’. 114 pokerspelers betaalden de tweeduizend euro voor het prestigieuze toernooi, dat met een prijzenpot van 228 duizend euro en een hoofdprijs van 64.980 euro aantrekkelijk is voor veel professionals.

Op het eerste gezicht is het Utrechtse pokertoernooi zaterdag een reünie van oude bekenden. In de kale zaal op de benedenverdieping van het casino aan de Overste den Oudenlaan is de sfeer vooral gezellig te noemen. Veel dertigers en veertigers die vriendschappelijk met elkaar kaarten en waar de tweeduizend euro buy-in bijzaak lijkt. Maar achter de schermen speelt er meer. Als we de vriendelijke Feike Parinussa, een van de organisatoren van de toernooiweek van Holland Casino, vragen om wat ‘hometown’ spelers te interviewen, krijgt hij vier keer nul op het rekest. Veel pokerspelers willen helemaal geen aandacht vanwege gedoe met de belastingen en de overheid. Het AD? De krant? „Nee dank je wel.”

Voor Van Zadelhoff, die de afgelopen jaren na een geschil met de Belastingdienst honderdduizenden euro’s moest afdragen en opnieuw kon beginnen met zijn carrière, is de pokerweek keiharde business. Vorig jaar won hij het Main Event van de Dom Classics in januari en verdiende hij 75 duizend euro. Hij heeft net gehoord dat zijn sponsor Everest Poker de verbintenis na vier jaar heeft verbroken en is gebrand om goed te presteren. Om zijn pokercarrière voort te kunnen zetten is hij net als veel andere succesvolle Nederlandse pokerspelers twee jaar geleden naar Malta verhuisd. „Daar is een fiscaal vriendelijker klimaat”, vertelt Van Zadelhoff in een van de pauzes van het toernooi. „In 2004 begon ik met pokeren in Utrecht, toen ik nog bij mijn ouders in Deil woonde. De eerste pokerhype moest nog losbarsten. Toen ik professioneel werd heeft het gedoe met de Belastingdienst me bloed, zweet en tranen gekost. Dat is een enorm leerproces geweest.”

Als we Van Zadelhoff volgen bij de pokertafel oogt hij ontspannen. Hij is actief bezig met zijn telefoon, groet af en toe wat bekenden en focust zich verder op het spel met de kaarten, chips en de ‘flops’. Als iemand zijn hand weglegt tegen Van Zadelhoff krijgt hij te horen: „Jij had zeker de flush gemaakt?”. Hij reageert niet. Poker is een spel van het gezicht in de plooi houden en niet teveel informatie weggeven. Over zijn tafel is hij zaterdagmiddag om een uurtje of vijf tevreden, want er zitten veel oudere spelers en die worden in de pokerwereld over het algemeen als zwakker beschouwd dan de jongere internetgeneratie. Dat verandert om zeven uur als hij van tafel wordt verplaatst en bij Brummelhuis en Pieter de Korver (winnaaar EPT Grand Final Monte Carlo 2009 voor 2,3 miljoen euro, red.) aan tafel komt. „Ik was lekker aan het spelen, maar aan die nieuwe tafel moest ik het rustiger aan doen. Uiteindelijk verloor ik zaterdagavond met mijn paartje vrouwen van een paartje koningen en werd ik 25ste. Ik ben wel tevreden over mijn spel en dan kan ik er wel vrede mee hebben. Ik ben er volgend jaar in ieder geval weer bij, de sfeer was zoals altijd weer goed.”

Zondagnacht blijkt Michiel Brosky de sterkste in Utrecht, hij mag 64.980 euro mee naar huis nemen. Pim van Riet werd tweede (€ 39.330). Brummelhuis moest als nummer zes zijn geliefde casino verlaten en werd een kleine vijftienduizend euro rijker. Toch een groot verschil met de 1500 euro die hij in 2004 won bij zijn eerste toernooi als student economie.

<kader>

Iedereen begon zaterdag tijdens het Main Event met 15.000 punten aan chips. De blauwe is 25 punten waard, de gele 100, de zwarte 1.000 en de roze 5.000. Het gaat om Texas No Limit Hold’em in tegenstelling tot het Limit Hold’em dat in 2004 nog vaker gespeeld werd in het Utrechtse casino. In No Limit is er geen restrictie wat betreft de hoogte van je inzet.

Link: PDF

In: Algemeen Dagblad/Utrechts Nieuwsblad 29 januari 2013