Dit zijn de 9 psychologische kleedkamertrucs van coaches

Column – Je kunt als coach de hele wedstrijd ‘als een idioot’ (René van der Gijp) langs de kant druk lopen doen, zoals Fatih Terim van Turkije. Of je kunt de hele wedstrijd heel heftig kauwgum kauwen, zoals Carlo Ancelotti (ex-Real Madrid, aankomend seizoen Bayern München), en verder een beetje toekijken.

Wetenschappelijk is er nog geen bewijs dat het ene beter is dan het andere.  Soms wordt de rol van de voetbalcoach overschat. Soms wordt hij duidelijk onderschat, in het geval van Danny Blind. Wat telt, is waar de coach wél invloed heeft, en dat is in ieder geval de opstelling. Maar vooral: De Rustbepreking Om Het Tij Te Keren.

Stiekem weet de coach dat zijn grootste moment van invloed in de afgesloten ruimte van de kleedkamer plaats vindt. Maar niet elke coach heeft de ballen om zijn broek te laten zakken in de kleedkamer, zoals Louis van Gaal, heeft de energie van hockeycoach Christoph Bechmann of het charisma en de verbale vaardigheden van Al Pacino: ‘We’re in hell right now gentlemen, and we can stay here and get the shit kicked out of us, or we can fight our way back into the light. We can climb out of hell. One inch at a time.’

Als de eerste helft tegenvalt en de voetballers of sporters onderpresteren of dienst weigeren, kan de coach maar één ding doen. Uitpakken met die epische rustbespreking en vooral, die psychologische truc, zodat de sporters met bloeddoorlopen ogen weer het veld oplopen, in de veronderstelling dat ze een oorlog moeten winnen. Dit zijn 9 veel toegepaste trucs, in willekeurige volgorde.

De Keiharde Afzeikspeech – ook wel Donderspeech.

Zo oud als sport zelf is de donderspeech. Het gaat uit van de oude theorie die je bij de studie communicatiewetenschap aan de universiteit leert – de inleiding tot de communicatiewetenschap A –  de ‘Injectienaaldtheorie’, vooral gangbaar tot de Tweede Wereldoorlog. Dat suggereert dat de media – de zender – alle macht heeft en het publiek dit slikt. Media injecteert, publiek ondergaat het. Coach zeikt af, spelers luisteren?

Maar het probleem met de donderspeech is de timing. De coach kan niet elke rustbespreking keihard schreeuwen,  mensen kleineren en uitkafferen. Een kleedkamer is geen concentratiekamp. Jarenlang elke week twee donderspeeches stompt af. Spelers zullen hun pupillen op de grond richten en mentaal afscheid nemen van deze coach en dat is dodelijk voor het resultaat. De Keiharde Afzeikspeech is de joker in een spel van kaarten, die je als coach per seizoen een handvol keer kan toepassen. Beter dus om deze troefkaart niet in te zetten tijdens de eerste poulewedstrijd.

Maar de stilte valt zo hard dat het wel waar moet zijn

Voor de bejaarden onder jullie: dit is een deel van een songtekst van Van Dik Hout. Wie? Maakt niet uit. Er zijn in ieder geval kinderen op dit nummer verwekt, die nu al bijna aan het doorfokken zijn. De coach kan de kleedkamer inlopen, voor de groep gaan staan en – heel stoer – bewust zijn mond houden. Dit is de truc die een beroep doet op de hiërarchie binnen de groep. Wie is de natuurlijke leider en wie kan het team motiveren? Hij of zij wacht nu totdat de speler of speelster van het team zelf de handschoen aanneemt en het woord neemt.

The Oscar Goes To…

Een huilende coach voor of na een wanprestatie klinkt onrealistisch, maar het gebeurt. Het is ondergetekende overkomen in de bespreking vóór de wedstrijd. Plaats van handeling: een huiskamer in Utrecht, waar we verzamelden voor de wedstrijd in Den Haag. We hadden na de winterstop elke wedstrijd verloren en dus gooide de coach het op emotie. Terwijl de tranen vloeiden had het hele team last van plaatsvervangende schaamte. Nog steeds weten we niet of die coach goed kon acteren of dat de tranen echt waren. Maar dit behoort tot het arsenaal van de coach. Als hij een psychopaat is.

De CR7 van het team helemaal afbranden

Pure manipulatie. Na een belabberde eerste helft de onbetwist beste speler van het team he-le-maal affikken. De grond in boren, zeggen dat hij een schande is voor het team. Psychologisch wekt dit bewondering bij de groep. Zo zo, de coach durft zelfs onze sterspeler aan te pakken.

Niemand die heeft gezien dat de coach zijn sterspeler van tevoren heeft ingelicht over deze situatie.

Met Cruijffiaanse retoriek proberen uit te pakken

‘2-0 is een gevaarlijke stand. Als zij de aansluitingstreffer maken, zullen ze er nog meer in gaan geloven.’

‘Het staat 3-0. Dat is mooi. We hebben de wedstrijd in handen, maar we moeten hem nog wel in de pocket stoppen.’

Etc..

De waterdrager op het schild hijsen

De eerste helft was uien. De mastodonten verslikken zich in hun eigen ambitie en zelfontplooiing. De geprojecteerde sterspeler – we noemen een Kevin de Bruyne – speelt in een ondraaglijk laag tempo. Enter: de minder begaafde linksachter zonder talent die als enige wél presteert.

‘Kijk dan naar Dirk. De modder op zijn sokken, het bloed op zijn wangen. Hij kan misschien niet alles met een bal, maar hij geeft wél 200 procent. Wees meer als Dirk. We moeten allemaal meer als Dirk zijn. We moeten Dirk-voetbal gaan spelen.’

De Grote Verdwijntruc

Dit is de Hans Klok onder de coachtrucs. Niemand nam verantwoordelijkheid tijdens de eerste helft. Dan resteert De Grote Verdwijntruc. Gewoon niet op komen dagen in de kleedkamer. De eerste minuut wacht het team gelaten af. Na een paar minuten begint het lichtje te branden. Dit is die truc, die minimaal één keer per jaar kan worden toegepast. De spelers zullen het zelf met elkaar moeten regelen.

Maximus, Maximus!

Het verhaal dat Richard Krajicek in 1996 de dag voor de gewonnen Wimbledonfinale Braveheart heeft gekeken en wellicht op Daphe Deckers lag is misschien bekend. Dat Frank de Boer bij Ajax zijn video operator de opdracht gaf om wat beelden van Michael Jordan en Lance Armstrong – oh wacht, Lance, echt? – te monteren om de groep te motiveren, is misschien ook bekend. En waarom? Omdat het altijd werkt. Zet een beamer neer, zet het geluid op maximaal en de mannen lopen schuimbekkend het veld op.

Fragmenten: Russel Crowe – Maximus Aurelius – die zegt: “Brothers, what we do in life… echoes in eternity.”

Of het moment dat Aragorn, son of Arathorn, voor het grote Orc-leger staat in de laatste grootste epic battle of Middle Earth, waarin de Dark Lord Sauron wordt verslagen. En schreeuwt: ‘For Frodo,’ waarna hij in z’n eentje op het leger Orcs afrent.

‘Alles gegeven’

Dit is gewoonweg saai, maar zelfs wetenschappelijk is bewezen dat positief coachen beter werkt dan heel kritisch. Een van de meest bijzondere comebacks in het moderne voetbal is de Champions League finale van 1999, toen het Manchester United Bayern München de Duitsers even Duitserde en deed wat de Duitsers zelf altijd doen: in blessuretijd de winnende goal maken. De goals van Teddy Sheringham en Ole Gunnar Solksjaer na de negentigste minuut leverde een 2-1 zege op. En wat zei Ferguson in de kleedkamer in de rust, volgens spits Andy Cole:

‘Hij bleef positief, ondanks dat we 1-0 achter stonden en slecht speelden. Hij benadrukte dat het een Europese finale was en zei dat sommige spelers dit nooit meer zouden meemaken en dat we er alleen ervoor moesten zorgen dat we aan het einde van de wedstrijd het gevoel moesten hebben dat we alles hadden gegeven op het veld.’

Een setje verkopen, natuurlijk gebeurt dat

Algemeen Dagblad – Matchfixing is in de lagere regionen van het proftennis soms een noodzakelijke bron van inkomsten. ‘Een wedstrijd winnen voor een paar tientjes of verkopen voor 5000 euro?’ 

Sander Collewijn en Koen Voskuil – Rotterdam

In het donker rijden twee Armeense dertigers, van wie één een oud-profvoetballer, langs gokzuilen in Valencia. Steeds zetten ze geld in op de wedstrijden van twee Nederlandse proftennissers die de middag erop een challengertoernooi in de Finse stad Tampere spelen. Matchfixing is in de lagere regionen van het proftennis soms een noodzakelijke bron van inkomsten. ‘Een wedstrijd winnen voor een paar tientjes of verkopen voor 5000 euro?’ De Armeniërs wedden met grof geld dat proftennissers Antal van der Duim en Boy Westerhof in twee sets zullen verliezen van hun iets lager geplaatste tegenstanders. De dag erop komen hun voorspellingen uit: Van der Duim verliest met 0-6 en 2-6 van de Fransman Elias Ymer. Westerhof brengthet er met 4-6 1-6 tegen de Serviër Pedja Krstin niet veel beter vanaf. Bij meer dan twintig online gokaanbieders als Bwin, 888 en Pinnacle Sports rinkelen die dag de alarmbellen. Ze kunnen het vreemde gokgedrag niet verklaren en nemen de weddenschappen, onder verdenking van matchfixing, uit de handel.

Inside-informatie

Zowel Van der Duim als Westerhof zegt zich niets onreglementairs aan de wedstrijd te kunnen herinneren. ,,Hoe het kan dat er vreemd op die wedstrijd is ingezet? Ik heb geen flauw idee,” zegt Antal van der Duim. ,,Raar gokgedrag kan altijd voorkomen,” zegt Boy Westerhof. ,,Misschien denkt iemand over inside informatie te beschikken? Ik heb daar alleen niets mee te maken. Ik ben blij dat de TIU het uitzoekt.” Uitgerekend Van der Duim enWesterhof, van wie de Tennis Integrity Unit ook een onderlinge partij uit 2014 op matchfixing onderzoekt, zeggen nooit een omkooppoging te hebben ondervonden. Het AD sprak met veertien van de zestien spelers die in de mondiale ATP-top 1000 genoteerd staan. Zeven van hen zeggen wel door matchfixers te zijn benaderd. ,,Ik ben een keer in Engeland persoonlijk aangesproken voor het fixen van een wedstrijd in een futuretoernooi voor 2500 euro,” vertelt een Nederlandse proftennisser, die gestaag stijgt op de wereldranglijst. ,,De bedragen in challengers en ATP-toernooien zijn tien keer zo hoog.’’ ,,Drie keer kreeg ik via Facebook een berichtje of ik wat extra geld wilde verdienen. Door accounts die daarna snel verwijderd werden,” zegt een Nederlandse proftennisser. Om juridische redenen blijven de tennissers in het AD-onderzoek anoniem. Elke poging tot omkoping moeten ze melden aan de tennisbond. In de praktijk laten de meesten dat achterwege.

In een onderzoek van 2013 in opdracht van VWS-minister Edith Schippers gaf slechts 4 procent van de Nederlandse topsporters aan een omkooppoging te hebben meegemaakt. Hoogleraar sport en recht en matchfixingonderzoekster Marjan Olfers verklaart dat verschil als volgt: ,,Het onderwerp werd toen nog nauwelijks besproken. Inmiddels raakt het taboe eraf. Bovendien is tennis gevoeliger voor matchfixing dan een sport als voetbal.’’ Olfers oordeelt keihard over het fenomeen matchfixing. ,,Het is erger dan doping. De kern van sport is dat de uitslag van tevoren niet vaststaat. Als dat wel zo is, kijk je naar een circusvertoning.” Toch zeggen elf van de veertien top 1000-spelers zeker te weten dat omkoping in het tenniscircuit voorkomt. ,,Matchfixing gebeurt 100 procent zeker in het tennis.Vooral in dubbels,” zegt Scott Griekspoor, de nummer 322 van de wereld. ,,Je hoort verhalen van de jongens die wel en niet in de matchfixing zitten.” Omkoping komt met name voor in de onderste regionen, bij de futuretoernooien. Daar spelen de tennissers die dromen van de Wimbledonfinale, maar ondertussen moeten schrapen voor vliegtickets naar toernooien met prijzengelden van 800 euro voor de winnaar.

Achterlijk

,,Het is alleen maar investeren totdat je minimaal 300ste staat van de wereld,” weet Paul Monteban, de nummer 777 van de wereld. ,,Voor sommige spelers is het een verleidelijke keuze: zal ik een dubbeltoernooi winnen voor tientallen of enkele honderden euro’s of een wedstrijd verkopen voor 5000 euro?” In de futures zijn dan ook het eerste kwartaal van 2016 de meest verdachte partijen gemeld bij deTennis Integrity Unit. 24 bij de mannen, 10 bij de vrouwen, zo’n driekwart van de intotaal 48 verdachte partijen. In challengers gaat het om 12 partijen, op de ATP-tour om nul. De talentvolle Amsterdammer Colin van Beem (24) speelde in april in Marrakech een futurewedstrijd aan de tennisbond. In de praktijk laten de meesten dat achterwege. In een onderzoek van 2013 in opdracht van VWS-minister Edith Schippers gaf slechts 4 procent van de Nederlandse topsporters aan een omkooppoging te hebben meegemaakt. Hoogleraar sport en recht en matchfixingonderzoekster Marjan Olfers verklaart dat verschil als volgt: ,,Het onderwerp werd toen nog nauwelijks besproken. Inmiddels raakt het taboe eraf. Bovendien is tennis gevoeliger voor matchfixing dan een sport als voetbal.’’ Olfers oordeelt keihard over Ik kreeg een bericht op Facebook, of ik wat geld wilde verdienen —Anonieme proftennisser tegen de 31-jarige Marokkaan Lamine Ouahab, een cultheld binnen de tenniswereld. Zowel Van Beem als zijn reismaatje Lennert van der Linden won de eerste set, maar verloor daarna kansloos de tweede en derde. ,,Hij zal het eerste setje wel verkocht hebben, dachten we allebei,” aldus Van Beem. ,,Iedereen lult met elkaar.We zijn niet allemaal achterlijk. Matchfixing gaat als een lopend vuurtje door het circuit.”

Naïef

Meerdere spelers zeggen te zijn benaderd via sociale media. ,,Ik kreeg een bericht op Facebook, of ik wat geld wilde verdienen. Ik ben daar niet op ingegaan en daarna is dat account verwijderd,” zegt een speler, die schrikt van zijn eigen woorden. ,,Ik had dit eigenlijk moeten aangeven natuurlijk.” Als iemand via Facebook aan een tennisser vraagt hoe het met zijn enkel gaat, is dat dan een gokker of een oprechte fan? Robert Jan Schumacher, woordvoerder van de Nederlandse tennisbond KNLTB, geeft aan hoe lastig en ingewikkeld de materie is. ,,Een tennistalent kan ook naïef zijn natuurlijk, dus dit draait om bewustwording en daar proberen wij aan mee te helpen. We informeren onze tennissers zo veel mogelijk over dit soort criminaliteit.” ,,Verdacht gokgedrag alleen maakt een speler niet schuldig,” zegt Schumacher. ,,Aan de andere kant leeft er frustratie bij de bond, om zo veel indirect bewijs te zien zonder dat er kant en klaar bewijs uit komt. Wij willen ook dat de rotte appels eruit geplukt worden.”

VERDACHT

  • Tampere, 22 juli 2014. Antal van der Duim verliest in twee sets van Elias Ymer. Boy Westerhof verliest in twee sets van Pedja Krstin. Op beide uitslagen was opvallend veel ingezet.
  • Meerbusch, 11 augustus 2014. Van der Duim wint na een set en een break achterstand van Westerhof. Er zijn tonnen op ingezet.
  • *San Juan, 14 oktober 2014. Thiemo de Bakker verliest op zijn favoriete gravel van de lager geklasseerde Gianni Mina. Veel gokkers hadden dat voorspeld. *Deze wedstrijd is een dag na publicatie van dit artikel als niet meer verdacht aangemerkt door de TIU.
  • Turijn, 19 april 2016. Mark Vervoort dubbelt met de Belg Yannick Mertens tegen de Italianen Eremin en Sonego. Ze verliezen in twee sets. Er wordt tijdens de wedstrijd verdachte gokpatronen en extreem hoge inzetten geconstateerd.

Jack Wouterse: ‘Ik was liever profvoetballer geworden’ (2008, De Ajacied)

Een bullebak met gevoel. Zo wordt Jack Wouterse vaak getypeerd. Een van Nederlands beste acteurs (50) en winnaar van twee Gouden Kalveren. Hij speelde in Grijpstra en de Gier en Vet Hard. In All Stars speelde hij de lompe voorzitter. Dat is slechts het topje van de ijsberg, want Jack Wouterse is een veelvraat in de Nederlandse film- en theaterwereld.

Onlangs speelde hij met het Ro-theater in King Lear van Shakespeare de oude koning Lear. In dit toneelstuk is de koning zijn hele leven bezig te vergeven en vergeten. Dat overkomt Wouterse zeker niet. Daarvoor staat deze imposante man te dicht bij zijn gevoel.

Waarom interviewt De Ajacied een van Nederlands succesvolste acteurs? Omdat Jack Wouterse fanatiek Ajax supporter is. Al zijn halve leven. Laatst werkte hij mee aan een spotje om de Ajax-supporters te manen niet te rellen. Hij is een van de kopstukken van de Ajax-aanhangers. Wouterse heeft een groot lichaam en als hij wil een strenge kop. Een ´bullebak´. Zo ziet hij eruit en zo speelt hij vaak zijn rollen. Maar de realiteit is anders. Als hij de interviewer ophaalt, midden in de Bijlmer bij een parkeergarage, is het beeld meteen gekanteld. Een man in een pyjamabroek komt aanstommelen, zijn haar in de war. Dit is Nederlandse glamour. Een van Nederlands beste acteurs en je hebt nooit het gevoel dat hij bekend is. Wel dat hij goed kan acteren. Wouterse houdt van het grote gebaar en van overdrijven. Zeker als hij het over zijn grote liefde Ajax heeft. Terwijl hij met acteren liever de details omarmt. Jack Wouterse legt in een monoloog uit wat hij mooi vindt aan Ajax, wat er beter kan en wat de raakvlakken zijn tussen voetbal en acteren. En passant geeft hij ook nog levenslessen.

Sterk. Gaan. Schieten. Koppen. Ja!

“Ik speelde zelf bij Hoevelaken. Ze zeiden tegen mij, je zit niet op voetbal, maar op zuipen! Een van de hoogtepunten uit mijn leven was het jeugdkampioenschap met Hoevelaken. In mijn studententijd heb ik ook wel gevoetbald in Arnhem, maar toen ik erachter kwam dat ik het betaald voetbal niet ging halen was het toch een beetje over. Ik speelde een proefwedstrijd voor FC Utrecht en toen merkte ik dat die jongens veel beter zijn. Zelf voetballen vond ik geweldig. Vrienden, zuipen en lachen, wat voetbal natuurlijk voor tachtig procent is. Maar als je merkt dat de top er niet inzit, of in ieder geval te lui voor bent, dan is het over. Ik was te lui. Ik stond vroeger in de spits. Een beetje als die oud-spits van Utrecht, Joop van Maurik. Echt een kampbewoner, echt een beul. Oorlog maken. Ik was een etterbal, ik kon goed rammen. Er waren jongens die technisch verfijnder waren natuurlijk.”

“Ik kon wel goals scoren. Sterk. Gaan. Schieten. Koppen. Ja! Die oud-teamgenoten zijn nu allemaal vijftig. Die kunnen allemaal niet meer lopen, laatst zag ik weer zo´n gozer, die was nog dikker dan ik. Maar de taken waren toen precies hetzelfde. Je hebt de loper. De renner. De technisch goede voetballer. De balafpakker. Als je die foto´s van vroeger ziet en je ziet de lichamen van nu. Ja Cruijff, die had nog wel een lichaam, maar dat zag er niet uit. Nu is het meer atletiek geworden dan voetbal. Ik heb overal gevoetbald en gestopt toen ik twintig was. Ik ging 24 jaar geleden voor het eerst naar De Meer. Vanaf dat moment was ik Ajacied. Dan stond ik met mijn circus in de winter hier op de Veemarkt. Ik stond op vak O. Dus ik heb al die jongens zien opkomen. Bergkamp zien debuteren. Van Basten. Kieft. Bosman. Als ik kon ging ik iedere week. Dat heb ik nog. Een seizoenkaart heb ik pas vanaf de Arena. Vroeger kon je ook gewoon nog losse kaartjes krijgen. Dan ging je gewoon om kwart voor twee weg, wedstrijd was om half drie. Even vijf minuten in de rij staan en klaar.”

Jack Wouterse

Godenzoon Johan Cruijff

“Voordat ik naar De Meer ging was ik ook altijd al voor Ajax, qua voetbal. Dat komt ook door Johan Cruijff. Cruijff is gewoon geniaal. Een halfgod voor mij. Een revolutionair. Dat vind ik nog. Dat is zo´n mooie man, ook als voetballer, maar ook hoe hij is. Hoe hij denkt, daar ben ik zwaar verliefd op. Een goede vader en zo´n goed mens. Een hele pure man. Hoe hij met geestelijk gehandicapten omgaat, dat is allemaal echt. Als kind heb ik Johan Cruijff en al die andere helden allemaal meegemaakt. Ik was twaalf toen ze voor het eerst de Europacupfinale speelden. En als je dat als kind ziet, ben je daarna verliefd op Ajax. Dat is eigenlijk nooit weggegaan.”

“Onvergetelijk dat seizoen dat hij weg moest. De afscheidswedstrijd van Piet Schrijvers. Het publiek pikte het gewoon niet dat Cruijff weg moest van voorzitter Ton Harmsen. Die moest zelf daarna ook zijn biezen pakken. Maar die wedstrijd vergeet ik nooit, het was 6-5 tegen FC Groningen of zo (Ajax – Fortuna Sittard 6-5 van 14 mei 1983, red.). Hoe Cruijff die wedstrijd en dat seizoen voetbalde, dat was ongelofelijk. Dat was gewoon een openbaring. Cruijff maakte een beweging en dan werd het hele stadion eerst even stil, voordat iedereen hem begreep. Dan zag je eenentwintig man een kant opkijken, terwijl de bal de andere kant oprolde. Geniaal. Openingen die je pas begreep als hij ze gemaakt had.”

“Nu zit ik op de tribune ongeveer alles voor te zeggen. Nu loop je voor op wat er gebeurt, terwijl je bij Cruijff achter liep. Met Perez en Davids tegen AZ zag ik eindelijk weer een keer dat de bal in een keer genomen werd, waardoor het spel zoveel sneller werd. Cruijff had openingen, waardoor je bepaalde nieuwe situaties kreeg. Fantastisch. Hij was ver boven iedereen de leider in het veld. Piet Keizer komt bijvoorbeeld voor mij niet in de schaduw van Johan Cruijff. Piet Keizer was leuk en lachen. Maar wel een ´twee minuten voetballer´. En in die twee minuten was hij geniaal. Verder zag en hoorde je hem niet.”

Echte Ajacieden

“Mooie herinneringen heb ik aan jongens als Simon Tahamata en Gerald Vanenburg. Van die rechtsbuitens, jongens die op de vierkante meter iemand vier keer voorbij konden. Vanenburg ging vaak klooien bij de cornervlag en dan ging zo´n stadion ook tekeer. Die deden dingen dat je dacht van ´Hè?´. En het leidde tot niets en dan stond het allang 8-0 of zo. Witschge had dat ook best wel. Die kon met z´n kont de bal stoppen. Technisch zó superieur. Daar hou ik van, dat gevoel van ´Sorry wij kunnen er ook niks aan doen, maar wij zijn beter dan jullie´. Richard Witschge had dat.”

“Nu ga ik voor pingelaars als Suarez naar het stadion. Ja, dat het een op de vijf keer lukt zou mij een worst zijn, maar voor die ene keer ga je. Hij probeert in ieder geval een mannetje voorbij te gaan. Waarom zit je op voetbal? Om een mannetje voorbij te gaan vind ik! Huntelaar vind ik de beste voetballer van Ajax, goalgetter, werkt zich de pleuris, maar die kan geen man voorbij gaan. Suarez is echt de kunstenaar. Hij heeft het onverwachte en doet dingen dat je denkt ´Oooh´. Die Suarez kan er wel een worden. Als hij die brutaliteit maar niet verliest, dat is zijn kracht. Een echte Ajax-speler, een echte virtuoos. Toen Van Basten opkwam als 17-18 jarig pikkie zat hij samen met Kieft en Bosman in het team. Wat een kwaliteit! John Bosman was ook ongelofelijk goed, die kon zó goed koppen. Daar vergist iedereen zich in. Van Basten is een winnaar. Die was vanaf het begin goed. Kluivert vind ik geen leuke jongen. Wel een waanzinnige voetballer. Die had het niveau Van Basten kunnen halen. Maar niet die mentaliteit van Van Basten. Niet die houding, veel dommer.”

“Hij heeft zichzelf helemaal kapot gesnoven. Feesten. Beesten. Wat Van Basten er allemaal niet voor over had om zijn enkel te laten genezen. Die mentaliteit mist Kluivert. Van der Vaart is ook mijn soort voetballer, veel meer dan Sneijder. Van der Vaart is een leuke gozer, Sneijder niet, Sneijder is een irritant egoïstisch mannetje. Die alleen met zichzelf bezig is. Van der Vaart is mooi om naar te kijken. Van der Vaart deugt wel, Sneijder deugt niet. Speelden ze tegen Bayern München, hadden ze 4-0 verloren en zei Sneijder: ´Ik heb wel goed gevoetbald´. Waar gaat dat over?”

“Sneijder en Van der Vaart konden altijd meer dragen in het team. Zlatan Ibrahimovic kon dat in het begin niet bij Ajax. Terwijl die goal tegen NAC gewoon geniaal was. Daar zat ik vlak voor. Als je drie mensen op de grond hebt liggen, drie mensen op de grond voetbalt, dat is niet normaal. Jesper Olsen kon dat ook. Zlatan is nu een grote jongen. Zlatan is een kunstenaar. Rosenberg is een houthakker. Waar ik nu woon hier in de Bijlmer heeft Jari Litmanen ook gewoond. En Clarence Seedorf. Seedorf pleurde altijd zijn vuilnis over de balustrade. Terwijl het toch een hele sociale jongen is geworden.”

Geen clubgevoel bij Ajax

“Van Basten moet trainer worden van Ajax. Hij heeft altijd gelijk, net als Cruijff. Met het Nederlands elftal werkt hij met een aantal jongens die hij niet kan veranderen. Die hij niet kan sturen. En dat kan wel bij Ajax. Hij kan dan echt aan een systeem werken en die jongens beter maken. Absoluut Van ´t Schip erbij. Ik geloof ook in die vriendendingen. Dan vragen ze zich af wat er mis is met Ajax. Het is geen vriendenteam! Als er iemand geschoffeld wordt, moet je er met z´n allen opduiken. Dat kan echt nog wel bij Ajax. Al dat geld is allemaal maar gelul. Het moet gewoon echt een vriendenclubje zijn. Daar is FC Twente bijvoorbeeld veel beter in. Sommige clubs behalen resultaten, omdat die jongens voor elkaar door het vuur gaan. Davids is volgens mij zo professioneel dat hij van niemand houdt. Maar die werkt zó voor het team. Iedereen eromheen krijgt daardoor veel meer inzet. Kuyt is ook zo’n jongen. Vroeger speelde je niet tegen Feyenoord, maar tegen Kuyt. En dan zag je al die jongens van Feyenoord kijken van ‘Ik moet wel’. Die gozer liep zoveel, dan moet je wel mee. Dan gaat het niet meer alleen om mannetje dekken, maar dan gaat het om oorlog.”

“Ik vind dat Ajax gewoon weer bij De Toekomst moet gaan trainen, al is het maar om weer echt contact te krijgen met de jeugd. Vroeger in De Meer keken de eerste-elftalspelers gewoon bij de pupillen. Dat die pupillen ook dachten van ‘Wauw kijk eens wie daar staat’. Je krijgt dan als voetballer ook wat met die club, in plaats van die aandelen. Die tosti’s zullen ze in de Arena ook wel kunnen krijgen, maar je moet betrokken zijn bij je club. Het moet een normale voetbalclub zijn, waar je trots bent dat je in het eerste speelt. En dat je je daarnaar gedraagt. Ga lekker die pupillen trainen op woensdag, dan weet je waar het om gaat. Al dat geld hebben ze strontmazzel mee. Maar daar het gaat niet om. Het gaat om winnen, het gaat om lol en lekker voetballen. Het is toch gênant in de Arena, als je na een verloren wedstrijd dan nog het gesponsorde ´Man of the Match´ krijgt, dat je denkt van waar gaat dit over. Ik vond het ook belachelijk dat ze Perez hadden weggedaan, echt onvergefelijk. Ik vond het raar dat hij weinig speelde. Dat soort voetballers moet altijd spelen.”

“Ik herken Ajax niet meer. Dat is al lang aan de gang. Het gekut met het bestuur begon al tijdens Morten Olsen. Dat het bestuur dingen probeerde, maar allemaal zo zakelijk. Het leek niet meer op Ajax. Olsen, Wouters, Arena, bestuur, gezeik. Ja, na Van Gaal is het heel snel afgetakeld. En de Arena hielp niet qua sfeer. Ik mis en miste het oude Ajaciedengevoel. Clubdingen. Bij Feyenoord lopen al die jongens daar rond. Coen Moulijn. En Peter Houtman als stadionspeaker.
Van mij mag je best verliezen, maar het gaat ook om de manier waarop. Met opgeheven hoofd, vies broekje en shirtje en schuim op je bek is prima. En niet van ‘Ik was best goed’ wat Sneijder op een gegeven moment begon te roepen. Ten Cate zei over die wedstrijd tegen RKC dat het gras te hoog was. Dan denk je ‘Man sodemieter op!’. Het gaat toch om een lekker potje voetballen. Dat moet je ook doen als het minder gaat. Daarom vind ik Davids zo’n verademing. Die verkoopt zijn huid duur. Daarvoor ga je naar het stadion. Je betaalt namelijk 450 euro voor zo’n seizoenskaart, doe er dan ook iets voor.”

“Vroeger stonden ze bij het eerste fluitsignaal al voor met 1-0. Voetbaltechnisch hebben we die kwaliteiten nu ook niet. Die superioriteit. Perez en Davids spelen die bal gewoon in een keer. Terwijl de rest drie seconden staat te wachten. Het moet technisch veel sneller, brutaler, veel meer diepte. Ze zijn nu gewoon niet beter. Tegen NAC (1-3 nederlaag, red.) vond ik NAC ook echt gewoon beter. Maar sommige dingen begrijp ik ook niet. Zijn er standaardsituaties met corners. En dan staat iedereen in het strafschopgebied. Soms zakt Suarez dan nog terug om de afvallende bal te hebben. Maar het gaat al jaren zo bij Ajax dat die bal doorschiet naar de andere kant. Zet daar dan iemand neer. Iemand die de bal weer kan voorzetten dan. Maar dat gebeurt nooit. En van de tien corners zijn er acht die er zo doorschieten. Hoe moeilijk is het om die doorschietende bal op te vangen. Waarom anticiperen ze daar niet op? Ajax durft niet meer op buitenspel te spelen. Dus Ajax speelt heel erg naar voren. En dat is heel erg anders verdedigen dan bij iedere andere ploeg, omdat je heel wat ruimte laat liggen. Dat betekent dat je heel scherp moet verdedigen. Dan moet je echt op de man durven verdedigen en echt op buitenspel spelen. Dat durven ze niet meer en dat kunnen ze niet meer.”

Als voetballer ben je toch niet meer dan de groenteboer

“Ik zou naar de Toekomst gaan om te trainen. Dan krijg je meer clubgevoel. Er zit ook iets fout in het bestuur volgens mij. Die mensen hebben zulke fouten gemaakt. Die zijn meer bezig een bedrijf te runnen, dan een voetbalclub. Kwaliteit is niet alleen te koop, maar dat moet je ook maken. Dat zie je aan zo´n Albert Luque. Misschien best een goede voetballer, maar je hebt er niks aan. Dat soort spelers snapt ook niet wat er essentieel aan Ajax is. Je moet spelers toch opleiden, die snappen Ajax dan. Ik ging ook wel eens naar de training kijken, toen Van Basten daar rondliep als trainer van Jong Ajax. En dan zat ik, en waarschijnlijk al die jongetjes ook, gewoon twintig minuten te kijken hoe hij een balletje hoog hield. Dat is een grootheid. Daar kijk je tegen op. En dat is goed voor die jeugdspelers.”

“Ik ben er sowieso dus voorstander van om die oude kliek weer binnen te halen bij Ajax. Omdat die jongens weten wat Ajax is. Dat is de opleiding. Hoe kan het nou dat Emanuelson zo ver weg zakt? Hij nam het toen over van Maxwell en toen dacht iedereen, we hebben er weer een hoor. Maduro hetzelfde. Heitinga een tijdje geleden. Dat ligt niet alleen de spelers, maar ook aan de begeleiding. Ze moeten meer lol hebben daar bij Ajax. Gewoon lachen. Van Basten lacht ontzettend veel. Van Basten zette die verdedigers gewoon voor lul met die dubbele schaar. Louis van Gaal en Co Adriaanse zijn topkerels. Maar die lullen alleen maar over looplijn zus, looplijn zo. Louis van Gaal is gewoon een acteur, maar dan een slechte acteur. Hij heeft geen voetbalhumor. Het is allemaal niet zo serieus, het is maar een potje voetbal! Voetballers moeten op zondag ook niet na gaan denken. Wat je op de training oppikt is mooi, maar voor de rest moet het automatisch gaan.”

“De structuur van Ajax is nu niet te analyseren. Allemaal boekhouders. Heb je weer zo’n commissie. Allemaal gelul. Het moet gewoon met passie en het hart. Mannetje voorbij, daar gaat het om. Dan gebeurt er wat. Anders wordt het dammen en krijg je tactisch gelul. Trainers hebben veel te veel macht. Maak een opstelling. Zorg ervoor dat ze voor elkaar door het vuur gaan, dat er gelachen wordt en dat ze met elkaar gaan kaarten. Ik denk dat die jongens die bij Van Basten spelen bij het Nederlands Elftal allemaal voor hem door het vuur gaan. Behalve dan Van Bommel, die zich gepasseerd voelde. Als je Van Basten trainer maakt van Ajax, krijg je een team waar al die jongens op doorbreken staan ook echt doorbreken.Ik was woedend op het aankoopbeleid van Martin van Geel, maar dat hij Perez terug heeft durven halen getuigt wel van ballen. Want Perez is gewoon heel belangrijk. Zo’n speler miste je. Maar Martin van Geel moet zich nog bewijzen. Je moet geen spelers verkopen, nadat de seizoenskaarten al verkocht zijn. Ten Cate vond ik helemaal niets. Met al die Spanjaarden die hij meenam. Ik was blij dat hij weg ging. Urzaiz. Waarom haal je zo’n speler? Ten Cate is een beetje een praatjesmaker. Dat Ronald Koeman en Ten Cate in het seizoen zijn weggegaan zegt genoeg. Dat zou ik zelf nooit doen. Natuurlijk niet. Respect voor Fred Rutten, die nee zei tegen PSV, omdat hij het niet kon maken tegenover FC Twente. Die snapt het gevoel van alle seizoenskaarthouders. Kan absoluut niet wat Ten Cate en Koeman hebben gedaan. En wat er nu met die Alves gebeurd is, is zo ontzettend banaal. Die jongen maakt je hele team naar de klote. Dat is geen houding.”

“De zakelijke mensen, de zaakwaarnemers maken het voetbal minder leuk. Het is gewoon leuk spelen met z´n allen en dan krijg je ook respect voor elkaar in het team. Dat je die hardwerkende jongen, die minder de blits maakt in het team, ook juist heel erg nodig hebt. Die spelers moeten niet te veel nadenken. Dat is ook haptonomie. Dat je denkt, die bal komt zo en dat je hem ook zo aanneemt als je hem wil. Dat gebeurt dan tegelijkertijd. Zo scoorde Van Basten die goal in de EK-finale in 1988. Het gebeurt zoals jij het wilt. Leven in het moment. En daarvan genieten. Toen Van Basten trainer werd van het Nederlands Elftal, zei hij ook dat al die spelers ooit zijn gaan voetballen, omdat ze het leuk vonden. Ja, dat is gewoon het geheim. Zo´n Bogarde snap ik totaal niet. Je moet niet de rijkste voetballer willen worden, maar de beste. Je wilt toch voetballen? Ik sprak een keer een bekende voetballer, ik noem geen naam. Die speelde in Spanje en was op een Panna-toernooi in de Arena. Ik was er ook en ik sprak hem aan. Die jongen deed zó uit de hoogte. Het sloeg nergens op, wat kan het mij nou schelen dat je profvoetballer bent? Sodemieter op. Helemaal niks. Als voetballer ben je toch niet meer dan de groenteboer. Kom op, doe normaal. Je verdient een hoop geld, dat is mazzel en doe verder gewoon je werk. Wat Nigel de Jong deed met die kinderen, vond ik daarom ook heel goed. Hij snapt het. Ik heb zelf ook niet de neiging om naast mijn schoenen te lopen. Ik doe gewoon mijn werk.”

Acteren lijkt op voetballen

“Het gras, dat gelul in zo´n kleedkamer is fantastisch. Eigenlijk is dat hele toneel en film gewoon ter vervanging van het voetbal. Als het goed gaat met acteren, dan vlieg je elkaar om de hals van ´Wat was dat mooi man´. Het is ook een vorm van sport. Je moet alleen ook de lelijke dingen laten zien bij het toneel. Ik zie daar veel overeenkomsten in. Het leek me hartstikke leuk om profvoetballer te worden. Maar ik ben ook een laatbloeier, dus ik heb soms het idee dat ik het te vroeg heb opgegeven. Ik heb nu nog steeds aanleg voor luiheid. Ik kan keihard werken, maar dan moet ik er zijn! Er moet aan getrokken worden. Ik kan heel makkelijk opgeven. Aan de andere kant kan ik ook ontzettend verbeten doorgaan.”

“Bij het toneelstuk King Lear van Shakespeare zei een collega van me, toen sommige dingen nog niet goed gingen: ´Ja maar we zijn ook geen Ajax´. Dan word ik zo kwaad, wij zijn potverdomme hét theatergezelschap van Rotterdam. Hoger is er niet dan Nederland. Je zit bij de elite van de theaterwereld, waar heb je het over? Af en toe is toneel chirurgisch precies, zoals voetbal ook kan zijn. Maar je moet ook lol hebben. Want uiteindelijk zie je aan een acteur of dat hij lol heeft of bang is. Dat is precies hetzelfde als met een voetballer. Je mag ook niet bang zijn, dan kun je nooit goed spelen. Ik ga ervoor. Ik probeer het moment echt te pakken, te proeven, dat is die haptonomie. Daar heeft Van Basten het ook over. Dat komt uiteindelijk op hetzelfde neer. Bij opnames van Grijpstra en De Gier liep ik een keer tegen Van Basten op. En hij herkende me gewoon. Leuke serie vond hij dat. Ik heb een minuutje met hem geluld, maar ik heb daarna meteen al mijn vrienden gebeld!”

“De spanning die je voelt voordat je het toneel op moet of een filmopname, dat is wel te vergelijken met voetbal. Pure concentratie. Helemaal proberen te ontspannen door te concentreren. Ik kan me dan ook ergeren aan mensen die niet op dat niveau van concentratie zitten. Die dan met z´n allen ‘Kinderen voor Kinderen’ gaan zingen. Dan ben je toch niet bezig met wat er gaat komen. Lol moet je hebben als je aan het oefenen, aan het trainen bent. Concentratie met ontspanning is het best. Ik ben heel erg in mijn eentje voordat ik opkom. Bezig met teksten. Af en toe raak ik mensen aan: ´Spelen jongen, jij bent de beste!´. Ik voel dat ik echt nog beter kan. Met Peter Greenaway, een topregisseur, merk ik dat hij meer uit me kan halen. Meer dan ik nu laat zien. Goede regisseurs kunnen dat. Die man heeft klasse. Die kan je beter maken. Net als Cruijff. Van Basten en zelfs Rijkaard, die moe werd van het gezeik van Cruijff, zijn toch blij dat ze hem hebben meegemaakt als coach.”

“Zo´n Greenaway heeft een heel groot inzicht, die kan ontzettend goed kijken. Hij geeft een kleine aanwijzing en dat opent een wereld: ‘I don´t know, but could you try this?’ Dat zijn de geheimen van het vak. Net als Cruijff die het over twee meter naar achteren staan heeft en dan krijg je opeens vijf keer meer ballen. Dat voel je ook af en toe in je zitten. Dan doe je iets best wel goed, maar je voelt gewoon dat het beter kan. Je moet jezelf in die omstandigheden plaatsen, dat je kan uitblinken. Soms heb je ook  beperkingen in het script. Dan vind ik dat er nog wat extra geschreven moet worden of dan krijg je het idee dat je dat zelf moet schrijven. Grijpstra en de Gier was hartstikke leuk om te doen, maar dat heeft ook een plafond. Ik heb in veel kunstfilms gespeeld waarmee we veel prijzen hebben gewonnen. Maar niemand die ernaar kijkt. Soms heb ik wel eens een voorstelling gespeeld en daar zitten momenten in, die zijn misschien nog niet eens geschreven. Maar dan ga je. Dan ben je los! Dan zweef je! Dan is het zo raak. Dat soort momenten zijn heel erg bevrijdend. Daar ben je naar op zoek. Magische momenten. Die zijn heel moeilijk om te herhalen.”

“Ik ben nu vijftig geworden. En ik had laatst een gesprek met Wilfried de Jong daarover (presentator van onder meer Holland Sport, red.). Wat wil je nog eigenlijk in je leven? Dat is het voordeel aan acteur zijn op je vijftigste. Ik kan nog alle kanten op. Ik kan mijn piek nog krijgen. Niet zomaar weer een filmpie of toneelstukkie spelen. Dus ik ben nu dingen aan het verzinnen, gelegenheden aan het creëren voor dingen die ik nog niet gedaan heb. Dat is heel spannend. Echte keuzes maken, financieel helemaal niet interessant, maar dat maakt me geen reet uit. Ik wil kleinschalig en de diepte in. Theater én film. Kleinschalige films waarin ik zelf de hoofdrol speel. Over losers. Die het niet halen. Mensen aan de alcohol, omdat ook die mensen echte mensen zijn. En dan verfilmen op z´n ‘Theo van Gogh´s’. Mooie verhalen maken, die normaal niet gemaakt worden. Arbeidersdrama (Wouterse heeft zelf vroeger gewerkt als afzuigkappenverkoper, voordat hij naar de toneelschool ging, red.).”

Haptonomie: verdrinken in het moment

“Die zelfkennis die ik heb, heeft Van Basten ook. Dat je heel goed ziet waar je kracht zit. Die zelfkennis is goed als voetballer om grip te krijgen op jezelf. Op je ontwikkeling. Mijn sterkste kant is dat ik een teamspeler ben. Ik kan de sfeer positief beïnvloeden. En ik ben een analyticus. Waar gaat die scène nou eigenlijk om? Eerst moet je een scène uitkleden en dan weer aankleden. Het gaat om intuïtie en daarop durven vertrouwen. Vroeger als clown kon ik helemaal verdrinken in een veter. En dan vijfhonderd mensen in die veter proberen te zuigen. Die concentratie die je daarvoor nodig hebt. Je moet er in verdrinken, de controle nemen over het moment. Want als jij het niet gelooft, geloven die andere mensen het ook niet.”

“Dat is weer die haptonomie. Je moet in het moment kunnen verdrinken, zoiets. Ik ben altijd wel bezig met wat er goed gaat. En dat ook kunnen benoemen, zodat je dat kunt herhalen. Maar ook met wat er nog niet helemaal lekker liep. Altijd mee bezig. Altijd. Die King Lear namen we in Brussel op, dan ben je sowieso een beetje van de wereld. Een soort trainingskamp eigenlijk. Met alleen maar de focus op verbeteren. Ik probeer mezelf altijd wel te analyseren. Dat je het moment herkent. Dat je gewapend bent. Emanuelson overkomt het nu, in plaats van dat hij ervoor gewapend is. Wat is je kracht? Dat is belangrijk om te weten. Soms zie ik acteurs worstelen met iets en dan probeer ik ze te helpen. Je moet elkaar ook corrigeren. Dan word je een team. Als Heitinga met Emanuelson overlegt, ´Ik wil meer op mijn linkerbeen hier worden aangespeeld´, dan weet je waar een andere jongen mee zit. Dan kun je elkaar in de wedstrijd ook helpen. Ik hoef geen regisseur zijn, ik wil spelen! Ik regisseer wel mee. Ik probeer te helpen. Met Suarez en dat vallen enzo, vroeger hadden ze dat gewoon in het team gecorrigeerd. Dan lieten ze je gewoon even voelen wat echte pijn is. Dat is ook niet altijd dé manier, maar dat soort groepsprocessen is belangrijk.”

Uiteindelijk moet je een goed mens worden

“Laatst zat ik televisie te kijken. Zie ik een terreinknecht van een voetbalclub in Nederland het Arsenal-stadion betreden. Vond hij helemaal geweldig. Een grote eer. Die man kreeg tranen in zijn ogen toen hij op het veld kwam. Dan raak je wel de essentie van waar het om gaat. Want waarom is alles zo materialistisch tegenwoordig? Het communisme heeft lang geleden afgedaan. Alleen het materialisme nog niet. Jongens van twintig willen tegenwoordig een stropdas op en alleen maar binnen vijf jaar financieel binnen zijn. Zo materialistisch. Er moet iets idealistisch tegenover het kapitalisme komen. De Nederlandse cultuur is ook heel arm. Ik ga vaak naar Spanje. Dat ´jagen´ doen ze daar niet aan mee. We denken hier in hokjes. Je hebt feestjes voor kinderen van twaalf tot achttien jaar. En feestjes voor ouderen. Op een feest in een dorp in Spanje danst een opa met een meisje van twaalf. Daar gaat het om.”

“Een tijd geleden zag ik Sjakie Swart samen met Robbie de Wit op het honderdjarig bestaan van Ajax. Dan zit ik al met tranen in mijn ogen. Robbie de Wit is een échte Ajax-linksbuiten. Ik heb een beetje gepraat met hem. Hij kon zijn carrière niet afmaken vanwege die beroerte die hij kreeg. Ik vroeg hem of hij niet heel veel spijt had dat hij al die successen met de generatie Gullit en Van Basten niet heeft meegemaakt. Zegt ie: ‘Ik heb een kind’. Zo mooi! Dat is zijn geluk. Goeie gozer. Iemand die goed in het leven staat. Dat maakt de club, de historie. Mensen die van Ajax houden. En daar praat je met elkaar over. Voetbal maken we heel belangrijk. Maar het gaat nergens over. Je kunt makkelijk zonder. Waar gaat het nou om in het leven? Ik ben net Roef Ragas verloren, mijn collega. Wat is er dan belangrijk? Andere mensen gelukkig maken, daar word je pas gelukkig van!”

“Mensen die voetbal kijken, kunnen zó gelukkig worden van voetbal kijken. Daar moeten die voetballers aan denken in plaats van aan nog meer miljoenen verdienen. Mijn vrouw werkt als onderwijzeres in de Bijlmer. Nu helpt ze een jongen uit ROC 4. Ze geeft hem stiekem bijles op zondag. En die jongen bloeit helemaal op. Dat is echt waanzinnig! Goed mens worden is een veel breder doel. En daar hoort je vak bij. Zoals profvoetballer ook een vak is. Dat moet je zo goed mogelijk doen. Met passie maken wat je doet hoort bij de dingen. Uiteindelijk moet je een goed mens worden. Je vrouw gelukkig maken. En je moeder.”

In Amsterdam bloeit het tennis

De tennissport zit landelijk in een crisis – de KNLTB ging in de periode 2009-2014 van 695.000 naar 605.000 leden – maar Amsterdam blijkt het enige gebied in Nederland waar het tennis bloeit, met een groei van 13 procent in dezelfde periode. De wachtlijsten binnen de Ring puilen uit, de huurprijzen van banen stijgen en er is behoefte aan meer tennisparken, blijkt uit onderzoek van Het Parool.

Rara, hoe kan dat? Het Nederlandse tennis hobbelt niet alleen qua prestaties van onze topspelers van teleurstelling naar teleurstelling – we wachten al twee decennia op een nieuwe Richard Krajicek, maar ook de dalende ledenaantallen hebben al meerdere alarmklokken doen rijzen bij tennisliefhebbers en het bondsbureau in Amersfoort. Fitness en hardlopen vormen al jaren een serieuze bedreiging voor het tennis en zijn – op Zuidoost na – in elk stadsdeel in Amsterdam ook de populairste sporten. Zij zijn de laagdrempelige en serieuze concurrenten van het traditionele tennis, waar je nog altijd entreegeld, contributie en lessen moet betalen als je serieus aan de slag wilt gaan.

Parool artikel

Maar ondanks die concurrentie wil de Amsterdammer maar wat graag tennissen, blijkt uit cijfers van de KNLTB. In Zeeland daalde het aantal leden van 16.701 in 2009 naar 12.824 in 2013, een daling van 23 procent. In diezelfde periode steeg het aantal leden in Amsterdam van 17.241 naar 19.485 – een stijging van 13 procent, en dat betreft alleen de officiële aantallen zonder de mensen die af en toe een tennisbaan huren en geen lid zijn van een vereniging. De komende jaren zal dit aantal alleen maar groeien, blijkt uit de wachtlijsten van clubs als ALTC Joy Jaagpad, TV Tie-Breakers, VVGA en LTC Festina in het Vondelpark, dat berucht is om de wachtlijst die minimaal zeven jaar lang is en waarbij het helpt om te worden voorgedragen door bestaande leden. Anders is een tennisleven in het Vondelpark sowieso niet voor je weggelegd.

“Mijn kinderen stonden allemaal op een wachtlijst, dus toen ben ik maar zelf aan de slag gegaan,” vertelt Roy Dackus, die de krapte op de tennismarkt verlichtte door tennisclub TV IJburg in 2011 op te richten. TV IJburg zorgt mede voor de spectaculaire stijging van het aantal tennissers in Amsterdam. Vanaf de oprichting schoot de club van nul leden omhoog naar meer dan 1100, met zo’n 700 senioren en 450 junioren. “Ik had van een sportbestemmingsplan van de gemeente gehoord. Mijn credo was tijdens het hele proces om een tennisclub te bouwen van IJburg, voor IJburg. Nu zie ik dagelijks zoveel mensen met tennisracketjes naar de club rijden. Dat is geweldig om te zien.”

Maar met het succes van IJburg, dat 30 mei haar spectaculair vormgegeven clubhuis opent, is de krapte nog niet opgelost. Door de schaarste stijgt de baanhuur en ontstaan er nieuwe constructies. Zo is TC Kattenlaan en ATC Sloterplas – een samenvoeging van het oude ATC Slotervaart en WOV – sinds een aantal jaar eigendom van twee makelaars. De gevoelens over die constructie blijken gemengd bij de KNLTB en de gemeente. Een ingewijde van ATC Sloterplas – die niet met zijn/haar naam in de krant wil – vertelt dat er twee jaar gestreden is in verschillende rechtszaken, waarbij de inzet was om te voorkomen dat de eigenaren door de tennisclub heen het park wilden exploiteren, door middel van het innen van hoge sommen van de binnenkomende contributie en het beleid van de vereniging te bepalen. Die rechtszaken zijn gewonnen door ATC Sloterplas en er is nu een nieuwe huurovereenkomst. Maar de nieuwe huurovereenkomst geldt voor twee jaar en het is zeer de vraag of de club op deze locatie net buiten de Ring doorgaat na die periode.

Bij tennisclub TC Kattenlaan in het Vondelpark betalen de leden 415 euro contributie – het dubbele van wat normaal is in de hoofdstad – om elke dag te kunnen spelen. Met 1000 tennissers op vijf banen is de krapte eenvoudig voor te stellen. “De sport moet betaalbaar blijven en daar willen wij als gemeente aan bijdragen. De vraag voor nieuwe velden voor hockey, tennis en voetbal zijn bij ons aangekomen,” zegt een woordvoerder van de gemeente Amsterdam, die actief is op het gebied van sportaccommodaties. “Op basis van het sportaccommodatieplan van de gemeente kan ik zeggen dat we alleen al in Amsterdam-West twintig nieuwe tennisbanen nodig hebben. Ook in Amsterdam-Oost is er krapte,” benadrukt Arie Martijn Schenk, KNLTB verenigingsadviseur voor de districten IJmond en Leiden, de nijpende situatie. “Bij tennisclub Tie-Breakers hebben ze met drie nieuwe banen weer honderd leden kunnen aannemen, maar met meer banen kunnen ze de mensen op de wachtlijst meteen lid maken.”

De krapte bevindt zich vooral bij de tennisclubs in Amsterdam-West, de Watergraafsmeer, en Amsterdam-Zuid. Allemaal verenigingen binnen de ring. Is de populariteit van het tennis in Amsterdam – behalve het banentekort – dan ook een uiting van de veryupping van de stad, aangezien deze drie stadsdelen ook de etalage zijn voor de bakfiets en de hockeystick? Het zou zomaar kunnen, want vorig jaar bleek al dat Amsterdam over dertig kunstgrasvelden te weinig beschikt om alle popelende hoofdstedelingen met hockeyambities te herbergen. Het is helaas toch zo dat de hoogopgeleide autochtoon eerder geneigd is om te participeren in het relatief ‘dure’ tennis, dan mensen van buitenlandse afkomst dat doen. Over de precieze samenstelling naar de Amsterdamse tennispopulatie blijft het slechts gissen, omdat niet iedere tennisclub zijn eigen demografie in kaart heeft gebracht.

Websites in de stad

De op een na grootste stijger van de afgelopen jaren, ALTC Joy Jaagpad, heeft dit wel gedaan met een enquête onder de eigen leden. De club die diep verzonken ligt tegen het knooppunt De Nieuwe Meer is in drie jaar gestegen van 1100 naar bijna 1800 leden in 2014. Het bestuur heeft een wachtlijst ingevoerd, omdat de druk op de banen ’s avonds te groot werd. “Tachtig procent van onze leden is tussen de 25 en 40 jaar oud en tweederde van onze leden is WO opgeleid, met veel spelers met een juridische en medische achtergrond. Maar wij willen juist een club zijn voor iedereen en ik denk ook dat we die sfeer ademen. Vandaar dat wij ook samenwerkingen aangaan met de gemeente om kinderen uit achterstandswijken en mensen met een lager inkomen bij ons te laten tennissen,” aldus voorzitter Tim van der Rijken, die trots is op de wederopstanding van de club die tien jaar geleden leek te verdwijnen van de huidige locatie. Die onrust zorgde voor een ledendaling. Nu vormt de verbreding van de A10 de komende jaren een bedreiging. “We hebben de afgelopen jaren keihard gewerkt aan de sfeer op de club met een nieuwe uitbater van de bar. En we hebben vol ingezet op de jeugd, waardoor er nu ook bijna 200 kinderen tennissen op de club.”

Door sommige Amsterdamse tennisclubs wordt er anno 2015 met enige jaloezie gekeken naar ALTC Joy Jaagpad, waar het terras altijd vol staat en de feesten tot diep in de nacht duren. Interessant is het om te zien dat in Amsterdam veel populaire clubs met wachtlijsten – TV Tie-Breakers, VVGA, ALTC Joy Jaagpad, LTC Festina – bekend staan om hun gezellige clubhuis, waar de prijzen op redelijk niveau liggen. Dat is een groot verschil met verenigingen waar het onmogelijk is voor de kinderen ranja te regelen en door de pachter de prijzen zijn opgeschroefd en de zakelijkheid van het ingehuurde personeel – zonder tennishart – wordt bekritiseerd. Bij die verenigingen waar het clubhuis niet het kloppend hart is van de vereniging, dalen de ledenaantallen. ALTC Joy Jaagpad is wel zo’n club waar je op donderdagavond om half elf na de training binnen vijf minuten opeens met een shotje in je hand staat te dansen. Iets dat de vrij jonge populatie wel plezierig schijnt te vinden. “De tennisclub is je tweede huis en moet de verlenging van je huiskamer zijn,” vindt uitbater Jouke Pieksma, die met zijn oude DJ-helden als Jean, Jurgen en Marcello regelmatig laat optreden op de club.

Binnen de Ring gaat het met meeste tennisclubs erg goed, tegen de landelijke trend in. Dit is buiten de Ring anders. Kleine clubs als TV Geuzenveld (250 leden) en ATC Kadoelen (292 leden, in Amsterdam-Noord) zien hun trotse vereniging langzaam krimpen. Maar de meeste Amsterdammers willen voor een normale prijs binnen de Ring tennissen en daar is het banentekort groot en ook de mogelijkheid om eens langer dan een half uur of drie kwartier – de officiële afhangtijd – te tennissen zonder dat er meteen enthousiaste opvolgers voor ‘jouw baan’ klaar staan klein.

Dat Amsterdam het enige stuk Nederland is waar het aantal mensen met een tennistas op de rug groeit, is binnen de crisis van het Nederlandse tennis wellicht een bron van inspiratie die ook de gemeente inspireert om deze groei structureel te faciliteren. De gemeente schiet daarbij al regelmatig te hulp. Zij financiert een deel van de verbouwing (275.000 euro) van het clubhuis van LTC Festina en hielp financieel bij het vernieuwen van het park van onder andere ALTC Joy Jaagpad en De Meer Tennis. Er is nog een ‘potje’ van 20 miljoen euro in de gemeentekas voor nieuwe sportaccomodaties en nieuwe tennisbanen kunnen daar onderdeel van uitmaken. De mensen van ATC Sloterplas hebben zich al bij wethouder Eric van der Burg gemeld en andere geïnteresseerden met een goed plan kunnen zich melden. Dat die nieuwe club binnen de Ring binnen mum van tijd vol zit met Amsterdamse tennisliefhebbers is in ieder geval zeker. Komende dinsdag worden de eerste plannen voor nieuwe tennisbanen besproken in een besloten collegevergadering.

Bronnen:
Tennis in Nederland (2015, Mulier Instituut)
Sportmonitor 2013 – Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers (2013, Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek)
Situatie tennis in Amsterdam (2013, KNLTB)

Feiten:
-De gemiddelde seniorcontributie bij een Nederlandse tennisclub bedraagt 135 euro. In Amsterdam is dit 216 euro.
-Het gemiddelde ledenaantal van een Nederlandse tennisclub is 366. In Amsterdam ligt dit aantal op 758 leden.
-Tennis is met 605.000 leden de tweede sport van Nederland, na voetbal.
-LTC Festina en ALTC Joy Jaagpad zijn de twee grootste tennisverenigingen van Nederland.
-In hun eigen rapport uit 2013 ‘Situatie tennis in Amsterdam’ heeft de KNLTB het over een banentekort van ongeveer 30-40 banen.

-In 1999 waren er volgens de KNLTB 270 tennisbanen in Amsterdam (met 727.000 inwoners) tegen naar schatting 220 in 2013 (met 780.000 inwoners).

-Het verdwijnen van de roemruchte tennisclub ALTC Popeye Gold Star – waar Richard Krajicek zijn opleiding genoot – in 2009 aan de Zuidas is nooit opgevangen met een nieuwe locatie met tennisbanen, ondanks plannen om in Slotervaart te bouwen.

-Er is behalve een tekort aan buitenbanen ook een tekort aan binnenbanen, waardoor huurprijzen voor een uur tennissen in een hal in de winter zelden onder de 25 of 30 euro te vinden zijn.

-Het epicentrum van het Amsterdamse tennis bevindt zich in Zuid, met clubs als ALTC DDV, ALTC Joy Jaagpad, TC IJsbaanpad en ALTC De Algemene op een steenworp afstand van elkaar, met de clubs ALTC Buitenveldert en TC Amstelpark daar niet ver vandaag, net buiten de ring.

Het schrijven van het ‘Open Boek’

foto open boekVoor het Rotterdamse full service internetbureau Youwe schreef ik het handboek, een manifest hoe je als werknemers met elkaar omgaat als er weinig hiërarchie is en samenwerkt op basis van vertrouwen. Het uiteindelijke ‘Open Boek’ is losjes gebaseerd op de filosofie van de succesvolle Braziliaanse ondernemer Ricardo Semler en we lieten ons graag inspireren door het handboek van gamesontwikkelaar Valve. Het eigen Open Boek van Youwe is uiteindelijk het product van interviews met werknemers en het bijwonen van verschillende ‘DNA-sessies’. Hieronder de blog die ik op verzoek van CEO Kees van Mourik van Youwe schreef voor www.wijzijnopensource.nl. 

Als Amsterdammer krijg je met de soeplepel een soort oppervlakkig wantrouwen ingegoten naar alles wat uit Rotterdam komt. Het slaat nergens op en misschien is het wel onderdeel van een groter spel, waarbij verschillen accentueren grappiger is dan overeenkomsten omarmen. Maar nu moet ik als Amsterdammer bekennen dat ik tegenwoordig spontaan een glimlach krijg als het over Rotterdam gaat. En dat komt allemaal door jullie.

Gewoon elkaar vertellen hoe het zit (Rotterdam), zonder alles mooier voor te doen (Amsterdam), dat heb ik de afgelopen maanden wel van jullie geleerd. DNA-sessies, MT-sessies, interviews met Youwe werknemers, urenlang gezellig bij Kees – initiator en inspirator van het Open Boek – in de auto zitten: de afgelopen maanden dompelde ik me onder bij Youwe en dankzij de ontspannen en open sfeer is het schrijven van het Open Boek een van mijn mooiste klussen van de afgelopen jaren geworden. Mijn dank gaat uit naar iedereen die hieraan heeft bijgedragen.

Zoals alle mooie dingen in het leven begon deze opdracht met een op het oog niet opzienbarend zinnetje:

‘Ik zoek een journalist/tekstschrijver die een soort van handvest zou willen en kunnen schrijven’.

Youwe-DNA-1

Dat was de inhoud van de  oproep van Kees van Mourik eind februari. Dan kun je nooit beseffen dat er in de zomer zo’n mooi eindproduct zou liggen, gedrukt en wel en met ongeveer de inhoud die we bedacht hadden. Ik beken dat ik het zelf regelmatig opensla, terwijl ik normaal niet snel mijn eigen teksten teruglees. Dit is zoveel meer dan een boekje, het is een mooie visie, een leuke manier om duidelijk te maken hoe je met elkaar kunt samenwerken met minder hiërarchie. Bij Youwe, maar ook bij andere bedrijven.

De totstandkoming van het Open Boek begon allemaal op de negende verdieping van het Manhattan Hotel, waar we ook een heel weekend sliepen met het Operationele Team (OT). Dat deze locatie totaal niet representatief is voor Youwe wist ik toen nog niet. De sfeer was er eentje van een warm bad, als je een warm bad zou omschrijven als vier mensen die heel eerlijk tegen elkaar zijn en alles hardop meteen uitspreken. Kees gaf mij als volledige buitenstaander meteen de lead  om die zitting met het OT door te lopen wat betreft de inhoud van het boek. Nu ben ik geen mietje, dus nam ik die handschoen graag aan. En als je de foto’s van de post-its ziet op die conferentiezaal op de negende verdieping van het Manhattan – waar over sommige punten lang is gediscussieerd en inhoudelijk over is gepraat – is het des te mooier dat het nu concreet is in een boek.

De ontspannen DNA-sessies hielpen enorm. Geen makkelijkere manier om een bedrijf te leren kennen dan daarbij te komen zitten. Eentje in Rotterdam – waar ik door Kees werd geïntroduceerd als de sportjournalist die geen reet begrijpt van het bedrijfsleven, ik kan daar zelf erg hard om lachen – waar met de pizza’s in de mond en de biertjes in de hand verschillende noten werden gekraakt. Veel mensen zeiden gewoon wat ze vonden zonder zich in te houden, wat tot mooie discussies leidde. Dan blijkt dat concluderen dat je het niet met elkaar eens bent, ook heel waardevol kan zijn. Hetzelfde gebeurde in Groningen, hoewel het er hier iets minder hard aan toeging. De lagere bierconsumptie dan in Rotterdam voorkwam dat de tongen te los werden.

Nu ligt het Open Boek voor je neus. Een boek dat volgens de leeswijzer ‘je niet vertelt welke archiefkast je post-its moet halen’, maar waarin wel richtlijnen maar geen regels staan, ‘wat we dagelijks doen en hoe we ons spiegelen’. Ik denk dat niet alleen jullie maar iedereen hier iets van kan opsteken. Ik heb er zelf tijdens het schrijven veel van geleerd. Als ik weer eens op het punt sta ‘om een vlammende e-mail te schrijven’, dan pak ik eerder de telefoon. Allemaal dankzij het Open Boek.Youe-DNA-3

Ik ben benieuwd hoe het ‘rode boekje’ de komende maanden concreet wordt geïmplementeerd bij Youwe en of jullie het überhaupt leuk vinden om te lezen. Mooi zou het zijn als het Open Boek en het gebruik hiervan leidt tot fijne nieuwe klanten en nieuwe business, en natuurlijk meer plezier samen op de werkvloer. Maar dit komt allemaal wel heel erg belerend over. En dat is de enige kritiek die we zelf ook hadden op het handboek. Het moest juist niet te belerend worden, dus het is tijd om deze blog af te ronden. Ik zou zeggen: veel leesplezier en gooi er op de werkvloer af en toe eens een Rotterdamse uitdrukking in. Dan komt de rest vanzelf.

Sander Collewijn

Auteur van het Open Boek.

‘Poker is geen levensdoel, je koopt vrijheid’

Michiel Brummelhuis is de eerste Nederlandse pokerspeler in de historie die de finaletafel van het Main Event van de World Series of Poker in Las Vegas heeft gehaald. De Amsterdammer is nu al zevenhonderdduizend dollar rijker en gaat in november op jacht naar de onwerkelijke 8,3 miljoen en een gouden armband. “Het zwaard van Damokles hangt nu niet meer boven mijn hoofd.”

Twee weken geleden op het McCarran vliegveld in Las Vegas, op Heathrow in Londen: Brummelhuis was uren aan zijn telefoon gekluisterd. Iedereen – de media voorop – wilde een stukje van de jongen die opgroeide in Nieuwkoop en sinds 2004 pokert. “Ik ben gewoon een one day fly”, lacht Brummelhuis bescheiden. Hij kreeg meerdere verzoeken voor documentaires binnen. En zoals het meestal bij hem gaat, als het puntje bij paaltje komt: “Ik dacht: fuck it. Wanneer krijg je nou ooit dit soort kansen? Dit duurt nog een paar maanden en dan ben ik straks weer een nobody. Ik moet er nu van genieten.”

Pokerspeler Michiel Brummelhuis in zijn straat in oudzuid

Genieten is het zeker voor Brummelhuis die net als de andere finalisten van de World Series of Poker al 550 duizend euro mocht ontvangen. Het is de prijs voor minimaal de negende plaats in een veld van 6352 pokerspelers die allemaal tienduizend dollar betaalden om mee te doen aan het Main Event. Dit Main Event geldt als de heilige graal van het poker en het is de plek waar helden worden gecreëerd. In juni was de 32-jarige Brummelhuis nog een redelijk bekende Nederlandse pokerspeler die zich samen met vriendin Anne verheugde op de komst van hun zoontje in september. Een maand later is de ‘grinder’ een superheld en de ambassadeur van pokerminnend Nederland. Zijn historische prestatie betekent weer eens vaderlands succes in een langzaam neergaande spiraal, waarbij steeds minder Nederlandse pokeraars over het geld beschikken om internationale toernooien te spelen. Pokerroom 888 contracteerde hem direct, zodat Brummelhuis het komende jaar gesponsord internationale toernooien kan spelen. Bij de ‘Master Classics of Poker’ in november is hij nu de publiekstrekker. Het Amsterdamse pokertoernooi is zelfs een week verplaatst door het succes van Brummelhuis in de Amerikaanse woestijnstad. Om poker, dat bij de meeste mensen toch een beeld oproept van donkere keldertjes, illegaliteit en zwarte zonnebrillen, in een goed daglicht te stellen praat hij zo simpel mogelijke wijze over het mathematische spel. “Ik probeer nu in jip-en-janneketaal uit te leggen wat poker inhoudt. Ik ben me in ieder geval heel bewust van wat ik zeg,” vertelt Brummelhuis, die Radio 1 en Hart van Nederland moest uitleggen wat hij nou precies had geflikt. “Weinig mensen begrijpen wat poker inhoudt. Dat poker puur om geld draait stuit mensen tegen de borst. Ik denk dat het een misverstand is om te denken dat er veel pokerverslaafden zijn in Nederland. Een vriendin van me werkt in de schuldhulpverlening en die vertelde me dat ze daar in al die jaren pas kortgeleden de eerste pokerverslaafde zagen. Kijk, gokproblemen zijn iets anders, maar poker zie ik niet als een groot gevaar.”

Brummelhuis zelf werd vanaf jonge leeftijd gegrepen door gokkasten en casino’s. “Met blackjack heb je 49 procent kans en met roulette 49,1 procent. Elke keer verlies je dus een beetje. Het huis wint uiteindelijk altijd. Ik heb drie jaar lang behoorlijke bedragen verloren met dat soort ongein. Ik ben vier, vijf keer kapot gegaan en heb zware jaren gehad. Ik heb met poker gelukkig wel geleerd wat plus EV (Expected Value, verwachte winst, red.) is en wat niet.”

Ups en downs horen bij een pokercarrière en Brummelhuis is zeker niet zo’n speler die zich daaraan kan onttrekken. Daarvoor speelt hij te agressief. Een jaar geleden was zijn huidige zegereeks niet in zicht, toen hij elke dag pokerde hij op zijn kantoor in Oud-West, waar hij tien tafels opende op internet en ging ‘cashgamen’ om zijn geld binnen te schrapen. Het liep matig, tot de Master Classics of Poker in Amsterdam in november, waar hij eerste werd bij het toernooi met een inleg van 800 euro en pokergrootheid Marcel Luske achter zich liet. Het leverde 46.800 belastingvrije euro’s op. “Die overwinning kwam op het juiste moment. Daarna haalde ik nog twee finaletafels bij de Utrecht Series of Poker.” De verklaring voor zijn huidige zegereeks: “Ik ben zelf als pokerspeler van de oude generatie en ik werd langzaam voorbijgestreefd door jongere spelers. Sinds dit jaar sta ik weer meer open voor nieuwe inzichten. Ik leer van pokerspelers als Jasper Wetemans en Ruben Visser (winnaar Main Event European Poker Tour Londen, red.). Puur door met ze mee te kijken of samen op zondagavond de belangrijkste toernooien te spelen. Het afgelopen half jaar kijk ik veel trainingsvideo’s op pokersites waardoor mijn spel vooruit is gegaan. Daarnaast gebruik ik nog meer statistieken, zo’n zestig tot tachtig per speler, met de pokersoftware voor het analyseren van de tegenstanders. Daardoor kan ik de ander veel beter inschatten. Ik sta nu open voor collega’s en kan tegen kritiek op mijn spel, dat had ik lang niet gehad. Er zit veel ego in. Je moet nooit denken dat je de beste bent, elke situatie moet je je weer aanpassen.”

Brummelhuis Parool

Brummelhuis hockeyt bij AH & BC Amsterdam in een vriendenteam en tennist fanatiek bij TC Amstelpark. Het sporten is voor hem een goede combinatie samen met het statische pokeren. “Als pokerspeler zit je alleen maar de hele dag, zowel online als bij live toernooien. Dan is het belangrijk voor je fysieke en mentale fitheid om er bij te blijven sporten. Kolonisten, toepen of tennissen? Ik wil elk spel winnen. Wat het ook is. Het spelelement heb ik altijd leuk gevonden. Daarom heb ik er nooit aan gedacht om te stoppen met pokeren, ook toen het slecht ging. Ik vind het spelletje veel te leuk.”

Maar hoe kan hij de eerste Nederlander zijn die de belangrijkste finaletafel haalt binnen het poker? Hoe kun je meer dan zesduizend pokeraars achter je laten in wat door de bekende Amerikaanse pokerspeler Phil Hellmuth (recordhouder op de World Series of Poker met dertien gouden bracelets, red.) een ‘mijnenveld’ wordt genoemd en waarin behendigheid nodig is maar ook zeker een portie geluk?

“Ik ‘run’ gewoon heel goed nu, het zit niet tegen. Ook de bij de WSOP ging het vanaf de eerste dag lekker. Er kwam ook wel wat discipline bij kijken. Er zijn vier momenten geweest waarbij ik mathematisch met mijn hand best ‘all-in’ had kunnen gaan, maar toch heb weggelegd.” “Discipline-folds” heet dat in de wereld van Brummelhuis. Onverklaarbare pokertaal voor de leek, maar vrij vertaald betekent het dat hij zijn hand weglegde in plaats van ongeduldig al zijn chips naar het midden te duwen met de kans uitgeschakeld te worden. “Bij de laatste tien spelers heb ik bijna niets gedaan. Ik vond wel dat ik de finaletafel moest bereiken. Het was onwerkelijk toen het echt gebeurde, surrealistisch.”

Toch kan de run van Brummelhuis niet los gezien worden van zijn negen jaar ervaring, inclusief finaletafels op toernooien in de Bahama’s en Las Vegas. Hij heeft live en online al meer dan een miljoen dollar gewonnen. Nu maakt Brummelhuis zich op voor de mooiste maanden van zijn leven. In september is zijn zoontje uitgerekend, in november gaat de baby al mee naar Las Vegas, net als tientallen vrienden die hem gaan aanmoedigen wereldkampioen te worden en de 8,3 miljoen binnen te slepen. Maar al wint de Amsterdammer het astronomische bedrag, dan nog verandert er weinig in zijn leven. “Het is fijn dat ik nu eindelijk mijn schuld aan de Belastingdienst kan betalen. Die druk is er straks gelukkig niet meer. Het zwaard van Damokles hangt nu niet meer boven mijn hoofd. Voor de rest? Ik ga geen gekke dingen doen. Geen nieuwe auto kopen. Ik heb een hartstikke leuk leven met Anne en mijn vrienden in Amsterdam. En straks krijgen we de baby. Misschien koop ik een groter huis als ik echt veel geld win, maar verder niet. Het belangrijkste wat je krijgt met zoveel geld en mijn leven als pokerspeler is vrijheid. Je koopt de vrijheid om te doen wat je wilt. Poker is verder ook geen levensdoel, je creëert niets nieuws. En dat zou ik later wel willen, wat ik ook ga doen.”

2013 World Series of Poker

Main Event World Series of Poker

Dinsdagochtend 16 juli, Nederlandse tijd, haalde Brummelhuis de finaletafel van het Main Event van de World Series of Poker. De Amsterdammer krijgt nu de kans zich op maandag 4 en dinsdag 5 november in Las Vegas onsterfelijk te pokeren en zich tijdens de ‘November Nine’ te kronen tot wereldkampioen. Brummelhuis neemt het onder andere op tegen vijf Amerikanen, waarvan JC Tran de meeste chips heeft verzameld en de grootste naam is van de twintigers en dertigers aan de finaletafel. Tran wist al meer dan negen miljoen dollar bij elkaar te pokeren in zijn carrière.

Sinds 1971 is de World Series of Poker in Las Vegas is van mei tot juli het jaarlijkse hoogtepunt voor pokerspelers, met het Main Event al jaren als het belangrijkste toernooi. De Amerikaan Chris Moneymaker kwalificeerde zich in 2003 online voor een paar dollar en won het toernooi met 839 deelnemers en een hoofdprijs van 2,5 miljoen dollar. Deze zege en alle media aandacht creëerde de grootste pokerhype tot nu toe. Beste Nederlander op het Main Event was de voormalig Amsterdamse koopman en zanger op het Leidseplein, Marcel Luske. In 2004 eindigde hij als tiende. Mocht Brummelhuis wereldkampioen worden, dan zal het Nederlandse publiek het verhaal van die Amsterdammer en 8,3 miljoen dollar als zoete koek slikken en graag een pokeraccount aanmaken. Het nieuwe wetsvoorstel van staatssecretaris Fred Teeven, voor het liberaliseren van de online kansspelen in 2015, kan op den duur ook zorgen voor een nieuwe pokerhype, omdat online pokeren officieel nog illegaal is.

Gepubliceerd in Het Parool

ATP Bastad: Monte Carlo in Zweden

Een potje tennissen, daarna even zwemmen in de zee en ’s avonds met de Zweedse elite in een nachtclub staan. Voor de tennisprofs is ATP Bastad een partytoernooi, waar tennis niet per se op de eerste plaats staat. De sfeer is extreem ontspannen en dat maakt het voor de bezoeker ook een feest. En ook voor Spaanse tennissers als Fernando Verdasco, zoals u kunt zien.

Wij dachten dat het gewoon om een leuk toernooi aan de Zweedse kust ging, waar we dagenlang graveltennis konden kijken. Dat was niet zo. Dit was Monte Carlo, en dan nog erger. En juist op deze plek zagen we – zonder andere Nederlanders – hoe ‘we’ werden uitgeschakeld op het WK voetbal, tegen Argentinië.

In de Zweedse kustplaats Bastad scheen de Zweedse adel vroeger altijd de profvoetballers te ontmoeten. Dat hoorde ik pas na onze tennisreis, maar eigenlijk verbaasde dit ons niet. De honderden, zo niet duizenden Zweedse jonge meisjes die in vol ornaat paraderen langs de verschillende bizarre grote jachten. De bolides, waarbij onze gehuurde Volkswagen up! (Ik heb op Google gekeken, je schrijft up! echt met een hoofdletter. Ik doe het ook liever niet) in het niet viel. Niet voor niets dat ATP Bastad gesponsord wordt door Mercedes. Ik had al eerder goede verhalen over Bastad gehoord, en dan voornamelijk dat de tennissers dat zelf nogal een mooi toernooi vinden. Tel daarbij de locatie aan zee op en een leuke roadtrip door Zweden, en de keuze voor het bezoeken van Bastad was snel gemaakt toen m’n goede vriend Ardan en ik deze trip planden naar Denemarken en Zweden.

atp-bastad-305x175

Mats Wilander

Vanaf de Zweedse snelweg word je bij de afslag Bastad al getrakteerd op een heerlijke groene oase. Landelijk, en je vraagt echt meteen af waar het tennistoernooi dan is. Nou, dat vonden we dus niet snel. Zelfs met de zee in zicht, was eigenlijk nergens aangegeven waar dit ATP-toernooi plaats vond. Eigenlijk is het behalve de grote parkeerplaats met voornamelijk BMW’s, Audi’s en Mercedessen nergens aan te herkennen. Na een paar keer vragen namen we een klein straatje, waar aan het einde dan toch het kleine stadion aan zee stond. Toen we binnenliepen aan het einde van de dag was de kaartcontrole nergens te bekennen. En eigenlijk hebben we de volgende dag nooit ons kaartje hoeven te laten zien. Toen we voor de eerste keer het stadionnetje binnenliepen waren daar John McEnroe en Mats Wilander aan het dubbelen. Dat vonden we wel een mooie binnenkomer en zou de opmaat zijn van een paar mooie dagen. Wilander oogt trouwens fitter dan menig tennisprof, dus ons respect – naast dat hij met prachtvrouw Annabel Croft het tennis altijd mooi duidt – heeft hij na deze trip nog meer.

IMG_4990

Avondgloren in Bastad

Terwijl de avond viel werd het strand steeds leger (foto boven), maar liepen de terrassen langzaam vol met gele en rode broeken. In Nederland zouden we het publiek ‘yuppen’ noemen. Je kunt ze ook de elite noemen: langzaam veranderde Bastad – overdag leek alles nog normaal op het strand qua publiek – in het Monte Carlo van Zweden. Rijke, rijke, rijke, hele rijke mensen. Die er allemaal tiptop uitzagen. Echt elite kon je ze ook weer niet noemen, omdat je het gevoel had dat je af en toe meer met nouveau riche te maken had dan mensen met smaak. Beschaafd rijk en ordinair rijk liep hier een beetje door elkaar heen, zo in de haven van Bastad. Volendam meets Wassenaar. Ronduit hilarisch waren de Zweedse deernes, die zich massaal en in groepjes aan het grote publiek toonden. Het uitzicht vanaf de zijkant was spectaculair. Een soort catwalk, waarbij de volledig getunede meisjes, in de heerlijkste jurkjes, zichzelf verkochten aan de rijke aanwezige mannen. Mannen die geen gehuurde Volkswagen up! rijden, in ieder geval. Twee gemene delers bij de jonge vrouwen: uiterlijk ronduit schitterend. Oogopslag doods. Je kunt het ook de oogopslag van de golddigger noemen. Gehaaid, de ogen schichtig van links naar rechts: wie draagt het mooiste klokje en de duurste schoenen? Wie is er bekend en wie is er professioneel tennisser?

In het cluppie met Andujar

Om een lang verhaal kort te maken: wij twee gezonde Nederlandse jongens keken onze ogen uit daar in dat gekke Bastad. Toen we de laatste avond ook nog naar de club gingen (de nachtclub, niet de tennisclub) beleefden we de apotheose van ons bezoek aan het Monte Carlo van Zweden. Na tien minuten in da club zei ik tegen Ardan: “Ik vind de mensen in een club in Las Vegas of de Bahama’s echt heel gezellig, vergeleken met deze mensen hier.”

Ik overdreef niet. De sfeer in de club, die bestond uit twee delen – en waar er nog een extra verdieping was, maar daar stond een uitsmijter – zou ik willen omschrijven als La Grande Bellezza Junior. In deze bijzondere film is er in het begin een dancescene die vooral surrealistisch aanvoelt. Vervreemdend. Zo voelde het ook in Bastad. Alsof ik naar een surrealistische film aan het kijken was, waarbij de mensen alleen maar met zichzelf bezig waren. Geen oog voor anderen, voor emoties, of wat dan ook. Mensen die acteren, in plaats van zijn.

https://www.youtube.com/watch?v=b6cI1crJBFU

Dat wil niet zeggen dat je geen plezier kunt hebben natuurlijk. Ik zag het allemaal als een sociologisch experiment en wentelde me in de decadentie. We genoten van de vrouw die speciaal voor de Zweedse elite in de club aan het plafond hing en allemaal trucjes deed die je vriendin niet kan (of wil doen). In de andere area van de club was er een gitarist die meespeelde met de DJ (een Aziaat, de enige in heel Bastad, tenzij je mijn Indonesische DNA meerekent).

IMG_4967

Ik zag de allermooiste vrouw van de club om de Spaanse tennisser Pablo Andujar heen hangen. Andujar, die met zijn korte broek, hoog opgetrokken sokken en Timberlands het minst fashionable was gekleed van iedereen in de club. Hij vermaakte zich wel. En misschien was ik wel jaloers. We zagen een andere bekende tennisser, die een wat minder fraai exemplaar (dat is echt moeilijk te vinden daar) om z’n arm had hangen. Ik lachte me kapot. ATP Bastad, een mooi toernooi voor de doorgewinterde graveltennisser, die af en toe ook eens wat stoom wil afblazen naast de tennisbaan.

Wat volgde was een klassiek einde aan de avond, toen twee hardcore tennisfreaks uit Nederland La Grande Bellezza Junior verlieten, naar de parkeerplaats liepen en in hun gehuurde Volkswagen up! stapten. We moesten om drie uur ’s nachts nog dertig kilometer rijden naar het noordelijk gelegen Halmstad, omdat er geen goedkope Airbenb meer te vinden was in Bastad. Wij sliepen in een cabine in de tuin van een huis in een of andere woonwijk. Dus.

Andy Murray is geen publiekstrekker

Als je dan toch lastminute een vervanger moet aantrekken voor Australian Open-kampioen Stanislas Wawrinka – ’the man of the hour’ – dan doe je het op het oog fantastisch met heersend Wimbledon-kampioen Andy Murray. Maar dat de Schot geen Roger Federer of Rafael Nadal is bleek uit de halflege tribunes in Rotterdam.Andy-Murray-Rotterdam-2014-R2_3083313

Blijkbaar kun je als tennistoernooi over het allersterkste deelnemersveld beschikken met vijf tennissers uit de mondiale top-10 en dan als toeschouwer nog het gevoel hebben dat er iets mist. Nederlanders gaan niet vanuit Groningen, Zwolle, Bergen op Zoom, Venlo, Breda of Buren met de trein of de auto naar Rotterdam reizen om Andy Murray te zien of Tomas Berdych, Richard Gasquet of Marin Cilic. Nee, voor de gemiddelde Nederlander is er maar één tennisser waar je een kaartje voor wilt kopen en dat is halfgod Roger Federer.

De man met de meeste Grandslam-titels, het mooiste tennis, de beste speler aller tijden, met het besef dat hij niet eindeloos blijft tennissen. Vorig jaar trilde de lucht gewoon net wat meer in die oude bak die Ahoy onderhand is. Trillende lucht omdat Roger Federer, zoon van God, aanwezig was om ons, zijn tennisdiscipelen, weer even te laten zien hoe de ideale tennisser speelt. De handtekeningen- en fotosessies, zijn uitgebreide persconferenties, het hoorde allemaal bij de miljoen euro die de Zwitser ongeveer opstreek in Rotterdam. Maar het was goed besteed geld, het toernooi verbrak ondanks het snelle verlies van Federer tegen de Fransman Julien Benneteau het toeschouwersrecord.

Rafael Nadal, de linkshandige, in alles het tegenovergestelde van Federer, was ook zeker een kijkcijferkanon gebleken in Rotterdam. Nadal is bijna net zo’n grote publiekstrekker als Federer. De nummer 1 van de wereld, maar vooral een icoon, een fenomeen, een killer met een extreem hoge aaibaarheidsfactor. “It was tough match,” zegt de visserszoon als hij weer eens iemand met 6-0 6-1 van de baan blaast. “It’s gonna be tough, but I’ll try my best,” is het mantra van Nadal. Het voelt nauwelijks geforceerd aan. De eeuwige underdog, dat is gewoon de rol die de Spanjaard met z’n broze knieën altijd met verve speelt. Ook als hij al zeshonderd keer van Federer achter elkaar heeft gewonnen. “It’s gonna be though. but I’ll try my best,” je ziet het hem voor de spiegel oefenen. Net als die honderd keer aan z’n haar zitten en aan z’n bilnaad. Hoort er allemaal bij.

Nadal is een soort action figure poppetje dat je bij de Bart Smit kan kopen, maar dan met een ziel. Een ziel van nederigheid, nooit opgeven en snoeihard werken om iets te bereiken. Het spreekt ons allemaal aan. Hij doet wat wij – mislukte tennissers met mislukte forehands en angst om te verliezen – niet meer ambiëren of nooit kunnen: de mentaal allersterkste ter wereld zijn. Nadal of Federer hadden Ahoy uitverkocht getennist. Of desnoods Novak Djokovic. Die heeft zeker niet zoveel fans als Federer of Nadal, maar hij wil dat zelf wel heel graag. Het is misschien wel één van de redenen dat hij Boris Becker aan zijn coaching staff heeft toegevoegd. En ergens wil de gemiddelde Nederlander liever Djokovic zien dan Murray. De Serviër is een van de meest complete tennissers van zijn generatie, hij scheurt af en toe een shirt kapot, imiteert eens iemand en speelt eigenlijk al bijna een paar jaar foutloos tennis. Vraag is of hij ook daadwerkelijk voor meer kaartverkoop had gezorgd. Want afgelopen week waren de berichten bij de winkels (“veel minder omzet dan vorig jaar”) en op de tribune (“het is hier nooit zo leeg als nu”) vrij depressief. En dat kwam door die chagrijnige Schot die op de baan stond beneden. Een miljoen euro zal hij niet hebben gekregen, maar een paar ton toch zeker wel.

Hij, de Wimbledon-kampioen. De man die vier Grandslamfinales moest verliezen, net als zijn mentor Ivan Lendl. De man met de meest irritante tennismoeder aller tijden. Kijk naar Judy Murray en snap de worsteling van Andy. Hoe moet je als moeder niet je kind aanmoedigen? Nou, zoals Judy, die fanatieker is op de tribune dan Andy op de baan. Andy deelt dezelfde humor als die van Lendl, die nog nooit betrapt is op een grap of glimlach. Laat staan om schaterlachen. Iemand uit het communistische Tsjecho-Slowakije doet niet aan schaterlachen. Dat doet de vriendin van Murray ook niet. Die zit er als duur porselein bij en verrekt geen spier. En wat doet ‘de grote lastminute aangetrokken publiekstrekker’ in Ahoy? Hij doet aan zelfmutilatie.  Het briljante 20-jarige Oostenrijkse talent Dominic Thiem slaat winner na winner. En Murray? Hij pakt zijn racket en straft zijn eigen lichaam. Eén keer, twee keer, drie keer, vier keer slaat hij zichzelf met z’n racket. Is-ie gek? De Wimbledon-kampioen tegen een talent van buiten de top-100 dat net komt kijken. Een talent van een leeftijd waar Nederland er dus geen één  heeft. Rond de twintig is het een woestijn van talent in Nederland. Niet voor niets dat de berichten al doorsijpelen dat de tennisbond de bondsjeugdopleiding gaat hervormen.

Maar Murray dus. Is er vier maanden uit geweest met een operatie aan z’n rug. En raakt de eerste set tegen Thiem alles half. Op de tribune was niet bij te houden hoe vaak Murray de bal half raakte. Hij raakte gewoon geen pepernoot. En dan hoorden we ook nog dat er vijftig rackets voor hem worden bespannen met dure darmsnaren. Je vraagt je af of je racket met darmsnaren bespannen zin heeft als je een bal vaak met je frame raakt. Andy Murray – je zou denken dat ie veranderd was – laat in Ahoy weer eens zien wie hij in essentie is: een chagrijnige Schot die op de baan een slecht voorbeeld is voor de jeugd. Waarom? Omdat met je racket je lichaam slaan best vermakelijk kan zijn. Maar niet als je als groot kampioen tegen een talentje speelt. En zeker niet als je dan nog wat betreft tennis eigenlijk helemaal niet attractief speelt.

Tegen Thiem (6-4, 3-6, 6-3) beperkte de Schot zich voornamelijk tot terugslaan, zodat de Oostenrijker grote delen van de wedstrijd het tempo bepaalde. Thiem slaat een winner. Murray slaat zichzelf weer een paar keer met het racket. Het zal de komende jaren misschien wel het lot zijn van Murray. Misschien wordt hij aan de hand van Lendl een nog groter kampioen, maar een publieksspeler zal ie nooit worden. In wezen is hij niets anders dan de perfecte counterpuncher, die zichzelf heeft aangeleerd in de grote wedstrijden aanvallend te spelen, omdat hij anders nooit van een Federer, Nadal of Djokovic zou kunnen winnen.

Maar zo in Ahoy kijk je dus naar de martelgang van een sporter die zichzelf continue straft, behalve dat je kunt zeggen dat je de Wimbledon-kampioen live hebt zien spelen. Dat Murray vrij eenvoudig verloor van de ontketende Marin Cilic was ook wel te verwachten. Spelers als Gaël Monfils en bad boys Jerzy Janowicz en Ernests Gulbis zijn leuker om naar te kijken. Natuurlijk had het ABN AMRO WTT ook last van de Olympische Winterspelen, maar ik denk toch dat toernooidirecteur Richard Krajicek afgelopen week toch even in zijn telefoon heeft gekeken of hij Roger Federer en Rafael Nadal nog in zijn adressenboek heeft staan. En anders Djokovic. Want Murray, daar pak je de trein naar Rotterdam niet voor uit – pak ‘m beet – Zwolle.

 

Blue Jasmine: wat is echt?

Met zijn nieuwste film Blue Jasmine (briljante titel) maakt Woody Allen niet alleen een tijdsbeeld maar na tamelijk luchtige films als Midnight in Paris en You Will Meet a Tall Dark Stranger ook weer een serieus drama. Dat mag vaker, want de oude meester is in vorm. Als kijker blijf je hopen dat de gespleten Jasmine – uitmuntend vertolkt door Cate Blanchett – het gaat redden in haar nieuwe leventje bij haar armlastige zus.Blue_Jasmine1

Als een drugsverslaafde is Jasmine gehecht aan haar luxeleventje samen met haar rijke echtgenoot en oplichter – gespeeld door de degelijke Alec Baldwin. Ze heeft stijl, dat moet gezegd. Verder is ze vooral een moderne variant op Hyacint Bucket (spreek uit: bouquét) van Keeping Up Appearances. Vorm boven inhoud. Charity dinertjes organiseren, paraderen in designer kleding en vooral heel veel feestjes met de high society. Je ziet het in mooie flashbacks door de film heen, terwijl Jasmine na de arrestatie van haar man totaal berooid bij haar zus Ginger aanklopt en al snel werk vindt als…tandartsassistente. Kalmeringsmiddelen slikkend probeert Jasmine te wennen aan haar nieuwe leven en het is dankzij Blanchett dat de film bijna altijd interessant is. Haar getormenteerde ziel is – als je daar tegen kan – een lust voor het oog. De splitsing in haar hoofd tussen haar oude en het nieuwe leven. Vorm of toch de inhoud? Zo blijft ze de hele film worstelen en dat levert geniale scènes op, waarvan die met de tandarts en met de kinderen van Ginger je nog nablijven.

Het geworstel blijft overigens niet voorbehouden aan Jasmine, want haar hoge standaard van leven probeert ze ook aan haar goedmoedige zus op te dringen. Geen enkele man is goed genoeg voor haar volgens Jasmine, die ook zelf weer gelukkig probeert te worden in de liefde. Maar kiest ze daarbij – een les geleerd – voor het oude of het nieuwe?

Het schijnt dat Allen in New York vaak het soort vrouwen tegenkomt die Jasmine weerspiegelen. Voormalige rijke vrouwen die door de economische crisis arm worden en opeens moeten wennen aan een ander leven. Het geeft de film alleen maar meer inhoud, want ook zonder dit gegeven is het spel van Blanchett en de manier waarop Allen voor de zoveelste keer in zijn carrière de menselijke tekortkomingen laat zien, zeer de moeite waard.

De film had bijna een 9 verdiend, maar omdat het film in het middenstuk wat langdradig wordt, vind ik het zelf een dikke 8 waard. Na de kleine inzinking draait Blanchett en de film op volle toeren naar het einde en dat is op een wat lugubere manier zeker genieten.

Oordeel: 8/10

Rock ’n Roll Hockeyer

Koppe Koppeschaar, een naam uit een sprookjesboek. Voorbestemd om bij Kampong in de jaren negentig te schitteren op het hockeyveld, maar in tegenstelling tot de eveneens illuster genaamde Taeke Taekema was hockey niet zijn leven. Dat is de muziek. Na een paar jaar hoofdklasse aan de Laan van Maarschalkerweerd vond de eigenwijze en talentvolle Koppeschaar het op 25-jarige leeftijd mooi geweest. Zijn steekpass wordt node gemist. Koppe Koppeschaar

Koppeschaar vertrok altijd een kwartier eerder dan zijn teamgenoten van Kampong naar de uitwedstrijden. De Eend van de familie reed eenmaal niet zo hard en deed er een halve minuut over om de 100 kilometer per uur te halen. In de Citroën 2CV werden er shaggies gedraaid en cassettebandjes gespeeld van voornamelijk Bob Dylan. Het was vijftien jaar geleden de manier voor Koppeschaar en zijn hockeyvrienden om zich voor te bereiden op een competitiewedstrijd. Hockey balanceerde tussen amateurisme en semi-professionalisme in. „Als ik terugkijk op mijn hockeycarrière denk ik meteen aan de ongein die je met elkaar hebt op weg naar de wedstrijd. Dat soort dingen blijven je bij, soms meer nog dan het hockey zelf”, zegt de 38-jarige geschiedenisleraar van het Trinitas Gymnasium in Almere en gitarist van onder andere de band ‘The Starcrossed and Easy’. Die klassieke Eend leeft nog steeds, hij staat nu in Frankrijk bij het huis van zijn ouders en speelt een mooie rol in zijn leven. Jaren geleden werd Koppeschaar met die auto ’s nachts in Amsterdam bijna aangereden door Jelka van Houten. Zij was vroeger de achtergrondzangeres van zijn band, net als jonge zus Carice van Houten. Na acht jaar mondde het weerzien op straat uit in een huwelijk en zoon Walt. Drie jaar geleden kwam Koppeschaar voorbij in alle grote kranten, toen ze trouwden. Jelka was ondertussen uitgegroeid tot bekende actrice en BN-er. „Tsja, die aandacht. Ach, wie leest dat nou? Wij zoeken het in ieder geval niet op. Toen ik Jelka leerde kennen was ze helemaal niet bekend. Ik ben blij dat ze nu doet wat ze leuk vindt en dat het goed gaat. Ik heb de afgelopen jaren veel met haar opgetreden. Tot in elke uithoek van Nederland. Samen muziek maken is zó leuk. Dat is wat ons bindt.”

Bij Kampong wisten ze dondersgoed dat het leven van hun teamgenoot verder ging dan de liefde voor het hockey alleen. Op trainingsstage in Maleisië en Singapore stond Koppeschaar in 2000 in een club in Kuala Lumpur, aangespoord door zijn teamgenoten, op het podium om ‘Play that Funky Music’ op de gitaar te spelen. Samen met vrouw en kind was Koppeschaar deze zomer op een muzikale droomvakantie. Een maand naar muziekstudio’s in Memphis, met uitstapjes naar Graceland en Nashville. Ondertussen speelde hij een partijtje golf op de golfbaan van Justin Timberlake. Na dertien jaar zonder stick en bal zeggen namen van hockeyinternationals als Sander de Wijn en Eva de Goede hem niets. „Jaap Stockmann en Nick Meijer (Nu Bloemendaal, red.), dat zegt me wel iets uiteraard, omdat ik die jongens vroeger nog training heb gegeven. Verder zit ik er helemaal niet meer in. Daarom is het voor mij leuk om weer eens terug te blikken, want hockey heeft me heel veel gegeven”, zegt Koppeschaar op een terras in de Jordaan in Amsterdam waar hij jaren woonde. „ Elke dag ging ik na school samen met Japie (boezemvriend Jaap Biegelaar, red.) naar Kampong met een cricketbat, een tennisracket en een hockeystick. Alleen maar sporten, een toptijd. Kampong is een geweldige club met mensen toen als Wim Cornelis, Naud Naeff en Frits Schilthuizen die er altijd waren. Natuurlijk, het hockeywereldje is een beetje kak en beperkt, maar welk wereldje is dat niet? Dat maakt het spelletje en de mensen die er rondlopen niet minder leuk.”

Met zijn grote bos krullen zag Koppeschaar er anders uit dan zijn keurig gekapte teamgenoten van Kampong, waarvan de meesten lid waren van het studentencorps en rechten, geneeskunde of economie studeerden. Hij, met rugnummer 19, studeerde geschiedenis en toog na de vrijdagavond training het liefst af naar ‘de bunker’ bij Sterrewijk waar hij met zijn maatjes van de band genoot van urenlange jamsessies. Koppeschaar een culthockeyer? Misschien, maar wel met kwaliteiten. Specialiteit: met de ogen richting de zijlijn en het publiek, het lichaam naar rechts gedraaid, iedereen laten denken dat hij een breedtepass gaat geven. Dat was het moment dat Koppeschaar triomfeerde, altijd wachtend tot de spitsen de diepte inliepen om een steekpass te geven. Die timing van de pass en de snelheid van de bal: puur talent.

Lijdzaam moest hij helaas toezien hoe de steekpass steeds minder belangrijk werd in het moderne hockey, waar tegenwoordig een harde flats belangrijker is. „Hockey veranderde al heel erg toen ik zelf speelde”, constateert Koppeschaar, die begon met hockeyen toen buitenspel nog bestond en de ruimtes om te hockeyen kleiner waren. „Het werd van een individuele technische sport echt een teamprestatie, waarbij de bal vooral heel vaak van achter op en neer werd geschoven. Ik vond dat zelf al veel minder leuk om naar te kijken en minder om zelf te doen.”

Samen met oud-international Paul Frederik van Esseveldt en zijn maatje Biegelaar doorliep Koppeschaar alle jeugdteams van Kampong om er op z’n zeventiende te debuteren in het eerste, toen Jacques en Richard Brinkman en Jean-Pierre Pierie daar nog speelden. Als rechtsmidden maakte hij indruk. „Paultje en ik stonden altijd samen op de rechterkant, wij waren in de jeugd niet te houden”, lacht Koppeschaar, die samen met Teun de Nooijer in het Nederlandse jeugdteam speelde. „Donald Drost was toen coach bij Kampong en dat is de beste trainer ooit. Die trainingen die hij gaf waren heerlijk. Ik was zelf ook op mijn best. Later coachten Paul Litjens en Tom van ’t Hek ons. Van ’t Hek is wat mij betreft de beste hockeyer die ik ooit heb zien spelen. Dat merkte ik ook als hij in de trainingen meedeed. Hij kon echt alles goed, zelfs meeverdedigen.”

De hockeycarrière van het talent stopte abrupt toen Rob Bianchi coach werd van Kampong en hij na onenigheid met de oud-voetballer uit het team stapte. „Wij lagen elkaar toen niet zo en ik was ook tamelijk recalcitrant moet ik zeggen. Ik wilde muziek maken, met vrienden op stap. Ik leefde er niet meer voor. Op een gegeven moment merkte ik ook dat ik niet meer de bepalende speler was terwijl ik de beste wilde zijn. Als hockeyer was ik wispelturig en eigenwijs. Dat maakte me ook een goede hockeyer en tot de mens die ik ben. Maar ik zag mezelf niet tot m’n 35ste meehockeyen als middenmotor.”

Koppeschaar sleet zijn hockeydagen een paar jaar in het derde team met zijn oude vriendjes. Totdat Reinoud Wolff kwam. „Koppe, er komt een nieuwe coach, wat dacht je ervan?”, polste Gerold Hoeben, assistent-coach bij het eerste en nu assistent bij het Nederlands elftal. “Daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor”, bekent Koppeschaar. “Ik nog twee jaar in het eerste gespeeld in een redelijk goed elftal waarin we keurig zesde werden. Ik ben blij dat ik die twee jaar nog heb meegepakt. Ik wilde mezelf nog een keer bewijzen en het laten zien. Dat is gelukt, ik stond centraal achterin. In de basis.”

Op 25-jarige leeftijd stopte hij abrupt met tophockey en begon het vrije leven voor Koppeschaar. Optreden, jammen, in studio’s hangen. Vrij zijn op zondag. Op zaterdagavond naar een feestje kunnen. Maar de waardering blijft voor al die hockeytrainingen en ritjes in de auto op weg naar de uitwedstrijd. „Ook als leraar op een middelbare school heb ik nog profijt van het hockey. Ik weet wat er voor nodig is om goed te presteren. En: je moet het met z’n allen doen. Dat heb ik wel geleerd. Daar heb ik nog elke dag profijt van. Ik ben Kampong ook ontzettend dankbaar, voor mij was het een heerlijke jeugd daar. ”

<kader>

Muziek    

„Het is een cliché, maar hockey was mijn hobby en muziek is meer mijn leven. Hoewel, met Walt erbij is het kindje ons leven”, aldus Koppeschaar, die net als veel muzikanten met een avondje ‘jammen’ nooit kan stoppen. „Muziek is anders dan hockey, het is niet competitief, een heel ander gevoel.” 

Vroeger was het voor Koppeschaar altijd Bob Dylan, hoewel de liefde voor andere bandjes welaan steeds groter wordt. „Ik heb deze zomer in Amerika Dylan live gezien. Dat was het toch niet helemaal meer. Maar goed hij blijft een legende.”

Waar de ex-hockeyer met wat vrienden begon met de band ‘Starcrossed and Easy’ in Utrecht, heeft hij zijn horizon verruimd en trad hij de afgelopen jaren veel op met singer songwriter Edo Donkers, Bartel Bartels, Diederik Nomden en Van Houten en De Beus. Vroeger was de funk en blues favoriet, nu heeft hij zich meer gefocust op de country. „Ik ben een paar jaar geleden begonnen met het spelen op een mandoline en Pedal Steel Guitar. Country en ‘Bluegrass’ (Amerikaanse muziekstroming uit de jaren 50, de muziek van immigranten in de bergstreken van Oost-Amerika met jazz-achtige invloeden en veelvuldig gebruik van mandoline, red.) is waar ik nu veel naar luister, zoals The Flying Burrito Brothers, Manassas en John Hiatt.” Ondanks het abrupte einde van zijn hockeycarrière pakt hij nog één keer per jaar de stick op. „Ik geef al acht jaar les op het Trinitas Gymnasium in Almere als geschiedenisleraar en we organiseren altijd een hockeytoernooi waar we zelf meedoen. Als je die gastjes dan ziet rennen, daar zitten wel wat talentjes bij hoor.”

Link naar de PDF