Hockeymonoloog Valentin Verga: ‘De bal is als een vrouw’

In de serie ‘de liefde voor hockey’ praten hockeyers in monoloogvorm uitgebreid over hun liefde voor het spel en ook de schaduwkant. Vandaag: international Valentin Verga (28), een van de meest ervaren spelers van Oranje. ‘Als ik seks met het spel kon hebben, zou ik het doen.’
‘Ze zeggen toch dat één mensenjaar staat op zeven hondenjaren. Zo voelt topsport voor mij ook. Wat wij als hockeyers meemaken in twee jaar tijd, daar doen anderen misschien tien jaar over. Alles wat je met elkaar meemaakt in de kleedkamer. De vriendschappen die je opbouwt. De hoogte- en dieptepunten. De jaren die wij meemaken zijn hondenjaren. Dat heeft mij gemaakt tot de mens die ik nu ben. Elke training leer ik weer iets en gebeurt er weer wat. In die tien jaar tophockey geef je alleen maar gas en krijg je elke dag een spiegel voorgehouden. In die tien jaar word je minimaal veertig jaar ouder. Zo voelt het voor mij. Je maakt zoveel mee. Het is zo intensief. Maar dat is ook de liefde voor het spel. Ik geniet daar ongelofelijk veel van.’

Verjaardagen

‘Als iemand zegt dat-ie voetballer is, vinden mensen dat gaaf. Als je in de NBA speelt als basketballer, ben je cool. Als je op een verjaardag zegt dat je hockeyer bent, krijg je vaak als reactie: o, dat spel met een stokkie. Mensen beginnen vaak over de mooie hockeyfeestjes. Maar ik ben er zelf supertrots op dat ik hockeyer ben. Een hockeynerd. Ik vind hockey het leukste en mooiste dat er is. Het heeft iets magisch. Dat je met een stok in je handen zoiets moois kunt neerzetten, dat je zo’n behendigheid over de bal hebt. Dat je de ruimte kunt inschatten, dat je verder kunt kijken waar de bal is, terwijl je de controle over de bal behoudt. Dat vind ik echt te mooi. Dat is de magie. Het is toch bizar wat sommige gasten met een bal kunnen doen. Die totale controle over de bal is de kunst van het hockey. Want hockey is alles: het is hard en fysiek, maar het is ook behendigheid. Het is kunst.’

De bal is als een vrouw

‘Toen ik in de C’tjes speelde van Almere was mijn vader (Alex Verga, oud-international van Argentinië, vroeger de dragende kracht achter hoofdklasser Almere en nu assistent bij Jong Oranje en Kampong) de coach. Dan stonden we op de training en riep mijn pa, midden in het partijtje: “Stop maar!!” Dan maakte hij altijd hetzelfde geintje. Hij zei: “Jongens, de bal is als een mooie vrouw, met mooie borsten. Iedereen wil haar hebben. Iedereen vecht ervoor. Maar op deze manier gaan we nooit winnen. We moeten de bal verdelen. Als we met z’n allen tegelijkertijd ernaartoe gaan en kluitjeshockey spelen, wordt het ellende.” Daar leerden we van. Dan kwam ik thuis en wist ik: de bal is als een vrouw, en iedereen wil die bal hebben. Dat vertelde ik natuurlijk niet aan mijn moeder.

‘Ik wil de bal altijd hebben. Daar ben ik trots op. Het maakt niet uit in welk team ik speel of hoe belangrijk de wedstrijd is. Dat heb ik ontwikkeld. Ik zal me nooit verstoppen. Omdat ik het te leuk vind om de bal te hebben. En te mooi om te hockeyen. Ik ben verliefd op het spel. Als ik seks kon hebben met het spel, zou ik het doen. Het is intensief. Je moet slim zijn, hockey is als de perfecte vrouw.’

Floris Evers is de held van Verga

‘Floris Evers is een van de mooiste hockeyers ooit. Ik heb zijn stijl geprobeerd te kopiëren. Ik wilde zijn zoals hij was. Ik heb altijd opgekeken naar balvirtuozen. In 2002 gingen mijn Argentijnse neefjes Lucas en Matias Cammareri bij SCHC spelen. Daar hockeyde Evers en ging ik vaak kijken. Later mocht ik met hem samenspelen bij Amsterdam. Wij hebben het tikkie-takkie hockey geperfectioneerd op de club. Als aanvaller achter de linkervoet van de verdediger staan. Inspelen en terugkaatsen. Give en go. Dat oefenden we eindeloos met Evers. Kijk maar die goal terug tegen Rotterdam, in de finale in 2012. Combineren vanaf de middenlijn. Tak, tak, tak, tak, tak. Billy Bakker scoorde bij de tweede paal. Evers leerde mij altijd plezier te hebben op de training. Er altijd te zijn. De training als iets leuks te zien. Of je nou moe bent. Of je nou brak bent. Je moet gewoon gáán. Voorop lopen. Ik heb geleerd liefde voor het spel te hebben. Van Evers. Van mijn vader, van mensen als Taco van den Honert. Daarom geniet ik zo van die potjes met de Boekaniers, een club van oud-Hoofdklassespelers en internationals, waar ik in het bestuur zit. Daar zitten alleen maar mensen die liefde voor het spel hebben.’

Duitse en Spaanse voorbeelden

‘Evers is mijn held. Maar verder vind ik Duitse internationals als Tobias Hauke fantastisch. Moritz Fürste. Mooie spelers. Vroeger was ik fan van de Spaanse voorhoede: Eduard Tubau. Pol Amat. Santi Freixa. Legendarische namen. Ik zal zelf ook nooit verliezen waarom ik ooit op hockey ben gegaan. Ik zit op hockey, omdat ik de verdediger wil verneuken. Als ze dan in mijn rug gaan duwen, me fysiek moeten aanpakken, vind ik dat alleen maar mooi. Als ik dat allemaal niet had gewild, was ik wel op volleybal gegaan.’

‘Ik ben nu minder solistisch dan vroeger. Ik heb mijn spel aangepast, ook omdat het niveau steeds hoger en moeilijker werd. Laatst zat ik met Billy Bakker in de kleedkamer. Helemaal gesloopt. Dan zeggen we ook tegen elkaar: soms zouden we eigenlijk niet moeten trainen. Maar het is te leuk. Dan denken mensen misschien, o dat zijn Billy en Vali, die doen en zijn cool. Maar we blijven eigenlijk gewoon twee kleine jochies, die denken: hoe mooi is dit. Je wilt gewoon niets missen. Ik houd van de kleedkamer. Met altijd dezelfde grappen. Duizend keer dezelfde grap, en dat-ie duizend keer valt en iedereen zich weer suf lacht. Dan heeft iemand een nieuwe broek gekocht en wordt-ie toch helemaal afgezeken. De warming-up tijdens de dinsdagtraining: wat is er het weekend gebeurd? Wie is met wie naar bed gegaan? Dat soort dingen ga ik zo missen, als ik ooit stop.’

De schaduwkant: op zoek naar erkenning

‘Er zullen altijd mensen zijn die me dramatisch vinden, of niet goed genoeg voor Oranje. Van de mensen die er echt verstand van hebben, krijg ik erkenning. Binnen de teams waar ik speel, word ik niet onderschat. Misschien van buiten wel. Maar ik heb in al die jaren in het Nederlands elftal, sinds mijn debuut in 2009, maar veertien wedstrijden gemist. Vroeger maakte ik me heel druk om wat mensen vinden. Dat is die onzekere kant van me. Dat ik nooit serieus word genomen. ‘Vali’: dat staat altijd voor lachen, leuk pielen, lekker gek, Vali neemt geen blad voor zijn mond. Daar heb ik wel mee geworsteld. Ik heb de schijn altijd tegen. Met het vreselijke incident met Seve van Ass, waarbij ik met mijn stick zijn tanden keihard raak. Het scooterongeluk, waardoor ik wedstrijden moest missen. Mensen hebben dan snel een oordeel klaar. Begrijpelijk, maar niet altijd terecht.’

‘Ik dacht tijdens de Olympische Spelen van Rio – waar het niet liep –  ook dat ik als persoon weer de verbinder moest zijn. Het gezelligheidsdier. Maar ik had daar als mens moeten zeggen: tot hier en niet verder. Wat zijn de problemen, wat is jouw probleem met hem? Na de Spelen dacht ik: ik kap met Oranje, als het zo moet. Of ik ga helpen de cultuur te veranderen. Dat laatste is gebeurd. Mijn rol in het Nederlands elftal is toch belangrijker dan ik eerst dacht.’

Alles eruit halen op het WK en de Olympische Spelen

‘Ik wil de allerbeste Vali zijn de komende jaren. Ik ben nu volwassener. Ik ga nu anders met dingen om. Verdedigend bewaak ik ook meer de balans op het middenveld, daarnaast wil ik komend seizoen meer goals maken, met behulp van Billy en Mirco, zodat ik op het WK en de Olympische Spelen kan pieken. Ik ga nu mijn beste jaren in. Ik wil er het maximale uithalen. Mentaal moet ik nog iets sterker worden. Maar ik ben al een stuk completer dan een paar jaar geleden. Dat maakt het ook mooi. Ik heb er heel veel zin in. Ik ben sociaal, ik hou van mensen. Als je niet van mensen houdt, wordt het lastig voor je in een teamsport. Mijn liefde voor het spel is ook de liefde voor de mensen waarmee ik speel.’

 

Share

Geef een reactie