Novak Djokovic, die vanaf maandag zijn titel verdedigt op de US Open, is de allerbeste tennisser ooit. Wat kan het publiek van hem leren? Vier (levens)lessen.
Met het winnen van de olympische titel in Parijs, is Novak Djokovic (37) onbetwist de allergrootste tennisser ooit. Omdat de titelverdediger van de US Open controversieel is en niet alom geliefd, blijft vaak onbelicht wat het grote publiek kan leren van de man die 24 grandslams won. In het net uitgekomen boek ‘Novak Djokovic. Fenomeen. Rebel’ geeft journalist Mark Hodgkinson een goede blik in de ziel van de Serviër. Trouw destilleert enkele levens- en tennislessen van Djokovic uit het boek.
Les 1: Leer doelen manifesteren en visualiseren Toen Novak Djokovic zes was, zag hij Pete Sampras Wimbledon winnen. Hij maakte een plastic replica van de Wimbledon-beker en ging regelmatig voor de spiegel staan. “Mijn naam is Novak Djokovic en ik ben Wimbledon-kampioen”, zei hij tegen zichzelf. Hij heeft sindsdien zeven keer Wimbledon gewonnen.
Het is wat je ‘manifesteren’ noemt. Over het nut van manifesteren zijn de meningen verdeeld, maar voor Djokovic werkt het. Toen hij vorig jaar Roland Garros won en de eerste mannelijke tennisser werd met 23 grandslams op zijn naam, zei hij: “Ik heb het gevoel dat ik de kracht heb om mijn eigen lot te sturen. Alles wat ik heb in mijn leven, heb ik niet alleen door het alleen te geloven maar het ook echt te voelen, in elke cel in mijn lichaam.”
Voordat Djokovic de tennisbaan opgaat, heeft hij de wedstrijd al gevisualiseerd. Ook dat visualiseren is een vorm van manifesteren. Hij visualiseert moeilijke situaties en ziet zichzelf dan altijd als winnaar. “Visualisatie is een integraal onderdeel van mijn voorbereiding op elke wedstrijd. Om iets realiteit te laten worden, moet je het eerst in je hoofd zien gebeuren”, doceert de Serviër.
Les 2: Accepteer negatieve gevoelens, en transformeer ze In 1999 beleefde de 12-jarige Novak Djokovic in Belgrado zijn moeilijkste moment. NAVO-bombardementen om drie uur ’s nachts, noopten de familie voor de zoveelste keer naar de schuilkelder te rennen. Dit ging moeizaam in het donker. Tiener Djokovic viel hard en verwondde zich. Het tennistalent zag daarna een F-117 stealth-bommenwerper wegvliegen. Lang heeft Djokovic woede gevoeld, naar de mensen die zijn land aanvielen. “Er schuilt een oerkracht in hem”, ziet Chris Evert. Djokovic gebruikt in zijn tenniscarrière woede en verdriet, omdat hij het weet te transformeren.
Toen Djokovic in 2010 van Jurgen Melzer verloor op Roland Garros, wilde hij met tennis stoppen. Hij leek de ‘eeuwige derde’ achter Roger Federer en Rafael Nadal. Onbedaarlijk moest de Serviër huilen. Zijn coach Marian Vadja troostte hem niet. Hij wilde dat zijn pupil nóg harder ging huilen. Juist door alles te voelen, zijn demonen aan te kijken, kon hij zich volgens zijn coach pas werkelijk bevrijden.
Tophockeyers zijn nog fitter en sneller geworden. Vier topcoaches analyseren drie ontwikkelingen die de sport veranderden.
Het internationale hockey heeft zich razendsnel ontwikkeld tot pure topsport. Alle spelers zijn fit, waardoor het spel steeds meer om ‘sprinting’ en ‘passing’ draait, bij de mannen nog meer dan bij de vrouwen. Solo-acties zijn zo goed als uitgestorven en door spelregelwijzigingen is de hoge bal opeens heel populair. NRC analyseert drie ontwikkelingen, met behulp van topcoaches Jeroen Delmee, Michel van den Heuvel, Ric Charlesworth en Rick Mathijssen.
Vermoeidheid speelt kleinere rol
Michel van den Heuvel, bondscoach van België, de olympisch kampioen van Tokio bij de mannen, ziet een groei van „5 tot 10 procent in explosieve meters en acceleraties. Met name in de voorste lijn”. Bij het Nederlandse team is ook zo’n ontwikkeling zichtbaar, laat fysiektrainer Matt Eyles weten.
Die progressie zien ze ook bij topclub Bloemendaal, dat drie Nederlandse, een Belgische, Spaanse en Engelse international in Parijs heeft. Toen coach Rick Mathijssen afgelopen seizoen de gps-data bekeek, viel hem op dat geen sprake was van cumulatieve vermoeidheid: de sprints die zijn spelers maakten in het vierde kwart waren van hetzelfde niveau als de sprints in het eerste kwartier.
Door de kortere speeltijd – vier keer een kwartier in plaats van twee keer 35 minuten, ingevoerd in 2014 – speelt vermoeidheid steeds minder een rol. De spelers, (voornamelijk) semiprofs, spenderen ook veel tijd in de sportschool om het moordende tempo bij te kunnen benen.
„Hockey is een powerspel geworden. Pure power. Ik vind het spel er niet mooier op geworden, maar ik ben zelf een oude coach”, zegt Van den Heuvel (60), die al actief was toen buitenspel nog bestond en er beperkt mocht worden gewisseld. „Met doorwisselen erbij kun je altijd maximale energie leveren. Op fitheid gaan teams elkaar in principe niet kapot maken”, denkt Mathijssen, die bij de Spelen van Tokio assistent-coach was bij de Nederlandse mannen.
Op de deelnemerslijst van het Dutch Junior Open in Bakkum staan de namen van twee vijftienjarigen: de Spanjaard Carlos Alcaraz en de Deen Holger Rune. Het is juli 2018. Gezien hun leeftijd schat de wedstrijdleiding in dat deze twee spelers wel eens grote talenten zouden kunnen zijn.
Het evenement staat internationaal bekend als warm bad voor jeugdspelers tot achttien jaar. Er staan altijd gastgezinnen klaar om de toptennissers in spe op te vangen en ervoor te zorgen dat ze zich welkom voelen. Richard Krajicek, Jan Siemerink, Jacco Eltingh maar ook Brenda Schultz zijn bekende Nederlandse namen die op de negen gravelbanen in het Noord-Hollandse dorp speelden. Recenter deden Marin Cilic, Andrej Roeblev en Alexander Zverev mee in Bakkum, spelers die de toptien van de wereld haalden bij de senioren.
Jan van der Beek is in 2018 lid van ‘de persgroep’ van het Dutch Junior Open, hij schrijft als vrijwilliger artikelen over de wedstrijden voor het dagjournaal. Als hij die eerste dagen van het toernooi gaat kijken, wil hij vooral zien wat er op het centercourt gebeurt.
Maar als Van der Beek bij de hoofdbaan een stoeltje vindt, valt een speler op de verder gelegen baan drie op. „Alcaraz sloeg zó gigantisch hard. De power die hij had … plus het gevoel in zijn verdediging, en zijn goede dropshots. Ik dacht meteen: die zou het weleens kunnen gaan halen”, zegt hij nu.
Alcaraz kent dat jaar een lastig begin in Bakkum; hij wint twee driesetters, waaronder eentje tegen de Nederlander Stijn Pel in de eerste ronde. Pel zegt dat hij vooral onder de indruk was van de snelheid en het voetenwerk van de Spanjaard, en ook over diens forehand waar hij alles mee kan. Pel moet ook regelmatig dealen met harde kreten – ‘Vamos’ – en een vuistje van een furieuze Alcaraz na een gewonnen punt.
Na twee moeizame wedstrijden blijkt Alcaraz warmgedraaid. Hoe verder hij komt in het toernooi, hoe makkelijker hij zijn partijen wint in twee korte sets. Holger Rune, inmiddels een gevaarlijke speler in de toptwintig van de ATP Tour, verliest de halve finale van de zeventienjarige Pool Filip Kolasinski, die niet verder zal komen dan plek 986 op de wereldranglijst.
Alcaraz speelt op zondag 8 juli 2018 in de finale van het Dutch Junior Open tegen Kolasinski. De zon schijnt volop, waardoor de gravelbaan de topspin van de Spanjaard extra goed ‘pakt’. Hij wint overtuigend: 6-3 en 6-1. Van der Beek schrijft in zijn verslag over de tweede set: „De Pool was niet in staat om Alcaraz tot fouten te verleiden, omdat die de volledige controle had over zijn slagenarsenaal.”
Foto: Wim Peperkamp
‘Een nieuwe Roger Federer’, zo wordt er de hele week over de Spaanse tiener gesproken, herinnert Edwin Gruijs het zich. De bespanner heeft in Bakkum al talloze talenten voorbij zien komen, met veel babbels of die slordig omgaan met hun bespanningen. Dan wordt het meestal niets, zegt Gruijs. Met Alcaraz is het anders. „Hij kwam voor elke wedstrijd twee of drie rackets netjes op tijd brengen. Heel gedisciplineerd. In zijn hele uitstraling zag je dat hij alleen maar met tennis bezig was.”
De sport is Carlos Alcaraz ook met de paplepel ingegoten. Zijn opa Carlos is een van de oprichters van tennisclub Real Sociedad Club de Camp de Murcia in El Palmar. Zijn vader Carlos Alcaraz González stond in de topvijftig in Spanje. De oudere broer van Carlos, Alvaro (nu 24), tennist ook fanatiek en is in Bakkum de begeleider van zijn broertje, samen met coach Alejandro Sanchez Garcia. Ze slapen met z’n drieën alleen niet bij een gastgezin, maar in een hotel.
Zondag was op het tennistoernooi van Rosmalen de kick-off van ‘Super Chill’, een app waarmee kinderen beter leren omgaan met hun emoties. En dat is hard nodig, vinden de initiatiefnemers.
Het is een boeiend en opmerkelijk gezicht, zondag in de grote tent op de centrale Plaza van het Libéma Open in Rosmalen, het professionele grastoernooi voor tennissers. Meer dan honderd kinderen en hun ouders worden door een vertegenwoordiger van stichting Super Chill aangespoord om ‘mindful’ te worden. “En nu allemaal diep inademen. Ja, en nu allemaal uitademen. Adem in en reik omhoog! Oké, nu gaan we met onze handen in de lucht!” Iedereen doet mee, zelfs de meest nuchtere Hollander geeft zich in Rosmalen over aan het meditatiemoment.
Het is een van de oefeningen die in Super Chill staat, een app die is ontworpen voor kinderen tussen 6 en 12 jaar, en voor hun ouders. De app vraagt bij het openen om de gemoedstoestand van het kind of de ouder en komt op basis van het gevoel van het kind met verschillende oefeningen om te ontspannen, veelal gebaseerd op yoga en mindfulness. Tennisbond KNLTB start binnenkort met een pilot met deze app bij vijf verschillende tennisscholen. Stichting Superchill is in ieder geval duidelijk over hun ambities. Op de boarding in Rosmalen staat: ‘Superchill: voor een fris en rustig koppie’.
Wachtlijst van tien maanden
Dat rustige koppie blijkt hard nodig. “1 op de 7 kinderen heeft last van mentale problemen. Dat wás 1 op de 27. Er is een toename. De jeugdhulp slibt dicht en de wachtlijst is opgelopen tot zo’n tien maanden”, vertelt hoogleraar Levi van Dam van de Universiteit van Amsterdam, die hoogleraar Veerkrachtig Opgroeien is en in die hoedanigheid sinds een jaar betrokken is bij Super Chill.
Van Dam wil met Super Chill de eigen veerkracht van het kind vergroten, zodat kinderen zichzelf beter leren ‘reguleren’ en zodat opvoeders hen helpen ‘inzicht in zichzelf te krijgen’, zodat kinderen ook minder snel professionele hulp nodig hebben. De app helpt je ‘inchecken bij jezelf’, zegt Van Dam. “Alles gaat om emotieregulatie. Het herkennen, benoemen en bespreken van emoties. Dus herken: ik heb een knoop in mijn maag, papa. Of: ik heb vlinders, papa! Dat voelen in je lijf, dat voor jezelf benoemen en bespreekbaar maken met elkaar.”
Dat de KNLTB mentale problemen bij kinderen en specifiek tennissende kinderen serieus wil nemen, blijkt wel uit het feit dat zondag zowel Davis Cup-captain Paul Haarhuis en de Nederlandse tenniscoach Sven Groeneveld in Rosmalen aanwezig zijn bij de kick-off van Super Chill. Haarhuis spreekt de jeugd op de Plaza toe over omgaan met zenuwen als ze op de tennisbaan staan. Angstig zijn mag, en is geen taboe meer.
Voor de mensen die er niet bij konden zijn, of dit interessant vinden: hierbij de speech van mijn boekpresentatie ‘Tijdperk Roger Federer’, donderdag 28 juni op tennisclub TV Tiebreakers in Amsterdam. Alleen zonder uitgebreid dankwoord.
Dagdromen over Federer
Waarom zijn wij hier bij elkaar gekomen? Omdat we ongelofelijk veel van tennis houden, en van Federer. En dat is misschien wel hetzelfde. Misschien droom je er zelfs over, en speel je in je hoofd perfecte punten. Ik doe dat regelmatig, een beetje dagdromen in mijn hoofd: slice service naar buiten, oplopen, volley de baan uit. Als je dat doet, hou je zeker van Federer.
Tsja, en als ik heel eerlijk ben hoop ik dat ik dit praatje zonder tranen doorkom. Want dat is denk ik het enige dat ik gemeen heb met Roger Federer. Niets van wat ik doe lijkt op Federer, privé en zakelijk niet, ik ben geen miljardair, ik heb geen twee tweelingen en ook mijn tennis lijkt helaas voor geen meter op wat hij kan, ook al probeer ik het al twintig jaar te imiteren. Mijn spel lijkt nog het meeste op Andy Murray, helaas. Met een dubbelhandig backhandje en vooral heel hard werken voor de punten.
Maar er is één ding waar ik minimaal zo goed in ben als Federer: ik huil minimaal zo snel als Federer. Zo niet sneller. Dus ik doe mijn best om niet te gaan huilen zo. Ik hoop niet dat er ergens nog een Rafael in de zaal is, want dan ga ik op zeker huilen, net als Roger Federer.
Feestje over Federer
Ik wil jullie even meenemen naar een maand geleden. Ik was op een verjaardag van een gezamenlijke vriend, en die had van alles afgehuurd, waarmee we ons konden vermaken. Ik raakte in dat techno-hol waar we waren, in gesprek met een oude vriend van me, een veertiger net als ik. Die heeft, denk ik, terwijl hij ervoor had kunnen kiezen om lekker te dansen op fijne techno, een uur in mijn oor allerlei woorden geschreeuwd.
Terwijl de technobeat stampte……waren de kreten….. ‘Federer’, ‘Wimbledon’, ‘Matchpoints’, ‘Djokovic’ en ‘Eeuwig zonde’. Op dat heerlijke dansfeest hebben we geen seconde gedanst, maar in het holst van de nacht een uur lang over de twee matchpoints van Federer gehad, op Wimbledon 2019 tegen Novak Djokovic. Dat blijft voor Federer-fans een onverteerbaar moment.
Die vriend van bleef maar over die matchpoints emmeren. Dat dit een gemiste kans was. Dat dit niet had mogen gebeuren. Dat Federer had moeten winnen. Dat dit eeuwig zonde was. Een smetje op zijn carrière, noemde hij het. Hij zei het echt.
En toen kreeg ik een inzicht, om half drie ’s nachts, op dat feestje.
Ik denk dat het juist prachtig is dat Federer die wedstrijd verloor van Djokovic.
Daardoor blijven we daar nu weer eindeloos over dooremmeren. Federer toonde wederom zijn kwetsbaarheid, de spanning die hij voelde tegen Djokovic, waardoor hij de verkeerde keuzes maakte. Hij liep naar het net, toen hij eigenlijk had moet blijven staan.
Mens-zijn
Federer heeft ons, in tegenstelling tot Nadal en Djokovic, het hele spectrum van mens-zijn laten zien. Hij begon als weerbarstig talent, die eindeloos met rackets gooide. Daarna ontwikkelde hij zich tot groot tenniskampioen, met ongekende elegantie. Daarna verloor hij veel grote finales en toonde hij vooral zijn menselijke kant en elke keer weer die tranen, als hij verloor (en ook als hij won).
Sinds 2009 zoveel tranen van verloren finales, van emoties. Hij switchte van Nike naar Uniqlo en won, als straf, nooit meer een grandslam. En bleef vooral heel veel tranen plengen. En toonde wederom zijn gevoeligheid op de Laver Cup vorig jaar in Londen. Twee volwassen topsporters, Federer en Nadal die samen huilden en handen vasthielden.
Federer is volgens mij vooral zo groots, omdat hij zo veelzijdig is en ook de moed heeft om al zijn kanten te tonen aan het publiek, aan de ander. Hij verenigt karaktereigenschappen die onverenigbaar lijken. Wat dat betreft inspireert hij ons ook nog om juist als mens al onze kanten te tonen. Dat die er allemaal mogen zijn.
Metallica en Mozart
De Amerikaanse schrijver David Foster Wallace schreef in zijn essay ‘Federer as a religious experience’ in the New York Times: Federer is Metallica en Mozart. Metallica en Mozart. Dat is Federer. Federer lijkt soms wel twee personen, met zoveel tegengestelde eigenschappen. Federer is een God maar juist ook heel erg menselijk. Hij is heel erg man, bovenop de aperots van de tennissers, maar is ook behoorlijk vrouwelijk, in ieder geval hij heeft veel eigenschappen die we in onze ‘archaïsche, nog niet geheel woke’ samenleving als vrouwelijk zien, dus snel huilen, open zijn over verdriet.
Federer zien wij ook als een enorme winnaar, een groot kampioen maar ook ergens als een loser, die geen breekpunt kan winnen en vaak de verkeerde beslissing maakt als het erom gaat. Iemand die, net als wij, door de spanning belangrijke potten verliest.
Federer is een klassieke speler, die houdt van tradities, maar hij is juist ook een uitvinder, die nieuwe tennisslagen heeft geïntroduceerd, zoals de SABR – Sneak Attack by Roger – en de fakedropshot slice forehand winner.
Ook van dichtbij
En ook als je ‘m van dichtbij hebt meegemaakt, ik was uiteraard bij meerdere persconferenties en wedstrijden Federer, dan verenigt hij ook weer twee onverenigbare persoonlijkheden. Aan de ene kant is hij heel Zwitsers en spreekt hij zich niet extreem uit over zaken. Maar aan de andere kant toont hij toch ook vaak een beetje een ‘nerdy’ kant van zichzelf, een soort authentieke grappige tennisnerd, met een gek lachje. Misschien weten jullie wat ik bedoel.
Wij, als publiek, als fans, houden zowel van de grote onaantastbare tenniskampioen, die we willen bewonderen om zijn oogstrelende tennis, als juist de mens die behoorlijk veel emoties en zwakheden toont en ook kwetsbaar is. Federer is zo veelzijdig en zo allesomvattend dat ieder mens iets anders in Federer ziet.
Bezoekers boekpresentatie op TV Tiebreakers, donderdag 28 juni 2023. Foto: Willem Vernes
*
Het schrijfproces
Nu wil ik ten slotte wat over het schrijfproces zeggen en de lessen die daar uit zijn gekomen. Toen ik een paar maanden bezig was met het boek, dacht ik: dit wordt geen goed boek. Omdat het te veel voelde alsof ik dingen aan het opschrijven was, die er al waren. En ik vond het ergens best arrogant om een boek over Federer te schrijven. Kan ik dat wel, kan ik iets toevoegen aan wat er al is?
Het voelde soms ook een vreemd proces. Dan zat iedereen op kantoor, hard aan het werk, en ik de eerste weken alleen maar eindeloos Federer te bestuderen. Wedstrijden terug te kijken die ik helemaal niet terug wilde kijken, zoals de Roland Garros finale 2008. 6-1 6-3 6-0 tegen Nadal. Toch heeft het veel zin gehad. En het is gewoon ontzettend inspirerend. Oogstrelend. Ik ben andere wegen gaan bewandelen in het boek en dat heeft denk ik gewerkt.
En naarmate ik hem meer bestudeerde, veranderde ik ook mijn tennis een beetje, gelukkig. En na twee jaar Federer-studie, heb ik het idee dat Federer ons vooral veel wilde leren. Hij staat voor een filosofie. Hierbij enkele lessen, de rest staat in het boek.
Ook met zachtheid kun je een groot kampioen zijn
Iedereen denkt dat je ‘hard’ moet zijn – om een groot kampioen te kunnen worden. Tennissers haatten elkaar vroeger. Maar Federer regeerde altijd met ‘zachte kracht’. Hij bracht de menselijkheid in de kleedkamer, normaal doen tegen elkaar, elkaar behandelen als collega’s, niet als vijanden. Een van de beste sporters ooit worden, kun je door zelf zacht te zijn. En dat hoeft niet door een bully te zijn zoals Michael Jordan, of zoals Tiger Woords, door er een bizar privéleven op na te houden.
Plezier en speelsheid is belangrijk
Hoe houd je het lang vol als topsporter? Door plezier te houden en door speels te blijven. En dat heeft Federer precies gedaan. Zoals Raemon Sluiter tegen me zei, toen ik hem sprak voor dit boek: Federer heeft nog nooit een bal normaal naar een ballenjongen geslagen. Daar zit altijd een effectje of iets aan. Dat is de speelsheid. En dat is inspirerend, voor ons allemaal. Zelfs toen hij al 17 grandslams had gewonnen, was hij aan het spelen op de training. Aan het kloten. Hij was aan het trainen met de Fransman Benoit Paire, en toen kwam de SABR – de Sneak Attack by Roger. Maar hij leerde ons vooral: blijf ook altijd een kind. Blijf spelen. Blijf experimenteren. Blijf nieuwe dingen doen. Dan houd je het ook lang vol. En dit geldt niet alleen voor sport, maar ook voor je werk en je leven uiteraard.
Omarm alles van het vak als tennisprof
Federer heeft op de een of andere manier, alles kunnen omarmen wat bij zijn vak als tennisprof hoort. En hij had daar de sociale skills ook voor, en de juiste mensen om hem heen. Hij kreeg ook altijd energie van sociale interactie, zei z’n oude coach Paul Anacone, die echt twijfelde bij aantal afspraken dat Federer had. Maar ook zoiets als persconferenties, omarmde hij. Hij probeerde altijd de ander, de journalist, wat te geven, hoe dom de vraag ook was.
Ideaal gezien tennis je vooral tegen jezelf en niet tegen een tegenstander
Federer tenniste tegen zichzelf. Hij wilde zelf perfect tennissen. Dat is zijn hele carrière de drive. Het is bizar dat het hem gelukt is. De enige tennisser ooit. Maar het concept, tegen jezelf tennissen, jezelf perfectioneren, helpt iedereen, op elk niveau. Je hoeft geen oorlog te maken, je hoeft niet te veel bezig te zijn met de ander. Focus je op jezelf. Leg zelf die lat hoger, los van de tegenstander. Kijk naar je tegenstander en visualiseer dan jezelf, en niet een of andere linkshandige prikker, die je gaat haten. Overigens heeft Federer in een interview met Ljubicic gezegd dat hij tactisch ongeveer 70 procent van eigen kracht uitgaat.
En ook al weet ik dit nu allemaal. En ben ik echt beter weer geworden met tennis. Toch is het lastig om alle lessen in je oren te knopen en in de praktijk toe te passen. Deze maandagavond stond ik op m’n oude club DDV een potje te spelen, in een toernooi. Bijna drie uur lang, tegen een enorme irritante prikker, die na elke set even vijf minuten pauze nam in het clubhuis. Wel een goede speler overigens, ik had mijn handen er vol aan. 3-0 achter in de derde set. 5-3 voor. 5-4 30-30 op mijn eigen service.
Choke!
Maar ik kon het niet uitserveren, toch wat spanning, een kleine choke, toch wat dubbele fouten. 7-5 verloren. Maar het was een goede wedstrijd, en ik heb ook genoten. Dus ben ik dichter bij Federer gekomen de afgelopen jaren? Ja, maar om alle lessen van mijn studie naar Roger Federer ook in de praktijk te brengen, is lastig.
Hoewel, 5-4, 30-30 in de beslissende set, daar was Federer ook niet altijd de koning in, om dat naar huis te brengen. Misschien als ik een studie naar Novak Djokovic begin, dat ik dat dan wel echt leer.
Maar nu baal ik even en duurt mijn eigen jacht naar perfectie in mijn tennis – gestuwd door mijn liefde voor tennis – nog voort. En ik vind het heerlijk dat ik als ouwe lul nog steeds dingen kan verbeteren met tennis. Na maandagavond dacht ik weer: mijn aanvallende spel is prima, maar het kan en moet echt nog beter. Mijn eerste service percentage was echt te laag. Mijn splitstep voor mijn volley moet beter, mijn smash is prima maar mist soms op belangrijke momenten. En: maak ik wel altijd de goede keuzes etcetera.
Anyway – met tennis ben je je hele leven niet klaar gelukkig.
Dank allemaal voor jullie aandacht. De liefde voor Roger Federer is hetgeen wat ons hier verbindt en ons heeft samengebracht. Lees dat boek!
Donderdag 29 juni is de boekpresentatie van mijn boek ‘Tijdperk Roger Federer’ op tennisclub TV Tiebreakers in Amsterdam-Oost. Na zo’n 1,5 jaar hard werken, kan ik eindelijk het boek van Ambo|Anthos uitgevers over de meester aan het grote publiek tonen, altijd een mooi moment. Je bent van harte welkom, als je je aanmeldt!
Meteen moest ik aan een tennisclub denken uiteraard, als ik aan een boekpresentatie dacht. En ik wilde niet alleen maar proosten op het boek, maar ook proberen wat meer te doen met Federer.
Na mijn tweejarige studie van Federer, wil ik mensen inspireren en laten nadenken over Federer, en over hun eigen tennisspel, over hun eigen houding op de baan. Zijn ze relaxed op de baan, of meer tegen zichzelf aan het spelen? Daarnaast wil ik diep ingaan op de mooie tweestrijd tussen Federer en Nadal en de evolutie daarvan tussen 2006 en 2017.
En vraag ik me hardop af, waarom we in Nederland nog nooit iemand hebben opgeleid als tennisser, die ook maar in de buurt komt van Federer? Is Federer een godsgeschenk voor Zwitserland geweest, of kunnen we ooit ook in Nederland dromen van een Federer, die op zoveel vlakken op en buiten de baan uitblinkt?
Federer-feestje op 29 juni!
Vandaar dat mijn boekpresentatie uit een aantal onderdelen bestaat.
-Een workshop op de gravelbanen van Tiebreakers. Waarin we verschillende oefeningen doen om zo dicht mogelijk bij Federer te komen. Visualisatie, ademhaling, voetenwerk, de bal lang nakijken, en uiteraard huilen als Federer ;-).
-Een analyse van toptrainer Frits Bruggencate van Rome 2006 (de langste wedstrijd ooit tussen Federer en Nadal, met 5 uur en 6 minuten, en twee gemiste matchpoints van Federer) en een vergelijking met de Australian Open 2017, waarin Federer en Nadal een waanzinnige rally spelen van 26 slagen. Maar wat gebeurt er precies in die ene rally? Wat voor meta-game wordt er gespeeld?
-Kunnen we in Nederland geen Federer opleiden? En wat moeten we daarvoor technisch, tactisch, mentaal, qua houding, authenticiteit kunnen en doen? Maarten S.H. Elenbaas (M. Sc.), hoofdtrainer Festina en High Performance Strategist, heeft veel verstand van opleiden en kan dit mooi duiden. Hij heeft onlangs op Roland Garros uitgebreid het juniorentoernooi gevolgd.
-En we eindigen met een inkijk in de studie van Federer. Wat leer je nou eigenlijk als je je twee jaar echt intensief met Federer bezig bent? Wat zijn de waarden die hij meegeeft aan de volgende generatie? En is er dan niets aan te merken op Federer, is hij perfect?
Als je dit interessant lijkt – het wordt waarschijnlijk vooral een leuk Federer-feestje – dan zie ik je graag de 29ste! Oh, en niet vergeten, de presentatie wordt geleid door Thomas Christoph, misschien wel de grootste Federer-fan van de Benelux en beyond.
Wimbledon – Het ‘ware’ grastennis, service-volley, is zeldzaam geworden op Wimbledon. De Frans-Amerikaanse speler Maxime Cressy (25) houdt de speelstijl in ere.
Kijken naar Maxime Cressy (25) op Wimbledon is jezelf als kijker weer in de jaren tachtig en negentig wanen, toen service-volley-specialisten als John McEnroe, Boris Becker en Stefan Edberg domineerden op gras met hun atletische en aanvallende spel. De Frans-Amerikaanse tennisser doet deze weken als enige wat verder niemand op de All England Lawn and Croquet Club nog doet – of misschien nog durft: na elke service rent hij naar het net.
De wedstrijd dinsdag tegen Felix Auger-Aliassime op baan 3 in Londen, een intiem stadion met perfect gemaaid gras, is daarmee een contrast van speelstijlen. De ‘aanvaller’ tegen de ‘verdediger’ – de netbestormer tegen de baseliner. Zoals het vroeger John McEnroe was tegen Björn Borg, Pete Sampras tegen Andre Agassi en Martina Navratilova tegen Chris Evert.
Cressy is tegen de nummer 9 van de wereld de aanvaller, die de punten kort wil houden. De Canadees de opgejaagde, die probeert om zijn tegenstander elke keer te passeren. Meestal duwt de Amerikaan de volley na zijn machtige service subtiel naar de hoek en wint hij zo het punt. Soms schildert Cressy de bal kort achter het net met een stopvolley. De 1,98 meter lange Cressy verslaat de Canadees in een hoogstaande partij, waarin hij 134 keer naar het net rent en daar 95 punten maakt, een succespercentage van 71 procent. Hij laat daarmee bij zijn debuut op Wimbledon zien dat service-volley niet uitgestorven is.
Nul keer service-volley
Vijfentwintig jaar geleden sprintte meer dan de helft van de spelers op het snelle gras na hun eerste en tweede service naar het net. Dit veranderde in 2001, toen Wimbledon de samenstelling van het gras wijzigde. Het toernooi koos voor duurzamer gras, waar de balstuit gelijkmatiger en hoger was. In combinatie met betere snaren – meer controle – en betere rackets werd service-volley steeds minder een winnende tactiek in Londen. Verdedigende spelers kregen steeds meer ‘grip’ op de tennisbal en konden vaker de netspeler passeren.
Baseliners Lleyton Hewitt en David Nalbandian liepen in de finale van 2002 geen enkele keer naar het net na de service. Het bleek een kentering. In 2003 was het percentage service-volley dat door de mannen werd gespeeld nog maar 33 procent. Dit daalde naar tien procent in 2008. Vorig jaar was het percentage gezakt naar slechts vier procent.
Roger Federer (40), die dit jaar ontbreekt omdat hij nog herstelt van een knie-operatie, waarschuwde in 2017 al voor deze ontwikkeling. „Voor mij is het raar om te zien dat op ons niveau bijna iedereen waar ik tegen speel, weigert service-volley te spelen. Dat is fantastisch voor mijn kansen”, zei Federer, nadat hij voor de achtste keer het toernooi had gewonnen. „Goede dingen gebeuren aan het net. Je wil daar zijn, en je moet daar tijd spenderen om je er vertrouwd en goed te voelen.”
Het boek ‘Tijdperk Roger Federer – de briljante carrière van de beste tennisser ooit’ van Sander Collewijn bij uitgeverij Ambo|Anthos is een in-depth analyse van de beste tennisser aller tijden. Hij is 41, stokoud voor een toptienspeler in het moderne tennis. Hij stond maar liefst 310 weken bovenaan de ATP-ranglijst, waarvan 237 weken achtereen. Gedurende zijn carrière sloeg hij een duizelingwekkende 130 miljoen euro aan prijzengeld bij elkaar.
Overal waar getennist wordt, wordt over Roger Federer gesproken. De koning van Wimbledon – tien finales, acht titels – was jarenlang onverslaanbaar op de ATP-tour, en ook toen de giganten Nadal en Djokovic zich meldden bleef Federer in het middelpunt van de belangstelling staan. Nu het einde van Federers tenniscarrière nadert, neemt Sander Collewijn die nog eens onder de loep. Hij analyseert de technische tennisser, de mentale tennisser, de zich ontwikkelende tennisser, de winnende en de verliezende tennisser.
Maar ook Federer als mens, als vader, als merk en als icoon. Sander Collewijn was bij twee van de belangrijkste wedstrijden van Federer: Rome 2006 en Australian Open 2017. Wat Sander Collewijn daar heeft gezien tartte zijn voorstellingsvermogen, en die bewondering voor deze sportman zette hij om in dit prachtige boek Tijdperk Roger Federer.
Tennisgrepen – Hoe tennissers tegenwoordig hun racket vasthouden, verschilt van vroeger. „Je ziet enorme versnellingen van het racketblad waarbij de bal veel spin en vaart krijgt.”
Kijk naar de manier waarop Iga Swiatek (20), de nummer 1 van de wereld, haar racket vasthoudt. De knokkels van haar hand wijzen naar de grond. De palm van haar hand is onder de steel van het racket. Haar arm is gebogen. Het lijkt onmogelijk om een bal nu goed over het net te slaan. Maar juist door het racket zo vast te houden, kan ze de bal een enorme zwieperd geven met haar forehand. Ze maakt met deze greep de meest bizarre hoeken op de tennisbaan. Met de ‘western-greep’ kan de Poolse met haar racket extreem agressief zwaaien, veel meer dan met conventionelere, grepen.
Door de snelle opwaartse beweging, à la een ruitenwisser, krijgt de tennisbal veel effect mee. Deze extreme rotatie van de bal, ‘topspin’, zorgt ervoor dat de bal hoog over het net gaat en daarna snel daalt. Swiatek kan daarmee bijna elke bal op volle kracht slaan, omdat de bal toch wel weer binnen de lijnen stuitert, dankzij de extreme topspin. Na de stuit ‘schiet’ de roterende bal extreem door. Het is een slag die haar zeker op gravel een groot voordeel geeft. Mede daarom is Swiatek de grote favoriete voor Roland Garros.
Continental
Een tennisgreep heeft er niet altijd zo uitgezien. Wie de overwinning terugkijkt van de Amerikaanse tenniskampioene Billie Jean King bij de US Open in 1971, ziet een tennisster met een veel minder extreme greep: de ‘continental’. Hiermee houdt een tennisser het racket vast zoals je iemand de hand schudt.
Met deze klassieke greep, tot ver in de jaren zeventig de meest voorkomende, slaat King (nu 78) op een elegante manier door de bal. Het was belangrijk om de bal ‘na te wijzen’ en een zo lang mogelijke zwaai te maken. Hoe langer, hoe beter. De pols bleef strak om het racket om vlakke ballen over het net te plaatsen. Die ballen bleven laag op het gras.
King speelde met haar houten racket in een tijd waar plaatsing belangrijker was dan snelheid. Service-volley was de norm, de wedstrijd won je aan het net.
Eastern
De Zweed Björn Borg, die van 1976 tot 1981 zes keer Roland Garros en vijf keer Wimbledon won, was een pionier. Hij hield zijn racket anders vast, in een stijl die ‘eastern’ werd genoemd, een term afkomstig van de speelstijl in het oosten van de VS.
Borg (nu 65) draaide zijn vingers een paar centimeter naar beneden, zodat hij ruimte kreeg om in plaats van horizontaal meer naar boven uit te zwaaien met zijn racket. Daarmee sloeg hij topspin. In plaats van elk punt naar het net te stormen, kon hij ook vanaf de baseline punten winnen. Hij had een manier gevonden om hard te slaan, maar de bal nog in het spel te houden. De baan van de bal werd steeds meer een ‘boogje’.
Kunststofrackets zorgden er na het tijdperk-Borg voor dat de ballen nog harder konden worden geslagen. Topspin met de eastern-greep werd de norm in de jaren tachtig en negentig. Roger Federer (40), wiens comeback in de herfst wordt verwacht na een knieoperatie, speelt nog steeds met deze greep. Mede daardoor heeft het spel van de Zwitser een klassieke look.
Fragment uit het boek ‘All-in – een reis door de wereld van het poker’ (Ambo | Anthos. Genomineerd als beste sportboek 2017). Hoofdstuk over de World Series of Poker in Las Vegas.
Alleen hier in Las Vegas, op dit moment, is het verschil zó groot tussen winst en verlies, tussen een half miljoen of 8,3 miljoen, tussen kleurloos vijftiende worden of gebombardeerd worden tot de nieuwe pokerambassadeur. Daarom is het ook Vegas. Een voetballer kan een strafschop in de laatste minuut zo raken met de voet en zo plaatsen dat de keeper kansloos is. De voetballer neemt het lot in eigen hand. Een pokerspeler kan perfect presteren, op de toppen van z’n rekenkundig en psychologisch vermogen en dan nog is er de laatste horde die beslist of hij doorgaat. Dat is de dealer, die de kaarten schudt en altijd het laatste woord spreekt. Geluk beslist over de waarde van die kaart.
Waar de behendigheid stopt en het kansspel het overneemt in het poker, is moeilijk in cijfers te vatten. Met een natte vinger kun je stellen dat succes in poker voor tachtig procent afhangt van de acties van de speler zelf en dat twintig procent afhangt van de kaarten. Het kansspelelement zit hem natuurlijk in de kaarten die de pokerspeler krijgt gedeeld, maar behendigheid en intelligentie bepalen wat de pokerspeler met die verschillende combinaties doet. De hoogte van de inzet verraadt alles en niets. Het kan zijn wat het lijkt, het kan een masker zijn. Helaas worden grote toernooien vooral beslist door all-ins, waarbij alle chips al in het midden liggen voordat er nog maar een kaart is gedraaid.
De bad beat is de nachtmerrie van de professionele pokerspeler die superieure beslissingen neemt ten opzichte van de mindere goden. Elke professional zou ervoor tekenen als het kansspelelement uit het spel zou worden gehaald. Dat de dealer bij een all-in eerst berekent wat de percentages zijn, in welke fase van het spel dan ook – preflop, flop, turn of river – en dan de chips toewijst aan de speler die procentueel voorloopt. Het kansspelelement heeft wel als voordeel dat mindere spelers af en toe winnen van betere spelers, en dat is weer goed voor de pokereconomie, want als altijd de beste spelers zouden winnen, zou de populatie vissen snel opdrogen.
Het kansspelelement wordt kleiner naarmate het aantal gespeelde handen groter wordt. Een professionele speler zal meer last hebben van het kansspelelement bij honderd handen, die live worden gespeeld. Bij tienduizend onlinehanden wordt dit kleiner. De agressieve en behendige pokeraar die fulltime pokert weet dit zo goed, dat hij beseft dat navigeren door een veld van zevenduizend pokerspelers, zonder bad beats op te lopen, een vrij onmogelijke taak is. Terwijl Matt Affleck al twintig potentiële mijnen heeft ontweken, stapt hij in het mijnenveld op de allergrootste mijn, net voordat hij écht heel rijk gaat worden.
Dit kansspelelement moet het plezier verpesten voor de echte fanatiekeling. Ik vraag me dan ook steeds vaker af welke professional echt van poker houdt. Houden van als in liefde om het continu te spelen en erover te praten? Geen enkele professional die ik ken wil zijn hele leven pokerspeler zijn, behalve Daniel Negreanu en Marcel Luske. Iedereen ziet het als een tijdelijke passie waarmee ze geld verdienen zodat ze over de vrijheid beschikken om te doen en te laten wat ze willen.
Tot het ochtendgloren op maandag de zondagtoernooien grinden is niet iets wat ze als vijftiger nog willen doen. Mijn liefde voor het spel is groeiende, maar het is een liefde geboren uit dezelfde noodzaak als de reden waarom pokerspelers pokeren, namelijk geld verdienen. Ik denk dat het moeilijker is om van poker te houden dan van tennis, maar dit kan pure projectie zijn. Tennissers zouden niets liever willen dan dat. Aan de andere kant: Andre Agassi moest naar eigen zeggen eerst tennis haten, om er als dertiger van te kunnen genieten. Net zoals ik eerst Las Vegas heb moeten haten.
Het leven in Las Vegas is ook weer zo slecht nog niet, als je eraan toegeeft. Nu is jezelf vol laten lopen met wodka misschien niet typisch Vegas, maar die avond past in de tweede week in deze woestijn. Goede gesprekken zijn hier niet belangrijk. Plezier maken des te meer. ‘What happens in Vegas, stays in Vegas,’ is het bekendste cliché over deze stad en het is niet voor niets een cliché. Het is een perfecte marketingslogan, ooit ontworpen door de stad zelf.
Ook Pulitzer Prizewinnaar J.R. Moehringer, die twee jaar in Las Vegas woonde om de autobiografie Open van tennisser Andre Agassi – The Las Vegas Kid – op te tekenen, moest in het begin niets van Vegas hebben. ‘While I was busy hating Vegas, and hiding from Vegas, a funny thing happened. I grew to love Vegas,’ bevestigt wat ik heb gevoeld in Vegas. Je kunt eindeloos huilen over wat er niet is, of je trapt het gaspedaal in en laat je verrassen.
Ik begin ook steeds beter te begrijpen waarom pokerspelers Las Vegas het walhalla vinden. Het is heel basaal: in Nederland bestaan ze niet, alleen in de kantlijn van de samenleving. In Las Vegas hebben ze een identiteit. In Nederland zijn ze uitschot, een onbegrepen deel van de beroepsbevolking. Niemand begrijpt wat het leven van een professionele pokerspeler inhoudt. Ze moeten continu uitleggen dat ze niet aan het gokken zijn, maar dat ze best een riant leven hebben opgebouwd door achter hun computer serieus online te klikken en het spel te bestuderen. Als ze om zeven uur ’s ochtends tweehonderdduizend euro hebben gewonnen met een onlinetoernooi, kunnen ze nergens terecht om ergens wat te eten en is er niemand om ze te feliciteren. Hier in Las Vegas wordt bevestigd dat hun manier van leven en geld verdienen heel normaal is.
Las Vegas stelt geen vragen, maar geeft antwoorden en faciliteert ze in hun vak van pokerspeler. Hier zijn ze de rocksterren met geld, die door iedereen met open armen worden ontvangen. Ze kunnen vierentwintig uur per dag legaal pokeren, in hotels en bars langs The Strip, en bij de meer dan vijftig toernooien van The World Series of Poker. Alle limieten kunnen hier worden gespeeld. In kroegen kunnen ze instappen in games van twee dollar. In hotels zijn er toernooien met een inleg van vijftig en honderd dollar. Maar ook de hoogste cashgames zijn hier te vinden, in de Bellaggio, het Rio, The Venetian en vooral in de Aria. Mochten ze toch even klaar zijn met de bad beats, dan kunnen ze terecht op een van de 130.000 fruitautomaten.
Ook het omdraaien van de dag en de nacht heeft hier in Vegas geen consequenties. Omdat alle casino’s toch – bewust – donker zijn van binnen en klokken afwezig zijn, heeft tijd hier geen invloed op het leven. Elk moment van de dag in Vegas is een goed moment om te pokeren, te eten, seks te hebben of te slapen. Niemand wordt hier door het natuurlijke ontwaken van het dagelijkse leven met de neus op de feiten gedrukt en afgestraft voor de dingen die eerder zijn gebeurd. Vegas is een eindeloos dóórgaan in een tijdloos bestaan dat pas ophoudt als je er weer vertrekt.