Publiekslieveling Roger Federer vecht zich naar Australian Open finale

MELBOURNE – Zes maanden moest de tenniswereld wachten totdat de beste en meest populaire tennisser aller tijden weer op de tennisbaan zou verschijnen in een officieel toernooi. En na een machtige vijfsetter in de halve finale van de Australian Open tegen landgenoot Stan Wawrinka (7-5 6-4 1-6 6-4 6-3) hoopt iedereen op een legendarische finale tegen de Spanjaard Rafael Nadal.

De Australian Open van 2017 lijkt wel de Australian Open van 2009, toen Rafael Nadal zijn enige grandslam down under won met een zege op Roger Federer. Het toernooi lijkt er in ieder geval eentje van het vorige decennium. Een ’tournament of champions’, een kampioenentoernooi om de schoonheid van de sport te vieren. De zusters Serena (35) en Venus Williams (36) staan tegenover elkaar in een grandslamfinale. Dat gebeurde voor het laatst in 2008, op het gras van Wimbledon. En ook de Zwitser Roger Federer (35) – zijn laatste grandslamtitel dateert van 2012 – staat ‘gewoon’ weer in de finale.

Gewoon is absoluut niet het goede woord hier. Want de Zwitserse tovenaar speelde een half jaar geen toernooien vanwege een knieblessure. Hij moest Roland Garros missen, werd in de halve finale van Wimbledon nipt verslagen door de Canadees Milos Raonic en besloot volledig te herstellen. Het grote publiek mag blij zijn, want een van de redenen voor deze lange break is het vergroten van de kans op nog veel productieve tennisjaren.

Federer meest populaire speler

In Melbourne is te zien waarom Federer nog speelt, terwijl hij met het recordaantal van 17 grandslams absoluut niet meer hoeft. Hij wordt gedragen door het publiek. Dat was al zo bij zijn rentree in de Fed Cup in Perth in West-Australië, toen opeens het hele stadion vol zat met fans. Toen Andy Murray en Novak Djokovic – de nummers 1 en 2 van de wereld op het centrecourt speelden, was er ’s avonds plek voor de bezoekers om het ticket op te waarderen.

Hoe anders is dat met Federer, die het alleen lastig had tegen de mindere goden Jurgen Melzer en Noah Rubin in de eerste en tweede ronde, maar daarna tegen sterke tegenstanders als Tomas Berdych en Kei Nishikori liet zien dat het natuurtalent ook op 35-jarige leeftijd tot de allerbesten van de wereld hoort. En met de vroege uitschakeling van Djokovic en daarna Murray werd de buzz steeds groter in Australië. Kunnen de twee beste tennissers ooit – Federer heeft 17 grandslams, Nadal 14 – weer tegenover elkaar komen te staan? En zou de Zwitser, die al sinds 2007 niet meer van Nadal heeft gewonnen in een grandslam, weer eens een kans maken?

1484597258745

Momentum veranderde na time-out van Wawrinka

Tegen Wawrinka liet Federer zien dat de zes maanden eruit hem goed hebben gedaan. Het was alweer zijn tweede winst op een top-5 speler deze week, nadat hij eerder Nishikori had verslagen. Federer had de eerste twee sets gewonnen. Hij was een stuk beter was dan zijn goede vriend, die een medische time-out nam vanwege knieproblemen. Daarna kwam Wawrinka als herboren terug. Die liet minder met zich sollen. Nam meer het initiatief en maakte de rally’s fysieker, wat absoluut in het nadeel was van Federer. De rally’s werden langer, toverballen van Federer kwamen minder van het racket en Wawrinka begon vooral met big forehands te domineren.

Enter de vijfde set. Toen kwam het meest vreemde moment van de wedstrijd. De beste speler aller tijden nam een zeldzame medische time-out. Later zou Federer zeggen dat het wel kon, omdat Wawrinka het ook deed. Het leek ook op een kleine mindgame. ‘Ik had al de hele wedstrijd last van mijn been. Dus ik dacht: waarom niet? Normaal doe ik dat niet en maak ik er ook geen misbruik van, maar het was prettig om even van de baan te zijn en ook even tegen iemand te praten.’

Wat een comeback van Wawrinka leek te worden – de Zwitser herpakte zich laat in zijn carrière en won de afgelopen drie jaar elk jaar een grandslam – werd op de een of andere manier toch een zegetocht voor Federer. Zoals dat altijd zo gebeurt op hardcourt. De 3 zeges in de verder eenzijdige 19-3 Federer-Wawrinka verhouding kwamen allemaal op stand op het tragere gravel.

Want na het wegwerken van een breakkans voor Wawrinka maakte die zelf drie onnodige fouten en gaf hij makkelijk de game weg op een 2-3 achterstand. ‘Vandaar keek ik nooit meer terug. Het is wel vaker een vreemde wedstrijd tegen Wawrinka. En ik kreeg een goedkope break,’ zei Federer, die aangaf dat de zes maanden pauze hem goed hadden gedaan. ‘Het was daarvoor elke keer blessure behandelen, dan weer trainen. Blessure behandelen. En om van top 10 spelers te winnen moest ik weer echt helemaal gezond worden. En dat is wat ik heb ik gedaan het afgelopen half jaar.’

Federer-Wawrinka-960x540

‘Niets te verliezen’

Federer hoopt niet per se op de verrassende Bulgaar – een soort kopie qua spel van Federer, alleen dan minder briljant – als tegenstander in de finale. Hij staat 23-11 achter tegen de Spanjaard, die hem vaak de meest pijnlijke nederlagen heeft bezorgd in zijn carrière. Desondanks druipt het respect van de grote kampioenen voor elkaar er vanaf. En mocht Federer Nadal treffen, dan zal hij op de snelle baan van Melbourne zeker een kans maken. ‘Ook tegen Wawrinka zei ik tegen mezelf in de vijfde set: wees relaxed. Geniet ervan. Je hebt zes maanden niet gespeeld. En ik denk dat die ‘niets te verliezen’ houding me veel heeft opgeleverd dit toernooi.’

Of het genoeg is voor de titel zal zondagavond blijken. Zondagochtend in Melbourne. Wordt het de achttiende voor Federer na vijf jaar zonder grandslam (drie nederlagen in finales). Wordt het de vijftiende voor Nadal, die daarmee de Zwitser nadert, met zijn geliefde Roland Garros als volgende Grandslam. Of wordt het de eerste van Dimitrov?

 

 

 

Jerzy Janowicz kan fantastisch verliezen  

Blog – ‘She tried to analyze me once but she got too scared’. Dit is wat politiesloper Marv – gespeeld door Mickey Rourke – in de film Sin City zegt. Aan dat karakter moest ik denken, toen ik Jerzy Janowizc zag tennissen. De Pool die in Melbourne na een lange knieblessure liet zien waarom de tennistour hem heeft gemist. 

6-4 6-4 staat er op het scorebord op showcourt 2 op de Australian Open, voor Jerzy Janowicz tegen de Kroaat Marin Cilic, de nummer 7 van de wereld en US Open kampioen van 2014. De Pool viert zijn voorsprong – en elk gewonnen punt – alsof hij de Australian Open heeft gewonnen.

Ik vrees dat Janowicz nu heel theatraal in vijf sets  gaat verliezen.
Ik krijg helaas gelijk. De Pool, de nummer 273 van de wereld na blessureleed, mag de komende tijd tevreden terugkijken op de eerste twee sets. Daarna: 6-2 6-2 6-3 voor Cilic, die per set beter ging spelen. Het was de eerste dag van de Australian Open waarschijnlijk een van de mooiste wedstrijden. Een vijfsetter tussen twee tenniskanonnen in de volle zon, op het knusse showcourt 2.

Ik wilde dat Janowicz won. Er zijn weinig tennissers waarbij de gekte zo op de loer ligt. Cilic had Goran Ivanisevic als coach. Die zei altijd dat er drie Gorans waren. The good, the bad and the crazy.

En Janowicz? Janowicz is een vulkaan. In dat opzicht zou je kunnen zeggen dat Janowicz altijd één persoonlijkheid heeft, namelijk die van de vulkaan. Maar je kunt ook zeggen: hij is gek, gestoord, briljant, dropshotkoning, servicekanon, choker, tanker, discussiezoeker, acteur en aandachtszoeker. Let wel. Het gaat hier om de 26-jarige Pool, 2,03 meter, die uren aan elkaar services van boven de 200 kilometer per uur afvuurt en dat afwisselt met beukende forehands. Vreemd lijkt zijn allergrootste hobby het slaan van dropshots. Het aaien in plaats van rammen van de bal. Hij stond in 2013 in de halve finale van Wimbledon en bereikte dat jaar de 14e plaats van de wereldranglijst.

Naar de box kijken vermindert de stress

Zo weinig mogelijk emoties tonen is tegenwoordig de maatstaf, maar de Pool laat na elk punt iets zien van zichzelf. Zoals ze op de WTA-tour doen, kijkt hij sowieso extreem veel naar z’n ‘box’, dat partijtje stoelen waar de coach en aanhang van de speler zitten. Voor Janowicz kan zijn box niet vol genoeg zitten, zegt hij later. Hoe voller, hoe beter. Na elk punt is er een baalmoment of een juichmoment. Nooit is er niets. Ik vraag hem na de wedstrijd: was er een moment dat je het naar je zin had op de baan?

Hij zegt: ‘Tennis is mijn werk, om eerlijk te zijn. En work pisses you off sometimes. Maar ik probeer me altijd te focussen. Ik probeer positief te blijven.’

Even de vierde set weggeven

Na de verloren derde set gaat ook de vierde set niet helemaal naar wens. 2-5 achter. Setpunt voor Cilic, tweede service voor Janowicz: hij slaat ‘m zo een paar meter uit. Doet-ie niet moeilijk over. In zijn universum mag dat. Even de vierde set wegtanken, voordat hij fris aan de vijfde kan beginnen. Ze zeggen dat er in Melbourne vier seizoenen in een dag zitten. Dat is het cliché. Dat klopt. Het klopt ook als je zegt dat er vier seizoenen in een week zitten. De ene dag is het 18 graden. De volgende dag vrolijk 33. Zo rolt Melbourne.

Zo passeren in elke game van Janowicz minimaal vier seizoenen. Koud. Vochtig. On fire. Wisselvallig. Loeiheet. Regenachtig. Storm. Sneeuw. Orkaan. Zelfdestructie.

DSC_0365

Ook ik irriteerde me richting het einde van de wedstrijd – rond een uurtje of vijf ’s middags – aan dronken Australiërs, die lukraak wat dingen schreeuwden door het stadion. Maar de Pool gaat altijd verder. Die irriteert zich aan alles. Het werd zo erg dat hij wilde dat een Cilic-supporter de Kroatische vlag over de reling van de tribune verwijderde. De man deed het. Janowicz won het volgende punt. Maar het werd erger. In de vijfde set, op 0-2 40-15 voor Cilic, begon hij uitvoerig ruzie te maken met een man uit het publiek. Discussieerde een minuut met de scheidsrechter en raakte hem bijna fysiek aan. Hij komt daarna 0-3 achter tegen een ontketende Kroaat, die zeker geen robot mag worden genoemd, maar in vergelijking met de Pool bijna leek. Zo rustig en perfect bleef de voormalige pupil van Goran Ivanisevic in het temmen van de storm Janowicz.

Mag het iets rustiger?

Het zou mooi zijn als Janowicz het theatrale en explosieve zou verruilen voor wat rust. In principe kan hij alles, als tennisser. Met wat rust en iets meer spelinzicht (en wat minder blessures) zou hij al héél lang in de top 15 staan. Maar ja, dan was Janowicz niet Janowicz. Want wat was zijn antwoord op steeds beter spel van Cilic? Nog harder slaan. Geen services van 210 kilometer per uur maar van 225 per uur. Nooit eens afwisselen naar zachter. Verongelijkt kijken naar de box als Cilic weer eens een forehand wegslaat. Ruzie maken met de toeschouwers. Puntjes weggeven.

En wat gebeurt er na de wedstrijd? Eerst kijkt hij wat nukkig voor zich uit. Hij wil geen interview en vermijdt oogcontact. Quotes als: ‘Dat is tennis. Winnen en verliezen. De final score was niet goed voor mij.’

‘Ja, ik ben een explosief iemand’

Maar langzaam ontdooit hij, breekt de glimlach door en kijkt hij me – enigszins tevreden – recht in m’n ogen aan. En terecht. Wat had hij te vertellen? Dat het niet makkelijk is om het vertrouwen terug te krijgen na een lange blessure. Dat hij een paar kansen had, maar dat Cilic ongelofelijk speelde op een gegeven moment. Net als ik denk dat hij vrij normaal is blijkt hij weer verongelijkt: ‘Ik snap het niet. De Australian Open verdient zoveel miljoenen. Maar dit court was niet makkelijk om op te spelen. Deze baan is zo ongelofelijk snel. Hoe kan elk court dan anders zijn, als ze zoveel geld hebben? Ik trainde eerder met Dominic Thiem (nummer 8 van de wereld) op Hisense Arena. Die baan is twee keer zo traag. Het was veel makkelijker om daar rally’s te spelen. Deze baan was zo snel dat ik niet eens dropshots kon spelen.’

Als ik hem aan het einde van het interview nog wat beter wil leren kennen, stelt hij niet teleur. ‘Weet je. Ik ben geen acteur op of buiten de baan. Ik ben mezelf. Ik probeer niemand anders te zijn. Ik probeer me niet beter voor te doen. Als ik niet blij ben, laat ik het zien. Maar ik word echt niet elke seconde gek. Ik probeer me altijd te focussen op de wedstrijd. Ik probeer het. Maar ik ben explosief.’

Ja, dat is die man die me zo op Marv doet lijken.

https://www.youtube.com/watch?v=AAEJedBQk7s

 

 

 

25 jaar lang op zoek naar het pokergeluk

Parool – De Master Classics of Poker (MCOP) bestaat 25 jaar en dat wordt vanaf gevierd in het Holland Casino op het Max Euweplein met een twee weken lang pokerfestival, met als blikvanger de 25.000 euro Super High Roller. Een verhaal over illegale gokhuizen op de Wallen, blutte spelers en jonge miljonairs.  

‘Poker? Daar hoor je toch niets meer over? Dat is toch de hype voorbij?’ is het geluid dat je nu regelmatig hoort. Dat klopt.

De eerste pokerhype ontstond toen Chris Moneymaker – een doodnormale Amerikaan met een bizarre naam – zich in 2003 voor veertig dollar kwalificeerde voor de World Series of Poker in Las Vegas en 2,5 miljoen dollar won. Die hype verplaatste zich naar Nederland. Online poker werd mogelijk en pokeraanbieder Pokerstars kocht zendtijd bij RTL, zodat iedereen ’s avonds naar dit spel kon kijken. Omdat de markt nu wacht op de legalisering van de kansspelwetgeving houdt de pokeraanbieder zich koest.

Van gevangenis terug naar het casino

Het Holland Casino stond eerst op de plek van de oude Weteringschans-gevangenis. Daarna verhuisde het casino naar de Bijlmerbajes. Sinds 1986 staat het Holland Casino op het Max Euweplein bij de Lido Club, dat eerder dienst deed als sociëteit van het Amsterdamse Studenten Corps (ASC).

Koepelzaal

“De jongens die daar in de gevangenis zaten, konden op dezelfde plaats weer naar het casino,” lacht Marcel Luske (63), een van de godfathers van het Nederlandse poker en voormalig marktkoopman van de Dappermarkt. Hij staat eerste van Nederland op de all-time moneylist met 4,4 miljoen dollar. “Echt pokeren in Amsterdam kon op de Wallen in semi-illegale clubs als Casa Rosso of de Concorde kaartclub in de Bijlmer. Er was een gedoogbeleid. Die clubs trokken zoveel kaartspelers dat het Holland Casino ook poker wilde aanbieden.’ Zo ontstond de Master Classics of Poker.

Illegale games

Jarenlang woonde Luske samen met pokerspeler Noah Boeken op de Weteringsschans nummer 10. Daar werd na sluitingstijd van het casino illegaal doorgespeeld om jaarsalarissen, zoals dat in het Park Plaza hotel of het Hilton ook gebeurde. Luske zag de MCOP langzaam veranderen, mede door de opkomst van het online poker. ‘Vroeger waren het vooral oudere spelers die het leuk vonden om een kaartje te leggen en werd er slecht gepokerd. Tegenwoordig zijn de jongere spelers heel professioneel bezig. Die hebben hoodies en een zonnebril.’

Noah Boeken 1

De beginjaren

Gerard Dresken was in de jaren negentig postzegel- en munthandelaar. Op een dag vertelden zijn vrienden hem dat er een groot pokertoernooi is in het Holland Casino, onderdeel van een hele serie. “De inleg was 1050 gulden. Maar ik won het kwalificatietoernooitje betalen van 150 gulden,” zegt hij.Uiteindelijk moest ik het uitvechten tegen ene Moses, die had een gokhal ergens op de Wallen. Ik won 37 duizend gulden.”

De klapper die Dresken maakte hielp hem niet. “Ik had geen besef meer van de waarde van geld. Ik begon cashgames te spelen boven mijn budget. Ik kan me herinneren dat ik klokje rond bij Marcel Luske heb gespeeld. Door poker ben ik in de problemen geraakt. Zes jaar geleden ben ik helemaal gestopt. Ik werk nu als taxichauffeur in Amsterdam.” Met andere Nederlandse winnaars liep het beter af. Beroepsspelers als Ruben Visser en Noah Boeken, die recent de MCOP wonnen en tonnen prijzengeld incasseerden, investeerden hun geld in plaats van het te vergokken.

Zilveren editie

Highstaker en Amsterdammer Jasper Wetemans, een van de betere pokerspelers van Nederland, speelt regelmatig de duurdere toernooien van de serie. De MCOP is volgens hem vooral een reünie van de Nederlandse pokerwereld. “Het is altijd leuk om een dikke prijs te winnen, maar ik speel hier zeker ook voor de gezelligheid,” vertelt hij. “Het zou voor mij prestigieuzer en specialer zijn om de MCOP te winnen dan een EPT (European Poker Tour, red.). Heel pokerend Nederland kijkt hier elk jaar naar uit. Als je hier wint, met je vrienden om je heen, is dat heel speciaal.”

Kader

Elk jaar zijn er zo’n tweeduizend inschrijvingen voor de verschillende toernooien van de Master Classics of Poker, met een totaal prijzengeld van boven de drie miljoen euro. Ruben Visser (2014) is de laatste Nederlander die het Main Event won, voor 225 duizend euro. Noah Boeken (2013) won het toernooi in 2013 voor 306 duizend euro. Vorig jaar was het de Fin Jussi Nevanlinna (€ 300.000) die won, nadat hij in 2014 vijfde werd en in 2011 tweede.

Gepubliceerd in Het Parool

Een ode aan de sublieme clubhockeyer die moest toekijken in Rio

Hockey.nl – Vrij geruisloos, tussen het geweld van de Ellens, Naomi’s en Maartjes van deze wereld, passeerde het besluit van Constantijn Jonker om te stoppen met Oranje. Hij kreeg op dit podium ook geen vijftal ‘Anekdotes’ van anderen om zijn interlandcarrière te eren. Toch verdient het Goudhaantje van Kampong dat nooit een Goudhaantje werd bij Oranje zijn eigen ode.

Alles in het leven draait om timing. En dat staat niet alleen in de goed verkochte boekjes van de Braziliaanse schrijver Paolo Coelho. Op het moment dat Constantijn Jonker definitief niet meeging naar Rio de Janeiro als lid van de zestienkoppige olympische selectie, maar als reserve, maakte hij in een oefeninterland vier doelpunten tegen Ierland. Nederland won, met 5-0. Tsja.

Tien jaar eerder: ‘Die jongen doet echt helemaal niets op de training. Echt, zoveel talent. Maar hij doet niets’. Paul Robbert Lankhout – dan assistent bij Kampong – vertelde het om Jonker af te serveren als notoire luilak. Ik geloofde hem niet helemaal. Met Hurley Heren 1 – waar ik toen speelde – kregen we videobeelden te zien van de gevaarlijke spelers van Kampong. Ik zie een piepjonge middenvelder met krullen, die vier, vijf man voorbij wandelt vanaf de rechterzijlijn en dan de rust bewaart om de bal met zijn backhand laag tegen de zijplank te plaatsen. Als hij niets zou doen, zou hij niet zoveel goals maken als jonkie. Maar een ‘werker’, nee dat is hij niet. Het was zo’n natuurlijke actie die niemand van ons team zou kunnen maken. We werden er bang van.

Een Taco van den Honert. Een Floris Evers.

Jonker is vergroeid met bal en stick. Zijn rechterarm mondt uit in een hockeykrul. Een Taco van den Honert. Een Floris Evers. Niet snel, maar met de geslaagde solo als handelsmerk. Al snel komt hij in Oranje. Dan een tijd niet – ook op eigen initiatief. Maar als Jonker gas geeft, zit hij in de selectie voor het WK in Den Haag. De natuurlijke rondingen van zijn lichaam zijn dan bijna verruild voor een sixpack.

Maar vanaf de tribune zie ik wat iedereen ook ziet. Dat Jonker niet echt een grote rol speelt op internationaal niveau. De lijm die hij normaal bij Kampong op zijn stick heeft zitten, kleeft wat minder op hoger niveau. Hij krijgt soms de bal met veel ruimte voor zich, maar dan doet hij er weinig mee. Heel hard naar voren rennen is niet zijn specialiteit. Echt geschikt is Jonker als hockey gespeeld wordt op een kluitje. Met heel weinig ruimte. Hij moet pas in het 23-metergebied de bal krijgen. Hij is de koning van de tweede paal. In de kleine ruimte glorieert de hockeyer Jonker en dribbelt-ie zich naar het paradijs.

Maar in het internationale powerhockey op strakke nylon velden, waar ook minder getalenteerde maar krachtigere types met een kunststof stick een bal kunnen aannemen en wél hard naar voren rennen, onderscheidt Jonker zich minder. Als hockey op zand zou worden gespeeld. Of in de modder. Of op beton. Of op gravel. Of op straat. Of op echt gras. Of alleen in Pakistan en in India. Als buitenspel nog zou bestaan en de ruimtes kleiner waren. Als we allemaal nog met houten sticks hockeyden, die we elke week met tweecomponenten lijm zouden behandelen. Dan was ‘Connie’ de beste hockeyer van de wereld.

Uitstervend ras op de hockeyvelden

Eigenlijk is Jonker tien jaar te laat geboren. Hij – de tovenaar op de vierkante meter – is een uitstervend ras op de hockeyvelden. Vermoord door de flats en coaches met headsets op die geïnteresseerd zijn in hoe goed Jonker mee kan verdedigen en hoe hij z’n verdediger ‘aanloopt’. In een bochtje of toch recht op de man af.

Gelukkig is er clubhockey. Daar is Constantijn Jonker wel het Goudhaantje. Daar scoort hij op een 3-3 stand tegen landskampioen Oranje Zwart op de vrijdagavond in de laatste minuut vanaf de achterlijn een onmogelijke backhand. Schiet hij Kampong Europa in. Daar, aan de Laan van Maarschalkerweerd, op de plek waar hij leerde hockeyen en nooit meer wegging. Daar is hij op zijn plek. Daar is hij altijd belangrijk. Daar is de lijm op zijn stick oerkrachtig en rijgt hij, jaar in jaar uit, de velddoelpunten aaneen.

Connie. Blijf daar nog lang hockeyen. Het liefst in Heren 1. En anders bij de veteranen. Daar vind je je natuurlijke habitat snel weer terug. Als het lichaam tegen begint te sputteren. Als kracht en snelheid vervagen. Wat blijft er dan nog over? Jouw dribbel en je gevoel voor positie.

Ga dus kijken in Utrecht. Hij speelt met rugnummer 10, het rugnummer waar elke jongen van droomt (In Oranje speelde je met rugnummer 27). Je herkent hem snel, want hij verliest nooit de bal. De bescheiden Constantijn Jonker. Connie voor teamgenoten en fans. Een sieraad. Dank voor alles wat je het Nederlands Elftal hebt gegeven. Laat de jeugd elk weekend zien hoe hockey eigenlijk gespeeld moet worden.

Met gevoel.

P.S. Ondanks bovenstaand betoog benieuwd hoe je het had gedaan in Rio. Had jij op kunnen staan tegen België? De ban gebroken? Zoals je bij Kampong zo vaak doet? Het enige wat ik me kan herinneren van Rio is die foto van die enorme sixpack en dat smalle koppie. Helemaal het schompes getraind en bizar veel aan de gewichten gehangen. In ruil daarvoor mocht je naar de openingsceremonie en zag je vanaf de tribune hoe jouw vervangers weinig scoorden. Weet je wat raar blijft: 0,42. Dat is jouw moyenne in Oranje. 39 doelpunten in 93 interlands. Dat is beter dan bovenstaand verhaal doet suggereren. Tsja.

https://www.youtube.com/watch?v=mtJlsdmHFLI

Gepubliceerd op Hockey.nl

Gefrustreerde Jeroen Hertzberger: ‘Is 34 te oud voor Tokio? En 33, 32, 31 en 30 dan?’

Hockey.nl – Hard gooide Jeroen Hertzberger zijn hockeystick weg nadat hij op fenomenale wijze de 3-1 had gescoord tegen HGC, zijn tweede van de middag tegen de Wassenaarse ploeg. Het tekende de frustratie van de topscorer van de Hoofdklasse dievan bondscoach Max Caldas had gehoord dat zijn interlandcarrière voorlopig voorbij is. Met zijn stick en zijn mond liet hij zien dat hij nog niet moet worden afgeschreven.

Aan het einde van het interview dat hij liever niet wil geven, borrelt de passie op. Hertzberger, die dit jaar een contract ‘voor het leven’ tekende bij Rotterdam, reageert op de vraag of hij het niet prettig vindt dat hij nu even vakantie heeft, na een lang jaar met de Olympische Spelen in Rio de Janeiro en bijna aansluitend de hockeycompetitie. Zijn ogen spuwen vuur. Hij kijkt de drie verslaggevers niet aan, sterker nog hij blijft op het veld van Rotterdam minutenlang naar een punt in het luchtledige kijken, terwijl zijn mond wel beweegt. Maar zijn boodschap laat aan duidelijkheid niets te wensen over: hij is een topsporter.

Rotterdam - Rotterdam - HGC Heren, Hoofdklasse Hockey Heren, Seizoen 2016-2017, 27-11-2016, Rotterdam - HGC 4-1, Jeroen Hertzberger scoort en gooit uit boosheid en frustratie zijn stik weg.
Als Hertzberger de 3-1 maakt, gooit hij zijn hockeystick hard weg. Foto Willem Vernes.

Vurige monoloog

Hertzberger: ‘Rust? Ik vind dat altijd zo’n onzin. Ik ben nu gewoon ready to go. Het is topsport en daar kies je voor. Dan moet je niet zeuren over een lang seizoen. Eerst is er Hoofdklasse, dan zijn de Olympische Spelen, dan is rust en dan ga je er vol voor. Het is niet lékker om even rust te hebben. Je kiest toch voor topsport? Je zorgt er dan voor dat je altijd goed aan de start komt. Ik heb mijn hele leven nog nooit een wedstrijd gemist door een blessure. Daar is een reden voor. Omdat ik achter de schermen mijn lichaam verzorg en niet zeur van: ‘Oh we moeten weer naar Papendal’. Je bent er klaar voor of niet. Je omarmt de levensstijl of niet. En anders moet je gewoon lekker kappen. Dat is hoe ik het zie. Je gaat ervoor of niet. Het is geen hobby. Het is topsport.’

Geen reactie uit het Hertzberger-kamp

Al eerder in de week was een verslaggever van het Algemeen Dagblad voor een paar binnensmonds uitgesproken woorden naar de training van Rotterdam gekomen. Dat is eigenlijk niets voor Hertzberger, die zijn telefoon deze week niet opnam en niet reageerde op het nieuws, waar aanvoerder Robert van der Horst – die ook de wacht was aangezegd – dat wel deed. Het enige wat Hertzberger door de week van zichzelf liet zien was een Instagram-foto waarin hij poseert met een getailleerd Zweeds overhemd. Maar nu, op de wedstrijddag, liet ‘mister perfect’ met het perfect gestylede haar en perfecte kaaklijn ook zien wat een perfecte reactie is op een coach die je laat afvallen. Je houdt je in en spreekt met de hockeystick. Hij kan ook niet anders, wil hij ooit nog geselecteerd worden.

Paul van Ass

Het is de tweede keer in de carrière van Hertzberger dat hem de wacht wordt aangezegd door een bondscoach. Eerder liet Paul van Ass hem afvallen voor de Olympische Spelen van Londen. Daardoor speelde Hertzberger de twee Olympische Spelen waar Oranje vierde werd, in Peking en in Rio de Janeiro. Ondanks zijn 196 interlands (89 doelpunten) in Oranje en het feit dat hij met zestien doelpunten met afstand topscorer is van de Hoofdklasse, moest hij op zijn tanden bijten. ‘Dit is mijn club en daarin ben ik professioneel. Dat is ook mijn werk. Ik neem mijn verantwoordelijkheid om er geen ding van te maken. Of dit de verjonging is van Max? Als 34 te oud is voor de Olympische Spelen van Tokio? Is 33 dat dan ook? En 32, 31 en 30? In dat opzicht heb ik niet zoveel met leeftijd.’

Rotterdam - Rotterdam - HGC Heren, Hoofdklasse Hockey Heren, Seizoen 2016-2017, 27-11-2016, Rotterdam - HGC 4-1, Jeroen Hertzberger scoort en gooit uit boosheid en frustratie zijn stik weg.

Het gezicht van Hertzberger na de 3-1. Foto: Willem Vernes.

Kind van deze hockeygeneratie

Komend jaar gaat Hertzberger trouwen met zijn vriendin Manu. Eind december verwachten ze samen hun eerste kind, een zoon. Als het daarover gaat volgt de enige glimlach van het interview. ‘Wij Hertzbergers krijgen altijd zoons. Het was nooit een 50-50 kans.’ Ondanks het aankomende vaderschap wil de Rotterdammer niet het gas van het pedaal afhalen van zijn interlandcarrière, die hem een zilveren WK-medaille en een gouden EK-medaille opleverde. Hij is duidelijk een kind van deze hockeygeneratie, die niet grossiert in internationale prijzen. Maar net als Hertzberger kunnen zijn collega’s ook geen volle prijzenkast tonen. Waarom hij er uit en anderen niet? Een heel ander scenario tegen HGC zou een hevig teleurgestelde oud-international kunnen zijn, die wat plichtmatig zijn wedstrijdje zou afwerken tegen de play-offkandidaat.

Niets daarvan. Deze zondag was Rotterdam vanaf de eerste seconde heer en meester in eigen stadion. Het was de aanvoerder zelf die de afslag verrichte en meteen voorwaarts trok. Binnen vier minuten kreeg hij de bal en legde hij die hard en strak in het net achter HGC-keeper Sam van der Ven. Het normaal hechte collectief HGC slaapwandelde nogal individueel naar de winterstop en dreigt door de 4-1 nederlaag de aansluiting te missen richting de play-offs voor de landstitel.

Rotterdam - Rotterdam - HGC Heren, Hoofdklasse Hockey Heren, Seizoen 2016-2017, 27-11-2016, Rotterdam - HGC 4-1, Jeroen Hertzberger scoort en gooit uit boosheid en frustratie zijn stik weg.

Rotterdam-aanvoerder Jeroen Hertzberger scoort de 3-1 tegen HGC. Foto: Willem Vernes.

Het verleden draait rondjes om de toekomst

Hertzberger is op dit moment afgeserveerd als ‘het verleden’. Strafcornerkanon en HGC-verdediger Tristan Algera (12 doelpunten), de oud-speler van Jong Oranje, is met 21 andere Hoofdklasse-spelers uitgenodigd voor een trainingsstage van bondscoach Max Caldas. Hij is misschien ‘de toekomst’. Maar vandaag draaide het verleden meerdere keren rondjes om de toekomst. Hertzberger won bijna alle duels van Algera, wat uitmondde in de 3-1, die van grootse schoonheid was. De afgewezen aanvaller nam de bal aan voor de middenlijn, versnelde om Algera heen. Kwam hem nog een keer tegen, dolde hem weer, nu over zijn backhand, en kegelde de bal keihard in de hoek na een lange rush. De stick van Hertzberger vloog daarna door de Rotterdamse lucht. Misschien zat in die actie alle frustratie van de afwijzing. De boodschap was in ieder geval duidelijk: schrijf mij niet af als international.

‘Ik dacht dat ik de laatste twee jaar goed had gespeeld in Oranje. Maar mijn mening is verder vrij onbelangrijk. Er is maar een iemand die bepaalt en dat is Max. Dus ik ga nog harder knokken dan ik al deed en proberen te bewijzen dat ik een van de beste aanvallers van Nederland ben. Maar zelfs dan hoeft het niet te betekenen dat hij voor mij kiest. Dat is helaas de macht die wij als spelers niet hebben.’

Rotterdam – HGC 4-1 (2-1)
‘4 Jeroen Hertzberger 1-0
’23 Dick Möhlmann 1-1
’35 Harry Martin 2-1
’54 Jeroen Hertzberger 3-1
’61 Hidde Turkstra 4-1 (sc)

 

Voormalig stratenmaker Govert Metaal vertelt hoe hij de Nederlandse pokerwereld uitspeelde

Vice – Hij gokt zich naar eigen zeggen helemaal suf en investeerde een groot deel van zijn winsten in ‘huissies’ (Haags voor vastgoed), maar waar zijn volledige kapitaal exact vandaan komt, blijft een mysterie.

Wat Wimbledon is voor tennissers, is het Main Event van de World Series of Poker voor pokerspelers, beroepsgokkers en gelukzoekers: de heilige graal van een jaarlijkse serie pokertoernooien in Las Vegas. Het Main Event begint zaterdag 9 juli. Tijd dus om Govert Metaal te bellen, de allergrootste highroller van het Nederlandse poker.

In de wandelgangen van het poker wordt altijd gefluisterd dat Metaal ‘de eindbaas’ is. De 57-jarige pokeraar sloot 2013 en 2015 op de wereldranglijst af als de nummer 1 van Nederland, waarbij zijn concurrentie gemiddeld minimaal dertig jaar jonger is. Er is in de pokerwereld veel respect voor de altijd vriendelijke ‘Goof’ die als vijftiger – gekleed met sjaal en hoed – opvalt tussen de jonge whizzkids.

Hij gokt zich naar eigen zeggen helemaal suf en investeerde een groot deel van zijn winsten in ‘huissies’ (Haags voor vastgoed), maar waar zijn volledige kapitaal exact vandaan komt, blijft een mysterie. Metaal verdiende zijn centen ooit als stratenmaker, maar woont nu in Monaco en pokert al acht jaar puur voor de lol. Momenteel bereidt hij zich in Las Vegas voor op het Main Event.

Vice Sports: Hallo Govert, hoe ziet jouw gemiddelde dag eruit?
Govert Metaal: Bijna elke dag ben ik wel vroeg op. Dan ga ik lekker ontbijten en lekker in het zonnetje liggen. Beetje de financiën bijhouden. Beleggen. Aandelenmarkten. Dat doe ik automatisch. Maar het liefst poker ik elke dag.

Hoe ben je ooit miljonair geworden?

Ik ben mijn leven lang een gokker natuurlijk. Maar niet zo’n domme gokker als de gemiddelde speler. Ik ben altijd uitgegaan van mathematiek. Ik zeg altijd: je kunt altijd beter blackjack dealer zijn dan speler. Zo heb ik het altijd gezien, met voetbalweddenschappen en privé gokpartijen. Ik begon als stratenmaker. Toen ben ik langzaam gaan gokken. Iedereen heeft z’n eigen kwaliteiten en mijn kwaliteiten zijn vanaf m’n vijftiende gokken, kaarten en pokeren. Ik werkte als zeventienjarige als stratenmaker en we pokerden onder mekaar. Vrijdag kreeg ik m’n loonzakje en meestal had ik alles al vergokt. Zo leer je van die spelletjes. Leren je gezonde verstand te gebruiken. Op m’n achttiende ging ik het naar casino. Het is simpel: je kunt niet winnen van roulette. Dus ben ik alles gaan lezen over hoe je het beste blackjack kunt spelen. Daarna heb ik veel Chinees gepokerd met rijke Chinezen. In Amsterdam speelden we veel illegale games. In gokhuizen, bij mensen thuis. Zo bouwde ik wat op.

Hoe illegaal waren die games? Wat gebeurde er?

Laten we het daar niet teveel over hebben.

Maar met gokken kun je toch niets opbouwen?

Wel als je belegt en investeert. Ook m’n vrouw won weleens wat. Zij wedt op paarden. Die kan met weinig heel veel geld winnen. Tijdens de opening van de Lido in Amsterdam, zeker dertig jaar geleden, maakte m’n compagnon met m’n vrouw 250K van duizend gulden toen nog. Met die winst gingen ze drie dagen later terug. Wonnen ze weer heel veel geld. Vroeger zat het Holland Casino nog in het Hilton Hotel in plaats van op het Leidseplein. Na sluitingstijd huurden we in het Hilton altijd een hotelkamer. Dan gingen we met wat grote spelers, zakenmensen, en wat onderwereldfiguren gokken. Verder heb ik goed verdiend met de Nederlandse Sporttoto.

Sportsbetten doe je al lang?

Vroeger pluisde ik alles altijd uit. Ik checkte alle wedkantoren van de wereld en zocht naar foutjes in de quoteringen. Laatst heb ik nog twee keer op Kiki Bertens ingezet, dus daar won ik toch weer een paar duizend mee. Barney (Raymond van Barneveld, ook uit Den Haag, red.) spreek ik vaker. Ik zet ook op hem in. Nu heb ik veel geld ingezet dat België het EK gaat winnen.

Maar hoe heb je dat vermogen verder opgebouwd?

Al het geld dat ik vroeger won investeerde ik in huisjes. Meer dan 25 jaar geleden begon ik daarmee. Vastgoed. Kopen. Verkopen. M’n vrouw heeft vastgoed. De afgelopen jaren was het natuurlijk een slechte tijd voor vastgoed. Nu trekt het weer aan. Ik beleg ook geld op aandelenbeurzen. En nu wonen we al vijftien jaar in Monaco.

Je hoeft nooit meer te werken?

Ik moet het even afkloppen, maar in principe niet nee, als er geen gekke dingen gebeuren. Ik moet alleen met pokeren niet teveel verliezen. Kijk, ik speel graag highrollers (toernooien met hoge inzet, van tienduizend tot een miljoen euro, red.). Als dat minder gaat, gaat het hard. De duurste die ik ooit heb gespeeld was die van Monte Carlo, de Super High Roller met een buy-in van honderdduizend euro. Verloor ik toch schlemielig, omdat Dan Shak (steenrijke Amerikaan, red.) met de slechtste move ooit zijn aas vrouw overspeelt tegen mijn aas koning. Een vrouw op de laatste kaart. Ik had wel de helft van m’n actie verkocht van 100K, maar het was mijn duurste toernooi ooit.

En je grootste winst?

Twee keer ben ik ver gekomen op de Bahama’s High Roller. Vijfde voor 240K en zesde voor 180K. Twee jaar geleden werd ik tweede op de High Roller van de Master Classsics of Poker. Ik runde lekker, dus ik zeg tegen m’n vrouw: zoek nog even een toernooi uit dat de komende dagen plaats vindt. Dat was Montreal, dus drie dagen later zaten we in Canada. Won ik gewoon de 10K highroller voor 185K. Daar win ik bij de laatste spelers met wat mazzel met een paartje vrouwen tegen een paartje koningen. Ja, dat is poker.

Je moet mentaal stabiel zijn om te winnen met poker?

Ja, ik zit weleens met m’n vrouw te filosoferen over het leven. Wij leven eigenlijk heel nuchter. Dan zie ik hier in Vegas vier pokerspelers ‘s avonds Japans eten bestellen voor 1500 dollar. Daar zie ik het nut niet van. We deden wel eens Russisch poker – met dertien kaarten – met een aantal Chinezen. Het was mijn dag niet en we verloren meer dan een ton. Dan stoppen we ermee. Volgende keer gaat het dan andersom. Dat is mijn kracht: het gaat mij niet gebeuren dat ik m’n laatste geld erin steek. Aan het einde van de rit heb ik goed verdiend. Cashgames speel ik ook maar af en toe. Ik ga niet met de grote pokerjongens cashgames spelen. Ik wil niet met de beste van de wereld spelen. Er zijn betere pokeraars. Door mijn levenservaring en mijn mensenkennis kan ik aardig pokeren, maar er zijn veel betere pokerspelers.

Govert Metaal WSOP

Maar je misbruikt je imago van oude zakenman die er weinig van kan toch nog wel?

Zeker vroeger. Zeker in Las Vegas zijn er nog wel vreemde spelers die mij niet kennen. Daar haal ik m’n voordeel uit. Dan ga ik bewust heel lang nadenken en doe net of ik twijfel. Of ik speel heel creatief. Dat pakt weleens goed uit. Mooie blufjes, daar houd ik van. Ik probeer altijd m’n kaarten anders voor te doen, dan dat ze zijn.

Hoe ziet jouw gemiddelde dag eruit?

Bijna elke dag ben ik wel vroeg op. Dan ga ik lekker ontbijten en lekker in het zonnetje liggen. Beetje de financiën bijhouden. Beleggen. Aandelenmarkten. Dat doe ik automatisch. Maar het liefst poker ik elke dag.

Dit is het leven waar je van droomde?

Dit is wat ik als stratenmaker wilde ja. ik droomde er eerst van om in Spanje te wonen. Toen wilde ik in Monte Carlo wonen. Dat hebben we toch voor mekaar gekregen. De laatste jaren waren door de crisis financieel zwaarder maar we kunnen het volhouden. Ik heb veel mensen in Monte Carlo zien vertrekken. Echt rijke mensen. Voor Monaco begrippen zijn we straatarm. Ik ken mensen die privévliegtuigen hadden en nu niet eens meer een auto kunnen betalen. Wij rijden een normale auto.

Normale auto? Jij rijdt toch een Bentley?

Ja een Bentley Continental [foto], maar die is wel al negen jaar oud. Dat is voor Monaco een hele normale auto. De meeste mensen hier hebben wel tien auto’s.

Je bent er niet vaak?

Ik heb heel veel trips per jaar. We hebben wel wat vrienden in Monte Carlo, maar heel veel mensen zijn er niet, als je snapt wat ik bedoel. Sommigen komen alleen puur voor de zomer. Zoveel bekende mensen wonen hier. Max Verstappen en vroeger Luciano Pavarotti en Roger Moore. Wij hebben een relatief klein appartement. Leida en ik houden helemaal niet van de arrogantie die je hier ziet. Dat heb je wel een beetje in Monte Carlo. Dat oude geld. De prinsen. Nu komen de Russen, dat zijn allemaal miljardairs.

Wat vind je van de pokerwereld?

De pokerwereld waar ik nu in speel is gezellig. Dat zijn allemaal leuke sociale mensen. Ik speel bijna alleen maar toernooien. Daar pak je niemand z’n laatste geld af, zoals vroeger. Ik ging dertig jaar geleden al naar Vegas om te gokken maar niet om het poker te spelen wat ik nu speel. Ik deed veel in de Illegale gokwereld en dat is een keiharde wereld.

Hoe hard was het?

Nou, je wist dat je met onderwereld zat te spelen. Wel jongens die over het algemeen eerlijk waren met betalen met betalen met gokken. Maar het waren daarbuiten boefjes. In die Chinese gokhuizen zitten gewone mensen, maar ook criminelen.

Maar geen messen of pistolen?

Even afkloppen. Nee, niet waar ik bij was in ieder geval. Maar in vergelijking met vijftien jaar geleden kun je moeilijk ergens grote gokpartijen organiseren, omdat er dan zoveel cash in huis ligt, en dat is gevaarlijk met al die criminelen tegenwoordig.

En de Nederlandse pokerspelers?

Wij staan voor elkaar klaar. Als de ander wint is dat toch wel leuk. Ik sponsor soms ook wat jongens met wat geld. Je ziet wel minder Nederlanders de laatste jaren. Er zijn honderden Nederlanders die weleens wat prijzen wonnen, maar niet de continuïteit hebben om er van te leven. De verstandige jongens spelen geen highrollers. Lex Veldhuis (Bekende pokerspeler. Vroeger een lid van Team Pokerstars Pro, nu lid van Team Pokerstars online, red.) is een wereldjongen. Maar als hij een ton won, ging hij meteen met een ton ten aanval. Het levert de mooiste verhalen en de mooiste televisie op. Maar de goede jongens doen stilletjes hun dingetje. Met die jongens praat ik op de tour ook over beleggingen en investeringen.

Hoe vind je het dat ze jou de eindbaas noemen?

Het is bijzonder dat echt goede spelers mij een compliment geven. Ze schatten mijn spel toch ook in. Als oude man is dat geweldig. Die jonge pokerspelers hebben eigenlijk veel meer kennis. Ik heb helemaal geen opleiding. Ik ging al op m’n vijftiende van school en begon met werken bij een schildersbedrijf. Daarna werd ik stratenmaker. Ik mocht eerst alleen stenen aangeven, maar binnen het jaar was ik stratenmaker. Vroeger verdiende ik 100 gulden per dag. Maar met z’n tweeën werkten we keihard. Kregen we 200 per dag. Geld hebben is geld maken. Ik denk dat ze me eindbaas noemen omdat ik een jongen van de gestampte pot ben. Ik weet alles van gokken en van voetbal. Ik weet alles uit eigen ervaring. Als ze me Haagse eindbaas noemen vind ik dat heel leuk. En mijn resultaten zijn er naar. Ik heb concurrentie van andere jongens die superintelligent zijn, zoals Joep van den Bijgaart en Ruben Visser, terwijl ik zelf nooit m’n school heb afgemaakt.

En die oude stratenmakers van vroeger. Die zeg jij nog wel gedag?

Pfff, dan heb je het wel over veertig jaar geleden. Maar ik groet ze zeker, zeker als het echte Hagenezen zijn. Ik had geen school gedaan en iedereen dacht natuurlijk dat er niets terecht zou komen van me.

Jij kunt elk toernooi spelen wat je wilt?

Dat ook weer niet. Ik heb nooit echt een hele grote klapper gemaakt met poker. Het is voornamelijk break even draaien. Als ik nu een miljoen zou winnen, ga ik dit jaar alle highrollers spelen van vijftigduizend euro op de pokertour. Zo heb ik het altijd gedaan. Vroeger pokerde ik voor 100 gulden. Dat werd snel 1000 gulden.

Wat is je geheim?

Ze zeggen: geluk bestaat niet en dat je het moet afdwingen. Dat klopt. Mijn tip: werk hard en gooi je geld niet over de balk, maar investeer het. Geld moet voor jou werken. Ik kan nu doen wat ik leuk vind. En ik doe normaal. Ik hou van goede wijn, maar ik hoef niet een wijn van van 500 dollar. Die van 50 dollar is ook goed.

Heb je veel pokerspelers kapot zien gaan?

Zoveel, dat is niet normaal. Hier in Vegas ook. Gelukkig nooit echt vrienden. Ik kan een boek schrijven over de mensen die ik kapot heb zien gaan aan gokken. Alle pokerspelers die in het verleden toernooien speelden en die je nu niet meer ziet. Die zijn kapot. Er is geen een pokerspeler die het niet leuk vindt om een toernooitje in Barcelona te spelen. Als je dat geld hebt, ga je daar spelen. Kijk, ik kom al jaren in casino’s en daar worden we goed behandeld. Als we eten, komt de chef soms naar ons toe om te zeggen dat het eten op hun rekening is. Maar je ziet ook veel spelers uit verveling honderden euro’s in die gokkast duwen. Dan speel je tegen de bank en dan win je dus nooit. Speel je man tegen man, dan zou je drie procent voor kunnen leggen. Dat is het gokspel. Je moet het spelletje spelen waar je kunt winnen. Dat is belangrijk. Want ik heb duizenden mensen gezien die hun hele hebben en houwen verloren hebben in het casino. De keer zijn ze miljonnair, de volgende keer hebben ze tegenslag. Dat zijn de swings in dit leven. Dat heb ik ook meegemaakt. Mensen die met een miljoen dollaar naar Las Vegas gaan, dan blut raken en dan zelfmoord plegen. Maar dat haalt de krant niet.

En in Monaco?

Ik ken mensen die een paar honderd miljoen hadden, maar nu de banken niet meer terug kunnen betalen. Mensen met honderd huizen die door gokken nu geen een huis hebben. Mij gebeurt dat niet. Ik blijft altijd met beide benen op de grond.

Een maand Las Vegas. Hoe duur is dat voor je inclusief toernooien en verblijf? Zo’n 100K?

Nee, het valt mee. Als het tegenzit zo’n 70, 75K. Vorig jaar cashte ik voor 70K. Ik speel twee toernooien van 10K en wat kleinere toernooien.

En dan ben je een maand zonder familie? Vind je dat niet vervelend?

We hebben de kinderen uitgebreid gedag gezegd. Over een maand zien we mekaar weer, hopelijk heb ik dan mooie resultaten gehaald. Zij profiteren financieel ook van ons geluk. Dat doe je als je kinderen hebt. Ik heb een dochter en zoon van in de dertig en mijn kleinkinderen zijn zes, twaalf en vijftien. Ik vind het heerlijk om een maand met mijn vrouw Leida te zijn. Ik ben praktisch altijd met haar. Lekker genieten, lekker eten. Ik ga ook heel goed met Fatima (Moreira de Melo, red.). Als wij ergens samen zijn, zoeken we elkaar op. Raemon Sluiter was even trainer van m’n kleindochter –Leila Gunther Mohr – ze is nu 15 jaar. Zij tennist goed. Ik wil dat ze er echt voor gaat, zodat ze weet waar ze staat. Wij – m’n zoon en ik – douwen er wat geld tegenaan. Vind ik leuk om te doen. Het is toch m’n eigen kleinkind.

Zijn er nog meer dingen die je wil doen in het leven?

Ik ben natuurlijk 57, dat is de verkeerde kant van de leeftijd. Als ik dit leven zo kan volhouden vind ik dat heerlijk. Dat is nu nog te doen, met die verre reizen. Ik geniet ervan. Iets wat ik wel leuk zou vinden om te doen is investeren in jonge mensen met ideeën.

En waar slaap je in Las Vegas? Kun je mooie deals maken met de hotels daar?

We sliepen altijd in de Wynn [foto?]. Dat vond m’n vrouw mooi. We hadden ook een goede regeling. Vorig jaar zaten we 33 dagen in een junior suite en we hebben geen een dag betaald. Er zijn ook een hoop restaurants van onze rekening afgehaald. Ik speel veel. M’n vrouw speelt ook regelmatig. Zij verloor voor zo’n 20K in het casino daar, hebben we toch 16K teruggehad van het hotel. Eerder had ik weleens 50K gewonnen, en kreeg ik een kamer voor niets. De Wynn heeft alleen de quoteringen van de spelletjes veranderd en blackjack slechter gemaakt voor de spelers. Normaal krijg je 1,5 je geld. Nu 1,2. Dus nu gaan we naar de Bellaggio [foto?]. Ik hoef geen deal van tevoren. Ik heb wel al wat geld overgemaakt. Ik ga veel spelen en dan zien we wel wat we terugkrijgen.

Is Vegas het allermooist voor jou als gokker?

Vegas is super. Ik maak daar ook veel uren. M’n vrouw speelt lekker blackjack. Zij zegt altijd: jij gaat straks lekker weer naar Disneyland voor volwassenen. Mensen zeggen tegen me dat ik verslaafd ben aan Vegas. Maar waarom zou ik niet elk jaar gaan?

En het Main Event. Dat is wel echt het toernooi der toernooien?

Dit is zevende keer dat ik het ga spelen. Vorig jaar cashte ik samen met Fatima (439ste van 6.420 spelers). Dat was mijn eerste keer cash ooit in dit toernooi. Ik droom mijn hele leven al van dit toernooi. Ik droom nu dat ik de November Nine (de finaletafel van het toernooi, dat om publiciteitsredenen in november wordt gespeeld, red.) haal. Als dat gebeurt, nodig ik je uit om langs te komen.

Daar houd ik je aan.

Uiteraard. Het leven is kort. Je moet ervan genieten. Je moet doen wat je leuk vindt. Het Main Event, vergelijk het met het hoogste wat je kunt bereiken in de sport. Het Main Event is met niets te vergelijken. Dat is het mooiste van het mooiste.

Gepubliceerd op VICE

Dit zijn de 9 psychologische kleedkamertrucs van coaches

Column – Je kunt als coach de hele wedstrijd ‘als een idioot’ (René van der Gijp) langs de kant druk lopen doen, zoals Fatih Terim van Turkije. Of je kunt de hele wedstrijd heel heftig kauwgum kauwen, zoals Carlo Ancelotti (ex-Real Madrid, aankomend seizoen Bayern München), en verder een beetje toekijken.

Wetenschappelijk is er nog geen bewijs dat het ene beter is dan het andere.  Soms wordt de rol van de voetbalcoach overschat. Soms wordt hij duidelijk onderschat, in het geval van Danny Blind. Wat telt, is waar de coach wél invloed heeft, en dat is in ieder geval de opstelling. Maar vooral: De Rustbepreking Om Het Tij Te Keren.

Stiekem weet de coach dat zijn grootste moment van invloed in de afgesloten ruimte van de kleedkamer plaats vindt. Maar niet elke coach heeft de ballen om zijn broek te laten zakken in de kleedkamer, zoals Louis van Gaal, heeft de energie van hockeycoach Christoph Bechmann of het charisma en de verbale vaardigheden van Al Pacino: ‘We’re in hell right now gentlemen, and we can stay here and get the shit kicked out of us, or we can fight our way back into the light. We can climb out of hell. One inch at a time.’

Als de eerste helft tegenvalt en de voetballers of sporters onderpresteren of dienst weigeren, kan de coach maar één ding doen. Uitpakken met die epische rustbespreking en vooral, die psychologische truc, zodat de sporters met bloeddoorlopen ogen weer het veld oplopen, in de veronderstelling dat ze een oorlog moeten winnen. Dit zijn 9 veel toegepaste trucs, in willekeurige volgorde.

De Keiharde Afzeikspeech – ook wel Donderspeech.

Zo oud als sport zelf is de donderspeech. Het gaat uit van de oude theorie die je bij de studie communicatiewetenschap aan de universiteit leert – de inleiding tot de communicatiewetenschap A –  de ‘Injectienaaldtheorie’, vooral gangbaar tot de Tweede Wereldoorlog. Dat suggereert dat de media – de zender – alle macht heeft en het publiek dit slikt. Media injecteert, publiek ondergaat het. Coach zeikt af, spelers luisteren?

Maar het probleem met de donderspeech is de timing. De coach kan niet elke rustbespreking keihard schreeuwen,  mensen kleineren en uitkafferen. Een kleedkamer is geen concentratiekamp. Jarenlang elke week twee donderspeeches stompt af. Spelers zullen hun pupillen op de grond richten en mentaal afscheid nemen van deze coach en dat is dodelijk voor het resultaat. De Keiharde Afzeikspeech is de joker in een spel van kaarten, die je als coach per seizoen een handvol keer kan toepassen. Beter dus om deze troefkaart niet in te zetten tijdens de eerste poulewedstrijd.

Maar de stilte valt zo hard dat het wel waar moet zijn

Voor de bejaarden onder jullie: dit is een deel van een songtekst van Van Dik Hout. Wie? Maakt niet uit. Er zijn in ieder geval kinderen op dit nummer verwekt, die nu al bijna aan het doorfokken zijn. De coach kan de kleedkamer inlopen, voor de groep gaan staan en – heel stoer – bewust zijn mond houden. Dit is de truc die een beroep doet op de hiërarchie binnen de groep. Wie is de natuurlijke leider en wie kan het team motiveren? Hij of zij wacht nu totdat de speler of speelster van het team zelf de handschoen aanneemt en het woord neemt.

The Oscar Goes To…

Een huilende coach voor of na een wanprestatie klinkt onrealistisch, maar het gebeurt. Het is ondergetekende overkomen in de bespreking vóór de wedstrijd. Plaats van handeling: een huiskamer in Utrecht, waar we verzamelden voor de wedstrijd in Den Haag. We hadden na de winterstop elke wedstrijd verloren en dus gooide de coach het op emotie. Terwijl de tranen vloeiden had het hele team last van plaatsvervangende schaamte. Nog steeds weten we niet of die coach goed kon acteren of dat de tranen echt waren. Maar dit behoort tot het arsenaal van de coach. Als hij een psychopaat is.

De CR7 van het team helemaal afbranden

Pure manipulatie. Na een belabberde eerste helft de onbetwist beste speler van het team he-le-maal affikken. De grond in boren, zeggen dat hij een schande is voor het team. Psychologisch wekt dit bewondering bij de groep. Zo zo, de coach durft zelfs onze sterspeler aan te pakken.

Niemand die heeft gezien dat de coach zijn sterspeler van tevoren heeft ingelicht over deze situatie.

Met Cruijffiaanse retoriek proberen uit te pakken

‘2-0 is een gevaarlijke stand. Als zij de aansluitingstreffer maken, zullen ze er nog meer in gaan geloven.’

‘Het staat 3-0. Dat is mooi. We hebben de wedstrijd in handen, maar we moeten hem nog wel in de pocket stoppen.’

Etc..

De waterdrager op het schild hijsen

De eerste helft was uien. De mastodonten verslikken zich in hun eigen ambitie en zelfontplooiing. De geprojecteerde sterspeler – we noemen een Kevin de Bruyne – speelt in een ondraaglijk laag tempo. Enter: de minder begaafde linksachter zonder talent die als enige wél presteert.

‘Kijk dan naar Dirk. De modder op zijn sokken, het bloed op zijn wangen. Hij kan misschien niet alles met een bal, maar hij geeft wél 200 procent. Wees meer als Dirk. We moeten allemaal meer als Dirk zijn. We moeten Dirk-voetbal gaan spelen.’

De Grote Verdwijntruc

Dit is de Hans Klok onder de coachtrucs. Niemand nam verantwoordelijkheid tijdens de eerste helft. Dan resteert De Grote Verdwijntruc. Gewoon niet op komen dagen in de kleedkamer. De eerste minuut wacht het team gelaten af. Na een paar minuten begint het lichtje te branden. Dit is die truc, die minimaal één keer per jaar kan worden toegepast. De spelers zullen het zelf met elkaar moeten regelen.

Maximus, Maximus!

Het verhaal dat Richard Krajicek in 1996 de dag voor de gewonnen Wimbledonfinale Braveheart heeft gekeken en wellicht op Daphe Deckers lag is misschien bekend. Dat Frank de Boer bij Ajax zijn video operator de opdracht gaf om wat beelden van Michael Jordan en Lance Armstrong – oh wacht, Lance, echt? – te monteren om de groep te motiveren, is misschien ook bekend. En waarom? Omdat het altijd werkt. Zet een beamer neer, zet het geluid op maximaal en de mannen lopen schuimbekkend het veld op.

Fragmenten: Russel Crowe – Maximus Aurelius – die zegt: “Brothers, what we do in life… echoes in eternity.”

Of het moment dat Aragorn, son of Arathorn, voor het grote Orc-leger staat in de laatste grootste epic battle of Middle Earth, waarin de Dark Lord Sauron wordt verslagen. En schreeuwt: ‘For Frodo,’ waarna hij in z’n eentje op het leger Orcs afrent.

‘Alles gegeven’

Dit is gewoonweg saai, maar zelfs wetenschappelijk is bewezen dat positief coachen beter werkt dan heel kritisch. Een van de meest bijzondere comebacks in het moderne voetbal is de Champions League finale van 1999, toen het Manchester United Bayern München de Duitsers even Duitserde en deed wat de Duitsers zelf altijd doen: in blessuretijd de winnende goal maken. De goals van Teddy Sheringham en Ole Gunnar Solksjaer na de negentigste minuut leverde een 2-1 zege op. En wat zei Ferguson in de kleedkamer in de rust, volgens spits Andy Cole:

‘Hij bleef positief, ondanks dat we 1-0 achter stonden en slecht speelden. Hij benadrukte dat het een Europese finale was en zei dat sommige spelers dit nooit meer zouden meemaken en dat we er alleen ervoor moesten zorgen dat we aan het einde van de wedstrijd het gevoel moesten hebben dat we alles hadden gegeven op het veld.’

Een setje verkopen, natuurlijk gebeurt dat

Algemeen Dagblad – Matchfixing is in de lagere regionen van het proftennis soms een noodzakelijke bron van inkomsten. ‘Een wedstrijd winnen voor een paar tientjes of verkopen voor 5000 euro?’ 

Sander Collewijn en Koen Voskuil – Rotterdam

In het donker rijden twee Armeense dertigers, van wie één een oud-profvoetballer, langs gokzuilen in Valencia. Steeds zetten ze geld in op de wedstrijden van twee Nederlandse proftennissers die de middag erop een challengertoernooi in de Finse stad Tampere spelen. Matchfixing is in de lagere regionen van het proftennis soms een noodzakelijke bron van inkomsten. ‘Een wedstrijd winnen voor een paar tientjes of verkopen voor 5000 euro?’ De Armeniërs wedden met grof geld dat proftennissers Antal van der Duim en Boy Westerhof in twee sets zullen verliezen van hun iets lager geplaatste tegenstanders. De dag erop komen hun voorspellingen uit: Van der Duim verliest met 0-6 en 2-6 van de Fransman Elias Ymer. Westerhof brengthet er met 4-6 1-6 tegen de Serviër Pedja Krstin niet veel beter vanaf. Bij meer dan twintig online gokaanbieders als Bwin, 888 en Pinnacle Sports rinkelen die dag de alarmbellen. Ze kunnen het vreemde gokgedrag niet verklaren en nemen de weddenschappen, onder verdenking van matchfixing, uit de handel.

Inside-informatie

Zowel Van der Duim als Westerhof zegt zich niets onreglementairs aan de wedstrijd te kunnen herinneren. ,,Hoe het kan dat er vreemd op die wedstrijd is ingezet? Ik heb geen flauw idee,” zegt Antal van der Duim. ,,Raar gokgedrag kan altijd voorkomen,” zegt Boy Westerhof. ,,Misschien denkt iemand over inside informatie te beschikken? Ik heb daar alleen niets mee te maken. Ik ben blij dat de TIU het uitzoekt.” Uitgerekend Van der Duim enWesterhof, van wie de Tennis Integrity Unit ook een onderlinge partij uit 2014 op matchfixing onderzoekt, zeggen nooit een omkooppoging te hebben ondervonden. Het AD sprak met veertien van de zestien spelers die in de mondiale ATP-top 1000 genoteerd staan. Zeven van hen zeggen wel door matchfixers te zijn benaderd. ,,Ik ben een keer in Engeland persoonlijk aangesproken voor het fixen van een wedstrijd in een futuretoernooi voor 2500 euro,” vertelt een Nederlandse proftennisser, die gestaag stijgt op de wereldranglijst. ,,De bedragen in challengers en ATP-toernooien zijn tien keer zo hoog.’’ ,,Drie keer kreeg ik via Facebook een berichtje of ik wat extra geld wilde verdienen. Door accounts die daarna snel verwijderd werden,” zegt een Nederlandse proftennisser. Om juridische redenen blijven de tennissers in het AD-onderzoek anoniem. Elke poging tot omkoping moeten ze melden aan de tennisbond. In de praktijk laten de meesten dat achterwege.

In een onderzoek van 2013 in opdracht van VWS-minister Edith Schippers gaf slechts 4 procent van de Nederlandse topsporters aan een omkooppoging te hebben meegemaakt. Hoogleraar sport en recht en matchfixingonderzoekster Marjan Olfers verklaart dat verschil als volgt: ,,Het onderwerp werd toen nog nauwelijks besproken. Inmiddels raakt het taboe eraf. Bovendien is tennis gevoeliger voor matchfixing dan een sport als voetbal.’’ Olfers oordeelt keihard over het fenomeen matchfixing. ,,Het is erger dan doping. De kern van sport is dat de uitslag van tevoren niet vaststaat. Als dat wel zo is, kijk je naar een circusvertoning.” Toch zeggen elf van de veertien top 1000-spelers zeker te weten dat omkoping in het tenniscircuit voorkomt. ,,Matchfixing gebeurt 100 procent zeker in het tennis.Vooral in dubbels,” zegt Scott Griekspoor, de nummer 322 van de wereld. ,,Je hoort verhalen van de jongens die wel en niet in de matchfixing zitten.” Omkoping komt met name voor in de onderste regionen, bij de futuretoernooien. Daar spelen de tennissers die dromen van de Wimbledonfinale, maar ondertussen moeten schrapen voor vliegtickets naar toernooien met prijzengelden van 800 euro voor de winnaar.

Achterlijk

,,Het is alleen maar investeren totdat je minimaal 300ste staat van de wereld,” weet Paul Monteban, de nummer 777 van de wereld. ,,Voor sommige spelers is het een verleidelijke keuze: zal ik een dubbeltoernooi winnen voor tientallen of enkele honderden euro’s of een wedstrijd verkopen voor 5000 euro?” In de futures zijn dan ook het eerste kwartaal van 2016 de meest verdachte partijen gemeld bij deTennis Integrity Unit. 24 bij de mannen, 10 bij de vrouwen, zo’n driekwart van de intotaal 48 verdachte partijen. In challengers gaat het om 12 partijen, op de ATP-tour om nul. De talentvolle Amsterdammer Colin van Beem (24) speelde in april in Marrakech een futurewedstrijd aan de tennisbond. In de praktijk laten de meesten dat achterwege. In een onderzoek van 2013 in opdracht van VWS-minister Edith Schippers gaf slechts 4 procent van de Nederlandse topsporters aan een omkooppoging te hebben meegemaakt. Hoogleraar sport en recht en matchfixingonderzoekster Marjan Olfers verklaart dat verschil als volgt: ,,Het onderwerp werd toen nog nauwelijks besproken. Inmiddels raakt het taboe eraf. Bovendien is tennis gevoeliger voor matchfixing dan een sport als voetbal.’’ Olfers oordeelt keihard over Ik kreeg een bericht op Facebook, of ik wat geld wilde verdienen —Anonieme proftennisser tegen de 31-jarige Marokkaan Lamine Ouahab, een cultheld binnen de tenniswereld. Zowel Van Beem als zijn reismaatje Lennert van der Linden won de eerste set, maar verloor daarna kansloos de tweede en derde. ,,Hij zal het eerste setje wel verkocht hebben, dachten we allebei,” aldus Van Beem. ,,Iedereen lult met elkaar.We zijn niet allemaal achterlijk. Matchfixing gaat als een lopend vuurtje door het circuit.”

Naïef

Meerdere spelers zeggen te zijn benaderd via sociale media. ,,Ik kreeg een bericht op Facebook, of ik wat geld wilde verdienen. Ik ben daar niet op ingegaan en daarna is dat account verwijderd,” zegt een speler, die schrikt van zijn eigen woorden. ,,Ik had dit eigenlijk moeten aangeven natuurlijk.” Als iemand via Facebook aan een tennisser vraagt hoe het met zijn enkel gaat, is dat dan een gokker of een oprechte fan? Robert Jan Schumacher, woordvoerder van de Nederlandse tennisbond KNLTB, geeft aan hoe lastig en ingewikkeld de materie is. ,,Een tennistalent kan ook naïef zijn natuurlijk, dus dit draait om bewustwording en daar proberen wij aan mee te helpen. We informeren onze tennissers zo veel mogelijk over dit soort criminaliteit.” ,,Verdacht gokgedrag alleen maakt een speler niet schuldig,” zegt Schumacher. ,,Aan de andere kant leeft er frustratie bij de bond, om zo veel indirect bewijs te zien zonder dat er kant en klaar bewijs uit komt. Wij willen ook dat de rotte appels eruit geplukt worden.”

VERDACHT

  • Tampere, 22 juli 2014. Antal van der Duim verliest in twee sets van Elias Ymer. Boy Westerhof verliest in twee sets van Pedja Krstin. Op beide uitslagen was opvallend veel ingezet.
  • Meerbusch, 11 augustus 2014. Van der Duim wint na een set en een break achterstand van Westerhof. Er zijn tonnen op ingezet.
  • *San Juan, 14 oktober 2014. Thiemo de Bakker verliest op zijn favoriete gravel van de lager geklasseerde Gianni Mina. Veel gokkers hadden dat voorspeld. *Deze wedstrijd is een dag na publicatie van dit artikel als niet meer verdacht aangemerkt door de TIU.
  • Turijn, 19 april 2016. Mark Vervoort dubbelt met de Belg Yannick Mertens tegen de Italianen Eremin en Sonego. Ze verliezen in twee sets. Er wordt tijdens de wedstrijd verdachte gokpatronen en extreem hoge inzetten geconstateerd.

Jack Wouterse: ‘Ik was liever profvoetballer geworden’ (2008, De Ajacied)

Een bullebak met gevoel. Zo wordt Jack Wouterse vaak getypeerd. Een van Nederlands beste acteurs (50) en winnaar van twee Gouden Kalveren. Hij speelde in Grijpstra en de Gier en Vet Hard. In All Stars speelde hij de lompe voorzitter. Dat is slechts het topje van de ijsberg, want Jack Wouterse is een veelvraat in de Nederlandse film- en theaterwereld.

Onlangs speelde hij met het Ro-theater in King Lear van Shakespeare de oude koning Lear. In dit toneelstuk is de koning zijn hele leven bezig te vergeven en vergeten. Dat overkomt Wouterse zeker niet. Daarvoor staat deze imposante man te dicht bij zijn gevoel.

Waarom interviewt De Ajacied een van Nederlands succesvolste acteurs? Omdat Jack Wouterse fanatiek Ajax supporter is. Al zijn halve leven. Laatst werkte hij mee aan een spotje om de Ajax-supporters te manen niet te rellen. Hij is een van de kopstukken van de Ajax-aanhangers. Wouterse heeft een groot lichaam en als hij wil een strenge kop. Een ´bullebak´. Zo ziet hij eruit en zo speelt hij vaak zijn rollen. Maar de realiteit is anders. Als hij de interviewer ophaalt, midden in de Bijlmer bij een parkeergarage, is het beeld meteen gekanteld. Een man in een pyjamabroek komt aanstommelen, zijn haar in de war. Dit is Nederlandse glamour. Een van Nederlands beste acteurs en je hebt nooit het gevoel dat hij bekend is. Wel dat hij goed kan acteren. Wouterse houdt van het grote gebaar en van overdrijven. Zeker als hij het over zijn grote liefde Ajax heeft. Terwijl hij met acteren liever de details omarmt. Jack Wouterse legt in een monoloog uit wat hij mooi vindt aan Ajax, wat er beter kan en wat de raakvlakken zijn tussen voetbal en acteren. En passant geeft hij ook nog levenslessen.

Sterk. Gaan. Schieten. Koppen. Ja!

“Ik speelde zelf bij Hoevelaken. Ze zeiden tegen mij, je zit niet op voetbal, maar op zuipen! Een van de hoogtepunten uit mijn leven was het jeugdkampioenschap met Hoevelaken. In mijn studententijd heb ik ook wel gevoetbald in Arnhem, maar toen ik erachter kwam dat ik het betaald voetbal niet ging halen was het toch een beetje over. Ik speelde een proefwedstrijd voor FC Utrecht en toen merkte ik dat die jongens veel beter zijn. Zelf voetballen vond ik geweldig. Vrienden, zuipen en lachen, wat voetbal natuurlijk voor tachtig procent is. Maar als je merkt dat de top er niet inzit, of in ieder geval te lui voor bent, dan is het over. Ik was te lui. Ik stond vroeger in de spits. Een beetje als die oud-spits van Utrecht, Joop van Maurik. Echt een kampbewoner, echt een beul. Oorlog maken. Ik was een etterbal, ik kon goed rammen. Er waren jongens die technisch verfijnder waren natuurlijk.”

“Ik kon wel goals scoren. Sterk. Gaan. Schieten. Koppen. Ja! Die oud-teamgenoten zijn nu allemaal vijftig. Die kunnen allemaal niet meer lopen, laatst zag ik weer zo´n gozer, die was nog dikker dan ik. Maar de taken waren toen precies hetzelfde. Je hebt de loper. De renner. De technisch goede voetballer. De balafpakker. Als je die foto´s van vroeger ziet en je ziet de lichamen van nu. Ja Cruijff, die had nog wel een lichaam, maar dat zag er niet uit. Nu is het meer atletiek geworden dan voetbal. Ik heb overal gevoetbald en gestopt toen ik twintig was. Ik ging 24 jaar geleden voor het eerst naar De Meer. Vanaf dat moment was ik Ajacied. Dan stond ik met mijn circus in de winter hier op de Veemarkt. Ik stond op vak O. Dus ik heb al die jongens zien opkomen. Bergkamp zien debuteren. Van Basten. Kieft. Bosman. Als ik kon ging ik iedere week. Dat heb ik nog. Een seizoenkaart heb ik pas vanaf de Arena. Vroeger kon je ook gewoon nog losse kaartjes krijgen. Dan ging je gewoon om kwart voor twee weg, wedstrijd was om half drie. Even vijf minuten in de rij staan en klaar.”

Jack Wouterse

Godenzoon Johan Cruijff

“Voordat ik naar De Meer ging was ik ook altijd al voor Ajax, qua voetbal. Dat komt ook door Johan Cruijff. Cruijff is gewoon geniaal. Een halfgod voor mij. Een revolutionair. Dat vind ik nog. Dat is zo´n mooie man, ook als voetballer, maar ook hoe hij is. Hoe hij denkt, daar ben ik zwaar verliefd op. Een goede vader en zo´n goed mens. Een hele pure man. Hoe hij met geestelijk gehandicapten omgaat, dat is allemaal echt. Als kind heb ik Johan Cruijff en al die andere helden allemaal meegemaakt. Ik was twaalf toen ze voor het eerst de Europacupfinale speelden. En als je dat als kind ziet, ben je daarna verliefd op Ajax. Dat is eigenlijk nooit weggegaan.”

“Onvergetelijk dat seizoen dat hij weg moest. De afscheidswedstrijd van Piet Schrijvers. Het publiek pikte het gewoon niet dat Cruijff weg moest van voorzitter Ton Harmsen. Die moest zelf daarna ook zijn biezen pakken. Maar die wedstrijd vergeet ik nooit, het was 6-5 tegen FC Groningen of zo (Ajax – Fortuna Sittard 6-5 van 14 mei 1983, red.). Hoe Cruijff die wedstrijd en dat seizoen voetbalde, dat was ongelofelijk. Dat was gewoon een openbaring. Cruijff maakte een beweging en dan werd het hele stadion eerst even stil, voordat iedereen hem begreep. Dan zag je eenentwintig man een kant opkijken, terwijl de bal de andere kant oprolde. Geniaal. Openingen die je pas begreep als hij ze gemaakt had.”

“Nu zit ik op de tribune ongeveer alles voor te zeggen. Nu loop je voor op wat er gebeurt, terwijl je bij Cruijff achter liep. Met Perez en Davids tegen AZ zag ik eindelijk weer een keer dat de bal in een keer genomen werd, waardoor het spel zoveel sneller werd. Cruijff had openingen, waardoor je bepaalde nieuwe situaties kreeg. Fantastisch. Hij was ver boven iedereen de leider in het veld. Piet Keizer komt bijvoorbeeld voor mij niet in de schaduw van Johan Cruijff. Piet Keizer was leuk en lachen. Maar wel een ´twee minuten voetballer´. En in die twee minuten was hij geniaal. Verder zag en hoorde je hem niet.”

Echte Ajacieden

“Mooie herinneringen heb ik aan jongens als Simon Tahamata en Gerald Vanenburg. Van die rechtsbuitens, jongens die op de vierkante meter iemand vier keer voorbij konden. Vanenburg ging vaak klooien bij de cornervlag en dan ging zo´n stadion ook tekeer. Die deden dingen dat je dacht van ´Hè?´. En het leidde tot niets en dan stond het allang 8-0 of zo. Witschge had dat ook best wel. Die kon met z´n kont de bal stoppen. Technisch zó superieur. Daar hou ik van, dat gevoel van ´Sorry wij kunnen er ook niks aan doen, maar wij zijn beter dan jullie´. Richard Witschge had dat.”

“Nu ga ik voor pingelaars als Suarez naar het stadion. Ja, dat het een op de vijf keer lukt zou mij een worst zijn, maar voor die ene keer ga je. Hij probeert in ieder geval een mannetje voorbij te gaan. Waarom zit je op voetbal? Om een mannetje voorbij te gaan vind ik! Huntelaar vind ik de beste voetballer van Ajax, goalgetter, werkt zich de pleuris, maar die kan geen man voorbij gaan. Suarez is echt de kunstenaar. Hij heeft het onverwachte en doet dingen dat je denkt ´Oooh´. Die Suarez kan er wel een worden. Als hij die brutaliteit maar niet verliest, dat is zijn kracht. Een echte Ajax-speler, een echte virtuoos. Toen Van Basten opkwam als 17-18 jarig pikkie zat hij samen met Kieft en Bosman in het team. Wat een kwaliteit! John Bosman was ook ongelofelijk goed, die kon zó goed koppen. Daar vergist iedereen zich in. Van Basten is een winnaar. Die was vanaf het begin goed. Kluivert vind ik geen leuke jongen. Wel een waanzinnige voetballer. Die had het niveau Van Basten kunnen halen. Maar niet die mentaliteit van Van Basten. Niet die houding, veel dommer.”

“Hij heeft zichzelf helemaal kapot gesnoven. Feesten. Beesten. Wat Van Basten er allemaal niet voor over had om zijn enkel te laten genezen. Die mentaliteit mist Kluivert. Van der Vaart is ook mijn soort voetballer, veel meer dan Sneijder. Van der Vaart is een leuke gozer, Sneijder niet, Sneijder is een irritant egoïstisch mannetje. Die alleen met zichzelf bezig is. Van der Vaart is mooi om naar te kijken. Van der Vaart deugt wel, Sneijder deugt niet. Speelden ze tegen Bayern München, hadden ze 4-0 verloren en zei Sneijder: ´Ik heb wel goed gevoetbald´. Waar gaat dat over?”

“Sneijder en Van der Vaart konden altijd meer dragen in het team. Zlatan Ibrahimovic kon dat in het begin niet bij Ajax. Terwijl die goal tegen NAC gewoon geniaal was. Daar zat ik vlak voor. Als je drie mensen op de grond hebt liggen, drie mensen op de grond voetbalt, dat is niet normaal. Jesper Olsen kon dat ook. Zlatan is nu een grote jongen. Zlatan is een kunstenaar. Rosenberg is een houthakker. Waar ik nu woon hier in de Bijlmer heeft Jari Litmanen ook gewoond. En Clarence Seedorf. Seedorf pleurde altijd zijn vuilnis over de balustrade. Terwijl het toch een hele sociale jongen is geworden.”

Geen clubgevoel bij Ajax

“Van Basten moet trainer worden van Ajax. Hij heeft altijd gelijk, net als Cruijff. Met het Nederlands elftal werkt hij met een aantal jongens die hij niet kan veranderen. Die hij niet kan sturen. En dat kan wel bij Ajax. Hij kan dan echt aan een systeem werken en die jongens beter maken. Absoluut Van ´t Schip erbij. Ik geloof ook in die vriendendingen. Dan vragen ze zich af wat er mis is met Ajax. Het is geen vriendenteam! Als er iemand geschoffeld wordt, moet je er met z´n allen opduiken. Dat kan echt nog wel bij Ajax. Al dat geld is allemaal maar gelul. Het moet gewoon echt een vriendenclubje zijn. Daar is FC Twente bijvoorbeeld veel beter in. Sommige clubs behalen resultaten, omdat die jongens voor elkaar door het vuur gaan. Davids is volgens mij zo professioneel dat hij van niemand houdt. Maar die werkt zó voor het team. Iedereen eromheen krijgt daardoor veel meer inzet. Kuyt is ook zo’n jongen. Vroeger speelde je niet tegen Feyenoord, maar tegen Kuyt. En dan zag je al die jongens van Feyenoord kijken van ‘Ik moet wel’. Die gozer liep zoveel, dan moet je wel mee. Dan gaat het niet meer alleen om mannetje dekken, maar dan gaat het om oorlog.”

“Ik vind dat Ajax gewoon weer bij De Toekomst moet gaan trainen, al is het maar om weer echt contact te krijgen met de jeugd. Vroeger in De Meer keken de eerste-elftalspelers gewoon bij de pupillen. Dat die pupillen ook dachten van ‘Wauw kijk eens wie daar staat’. Je krijgt dan als voetballer ook wat met die club, in plaats van die aandelen. Die tosti’s zullen ze in de Arena ook wel kunnen krijgen, maar je moet betrokken zijn bij je club. Het moet een normale voetbalclub zijn, waar je trots bent dat je in het eerste speelt. En dat je je daarnaar gedraagt. Ga lekker die pupillen trainen op woensdag, dan weet je waar het om gaat. Al dat geld hebben ze strontmazzel mee. Maar daar het gaat niet om. Het gaat om winnen, het gaat om lol en lekker voetballen. Het is toch gênant in de Arena, als je na een verloren wedstrijd dan nog het gesponsorde ´Man of the Match´ krijgt, dat je denkt van waar gaat dit over. Ik vond het ook belachelijk dat ze Perez hadden weggedaan, echt onvergefelijk. Ik vond het raar dat hij weinig speelde. Dat soort voetballers moet altijd spelen.”

“Ik herken Ajax niet meer. Dat is al lang aan de gang. Het gekut met het bestuur begon al tijdens Morten Olsen. Dat het bestuur dingen probeerde, maar allemaal zo zakelijk. Het leek niet meer op Ajax. Olsen, Wouters, Arena, bestuur, gezeik. Ja, na Van Gaal is het heel snel afgetakeld. En de Arena hielp niet qua sfeer. Ik mis en miste het oude Ajaciedengevoel. Clubdingen. Bij Feyenoord lopen al die jongens daar rond. Coen Moulijn. En Peter Houtman als stadionspeaker.
Van mij mag je best verliezen, maar het gaat ook om de manier waarop. Met opgeheven hoofd, vies broekje en shirtje en schuim op je bek is prima. En niet van ‘Ik was best goed’ wat Sneijder op een gegeven moment begon te roepen. Ten Cate zei over die wedstrijd tegen RKC dat het gras te hoog was. Dan denk je ‘Man sodemieter op!’. Het gaat toch om een lekker potje voetballen. Dat moet je ook doen als het minder gaat. Daarom vind ik Davids zo’n verademing. Die verkoopt zijn huid duur. Daarvoor ga je naar het stadion. Je betaalt namelijk 450 euro voor zo’n seizoenskaart, doe er dan ook iets voor.”

“Vroeger stonden ze bij het eerste fluitsignaal al voor met 1-0. Voetbaltechnisch hebben we die kwaliteiten nu ook niet. Die superioriteit. Perez en Davids spelen die bal gewoon in een keer. Terwijl de rest drie seconden staat te wachten. Het moet technisch veel sneller, brutaler, veel meer diepte. Ze zijn nu gewoon niet beter. Tegen NAC (1-3 nederlaag, red.) vond ik NAC ook echt gewoon beter. Maar sommige dingen begrijp ik ook niet. Zijn er standaardsituaties met corners. En dan staat iedereen in het strafschopgebied. Soms zakt Suarez dan nog terug om de afvallende bal te hebben. Maar het gaat al jaren zo bij Ajax dat die bal doorschiet naar de andere kant. Zet daar dan iemand neer. Iemand die de bal weer kan voorzetten dan. Maar dat gebeurt nooit. En van de tien corners zijn er acht die er zo doorschieten. Hoe moeilijk is het om die doorschietende bal op te vangen. Waarom anticiperen ze daar niet op? Ajax durft niet meer op buitenspel te spelen. Dus Ajax speelt heel erg naar voren. En dat is heel erg anders verdedigen dan bij iedere andere ploeg, omdat je heel wat ruimte laat liggen. Dat betekent dat je heel scherp moet verdedigen. Dan moet je echt op de man durven verdedigen en echt op buitenspel spelen. Dat durven ze niet meer en dat kunnen ze niet meer.”

Als voetballer ben je toch niet meer dan de groenteboer

“Ik zou naar de Toekomst gaan om te trainen. Dan krijg je meer clubgevoel. Er zit ook iets fout in het bestuur volgens mij. Die mensen hebben zulke fouten gemaakt. Die zijn meer bezig een bedrijf te runnen, dan een voetbalclub. Kwaliteit is niet alleen te koop, maar dat moet je ook maken. Dat zie je aan zo´n Albert Luque. Misschien best een goede voetballer, maar je hebt er niks aan. Dat soort spelers snapt ook niet wat er essentieel aan Ajax is. Je moet spelers toch opleiden, die snappen Ajax dan. Ik ging ook wel eens naar de training kijken, toen Van Basten daar rondliep als trainer van Jong Ajax. En dan zat ik, en waarschijnlijk al die jongetjes ook, gewoon twintig minuten te kijken hoe hij een balletje hoog hield. Dat is een grootheid. Daar kijk je tegen op. En dat is goed voor die jeugdspelers.”

“Ik ben er sowieso dus voorstander van om die oude kliek weer binnen te halen bij Ajax. Omdat die jongens weten wat Ajax is. Dat is de opleiding. Hoe kan het nou dat Emanuelson zo ver weg zakt? Hij nam het toen over van Maxwell en toen dacht iedereen, we hebben er weer een hoor. Maduro hetzelfde. Heitinga een tijdje geleden. Dat ligt niet alleen de spelers, maar ook aan de begeleiding. Ze moeten meer lol hebben daar bij Ajax. Gewoon lachen. Van Basten lacht ontzettend veel. Van Basten zette die verdedigers gewoon voor lul met die dubbele schaar. Louis van Gaal en Co Adriaanse zijn topkerels. Maar die lullen alleen maar over looplijn zus, looplijn zo. Louis van Gaal is gewoon een acteur, maar dan een slechte acteur. Hij heeft geen voetbalhumor. Het is allemaal niet zo serieus, het is maar een potje voetbal! Voetballers moeten op zondag ook niet na gaan denken. Wat je op de training oppikt is mooi, maar voor de rest moet het automatisch gaan.”

“De structuur van Ajax is nu niet te analyseren. Allemaal boekhouders. Heb je weer zo’n commissie. Allemaal gelul. Het moet gewoon met passie en het hart. Mannetje voorbij, daar gaat het om. Dan gebeurt er wat. Anders wordt het dammen en krijg je tactisch gelul. Trainers hebben veel te veel macht. Maak een opstelling. Zorg ervoor dat ze voor elkaar door het vuur gaan, dat er gelachen wordt en dat ze met elkaar gaan kaarten. Ik denk dat die jongens die bij Van Basten spelen bij het Nederlands Elftal allemaal voor hem door het vuur gaan. Behalve dan Van Bommel, die zich gepasseerd voelde. Als je Van Basten trainer maakt van Ajax, krijg je een team waar al die jongens op doorbreken staan ook echt doorbreken.Ik was woedend op het aankoopbeleid van Martin van Geel, maar dat hij Perez terug heeft durven halen getuigt wel van ballen. Want Perez is gewoon heel belangrijk. Zo’n speler miste je. Maar Martin van Geel moet zich nog bewijzen. Je moet geen spelers verkopen, nadat de seizoenskaarten al verkocht zijn. Ten Cate vond ik helemaal niets. Met al die Spanjaarden die hij meenam. Ik was blij dat hij weg ging. Urzaiz. Waarom haal je zo’n speler? Ten Cate is een beetje een praatjesmaker. Dat Ronald Koeman en Ten Cate in het seizoen zijn weggegaan zegt genoeg. Dat zou ik zelf nooit doen. Natuurlijk niet. Respect voor Fred Rutten, die nee zei tegen PSV, omdat hij het niet kon maken tegenover FC Twente. Die snapt het gevoel van alle seizoenskaarthouders. Kan absoluut niet wat Ten Cate en Koeman hebben gedaan. En wat er nu met die Alves gebeurd is, is zo ontzettend banaal. Die jongen maakt je hele team naar de klote. Dat is geen houding.”

“De zakelijke mensen, de zaakwaarnemers maken het voetbal minder leuk. Het is gewoon leuk spelen met z´n allen en dan krijg je ook respect voor elkaar in het team. Dat je die hardwerkende jongen, die minder de blits maakt in het team, ook juist heel erg nodig hebt. Die spelers moeten niet te veel nadenken. Dat is ook haptonomie. Dat je denkt, die bal komt zo en dat je hem ook zo aanneemt als je hem wil. Dat gebeurt dan tegelijkertijd. Zo scoorde Van Basten die goal in de EK-finale in 1988. Het gebeurt zoals jij het wilt. Leven in het moment. En daarvan genieten. Toen Van Basten trainer werd van het Nederlands Elftal, zei hij ook dat al die spelers ooit zijn gaan voetballen, omdat ze het leuk vonden. Ja, dat is gewoon het geheim. Zo´n Bogarde snap ik totaal niet. Je moet niet de rijkste voetballer willen worden, maar de beste. Je wilt toch voetballen? Ik sprak een keer een bekende voetballer, ik noem geen naam. Die speelde in Spanje en was op een Panna-toernooi in de Arena. Ik was er ook en ik sprak hem aan. Die jongen deed zó uit de hoogte. Het sloeg nergens op, wat kan het mij nou schelen dat je profvoetballer bent? Sodemieter op. Helemaal niks. Als voetballer ben je toch niet meer dan de groenteboer. Kom op, doe normaal. Je verdient een hoop geld, dat is mazzel en doe verder gewoon je werk. Wat Nigel de Jong deed met die kinderen, vond ik daarom ook heel goed. Hij snapt het. Ik heb zelf ook niet de neiging om naast mijn schoenen te lopen. Ik doe gewoon mijn werk.”

Acteren lijkt op voetballen

“Het gras, dat gelul in zo´n kleedkamer is fantastisch. Eigenlijk is dat hele toneel en film gewoon ter vervanging van het voetbal. Als het goed gaat met acteren, dan vlieg je elkaar om de hals van ´Wat was dat mooi man´. Het is ook een vorm van sport. Je moet alleen ook de lelijke dingen laten zien bij het toneel. Ik zie daar veel overeenkomsten in. Het leek me hartstikke leuk om profvoetballer te worden. Maar ik ben ook een laatbloeier, dus ik heb soms het idee dat ik het te vroeg heb opgegeven. Ik heb nu nog steeds aanleg voor luiheid. Ik kan keihard werken, maar dan moet ik er zijn! Er moet aan getrokken worden. Ik kan heel makkelijk opgeven. Aan de andere kant kan ik ook ontzettend verbeten doorgaan.”

“Bij het toneelstuk King Lear van Shakespeare zei een collega van me, toen sommige dingen nog niet goed gingen: ´Ja maar we zijn ook geen Ajax´. Dan word ik zo kwaad, wij zijn potverdomme hét theatergezelschap van Rotterdam. Hoger is er niet dan Nederland. Je zit bij de elite van de theaterwereld, waar heb je het over? Af en toe is toneel chirurgisch precies, zoals voetbal ook kan zijn. Maar je moet ook lol hebben. Want uiteindelijk zie je aan een acteur of dat hij lol heeft of bang is. Dat is precies hetzelfde als met een voetballer. Je mag ook niet bang zijn, dan kun je nooit goed spelen. Ik ga ervoor. Ik probeer het moment echt te pakken, te proeven, dat is die haptonomie. Daar heeft Van Basten het ook over. Dat komt uiteindelijk op hetzelfde neer. Bij opnames van Grijpstra en De Gier liep ik een keer tegen Van Basten op. En hij herkende me gewoon. Leuke serie vond hij dat. Ik heb een minuutje met hem geluld, maar ik heb daarna meteen al mijn vrienden gebeld!”

“De spanning die je voelt voordat je het toneel op moet of een filmopname, dat is wel te vergelijken met voetbal. Pure concentratie. Helemaal proberen te ontspannen door te concentreren. Ik kan me dan ook ergeren aan mensen die niet op dat niveau van concentratie zitten. Die dan met z´n allen ‘Kinderen voor Kinderen’ gaan zingen. Dan ben je toch niet bezig met wat er gaat komen. Lol moet je hebben als je aan het oefenen, aan het trainen bent. Concentratie met ontspanning is het best. Ik ben heel erg in mijn eentje voordat ik opkom. Bezig met teksten. Af en toe raak ik mensen aan: ´Spelen jongen, jij bent de beste!´. Ik voel dat ik echt nog beter kan. Met Peter Greenaway, een topregisseur, merk ik dat hij meer uit me kan halen. Meer dan ik nu laat zien. Goede regisseurs kunnen dat. Die man heeft klasse. Die kan je beter maken. Net als Cruijff. Van Basten en zelfs Rijkaard, die moe werd van het gezeik van Cruijff, zijn toch blij dat ze hem hebben meegemaakt als coach.”

“Zo´n Greenaway heeft een heel groot inzicht, die kan ontzettend goed kijken. Hij geeft een kleine aanwijzing en dat opent een wereld: ‘I don´t know, but could you try this?’ Dat zijn de geheimen van het vak. Net als Cruijff die het over twee meter naar achteren staan heeft en dan krijg je opeens vijf keer meer ballen. Dat voel je ook af en toe in je zitten. Dan doe je iets best wel goed, maar je voelt gewoon dat het beter kan. Je moet jezelf in die omstandigheden plaatsen, dat je kan uitblinken. Soms heb je ook  beperkingen in het script. Dan vind ik dat er nog wat extra geschreven moet worden of dan krijg je het idee dat je dat zelf moet schrijven. Grijpstra en de Gier was hartstikke leuk om te doen, maar dat heeft ook een plafond. Ik heb in veel kunstfilms gespeeld waarmee we veel prijzen hebben gewonnen. Maar niemand die ernaar kijkt. Soms heb ik wel eens een voorstelling gespeeld en daar zitten momenten in, die zijn misschien nog niet eens geschreven. Maar dan ga je. Dan ben je los! Dan zweef je! Dan is het zo raak. Dat soort momenten zijn heel erg bevrijdend. Daar ben je naar op zoek. Magische momenten. Die zijn heel moeilijk om te herhalen.”

“Ik ben nu vijftig geworden. En ik had laatst een gesprek met Wilfried de Jong daarover (presentator van onder meer Holland Sport, red.). Wat wil je nog eigenlijk in je leven? Dat is het voordeel aan acteur zijn op je vijftigste. Ik kan nog alle kanten op. Ik kan mijn piek nog krijgen. Niet zomaar weer een filmpie of toneelstukkie spelen. Dus ik ben nu dingen aan het verzinnen, gelegenheden aan het creëren voor dingen die ik nog niet gedaan heb. Dat is heel spannend. Echte keuzes maken, financieel helemaal niet interessant, maar dat maakt me geen reet uit. Ik wil kleinschalig en de diepte in. Theater én film. Kleinschalige films waarin ik zelf de hoofdrol speel. Over losers. Die het niet halen. Mensen aan de alcohol, omdat ook die mensen echte mensen zijn. En dan verfilmen op z´n ‘Theo van Gogh´s’. Mooie verhalen maken, die normaal niet gemaakt worden. Arbeidersdrama (Wouterse heeft zelf vroeger gewerkt als afzuigkappenverkoper, voordat hij naar de toneelschool ging, red.).”

Haptonomie: verdrinken in het moment

“Die zelfkennis die ik heb, heeft Van Basten ook. Dat je heel goed ziet waar je kracht zit. Die zelfkennis is goed als voetballer om grip te krijgen op jezelf. Op je ontwikkeling. Mijn sterkste kant is dat ik een teamspeler ben. Ik kan de sfeer positief beïnvloeden. En ik ben een analyticus. Waar gaat die scène nou eigenlijk om? Eerst moet je een scène uitkleden en dan weer aankleden. Het gaat om intuïtie en daarop durven vertrouwen. Vroeger als clown kon ik helemaal verdrinken in een veter. En dan vijfhonderd mensen in die veter proberen te zuigen. Die concentratie die je daarvoor nodig hebt. Je moet er in verdrinken, de controle nemen over het moment. Want als jij het niet gelooft, geloven die andere mensen het ook niet.”

“Dat is weer die haptonomie. Je moet in het moment kunnen verdrinken, zoiets. Ik ben altijd wel bezig met wat er goed gaat. En dat ook kunnen benoemen, zodat je dat kunt herhalen. Maar ook met wat er nog niet helemaal lekker liep. Altijd mee bezig. Altijd. Die King Lear namen we in Brussel op, dan ben je sowieso een beetje van de wereld. Een soort trainingskamp eigenlijk. Met alleen maar de focus op verbeteren. Ik probeer mezelf altijd wel te analyseren. Dat je het moment herkent. Dat je gewapend bent. Emanuelson overkomt het nu, in plaats van dat hij ervoor gewapend is. Wat is je kracht? Dat is belangrijk om te weten. Soms zie ik acteurs worstelen met iets en dan probeer ik ze te helpen. Je moet elkaar ook corrigeren. Dan word je een team. Als Heitinga met Emanuelson overlegt, ´Ik wil meer op mijn linkerbeen hier worden aangespeeld´, dan weet je waar een andere jongen mee zit. Dan kun je elkaar in de wedstrijd ook helpen. Ik hoef geen regisseur zijn, ik wil spelen! Ik regisseer wel mee. Ik probeer te helpen. Met Suarez en dat vallen enzo, vroeger hadden ze dat gewoon in het team gecorrigeerd. Dan lieten ze je gewoon even voelen wat echte pijn is. Dat is ook niet altijd dé manier, maar dat soort groepsprocessen is belangrijk.”

Uiteindelijk moet je een goed mens worden

“Laatst zat ik televisie te kijken. Zie ik een terreinknecht van een voetbalclub in Nederland het Arsenal-stadion betreden. Vond hij helemaal geweldig. Een grote eer. Die man kreeg tranen in zijn ogen toen hij op het veld kwam. Dan raak je wel de essentie van waar het om gaat. Want waarom is alles zo materialistisch tegenwoordig? Het communisme heeft lang geleden afgedaan. Alleen het materialisme nog niet. Jongens van twintig willen tegenwoordig een stropdas op en alleen maar binnen vijf jaar financieel binnen zijn. Zo materialistisch. Er moet iets idealistisch tegenover het kapitalisme komen. De Nederlandse cultuur is ook heel arm. Ik ga vaak naar Spanje. Dat ´jagen´ doen ze daar niet aan mee. We denken hier in hokjes. Je hebt feestjes voor kinderen van twaalf tot achttien jaar. En feestjes voor ouderen. Op een feest in een dorp in Spanje danst een opa met een meisje van twaalf. Daar gaat het om.”

“Een tijd geleden zag ik Sjakie Swart samen met Robbie de Wit op het honderdjarig bestaan van Ajax. Dan zit ik al met tranen in mijn ogen. Robbie de Wit is een échte Ajax-linksbuiten. Ik heb een beetje gepraat met hem. Hij kon zijn carrière niet afmaken vanwege die beroerte die hij kreeg. Ik vroeg hem of hij niet heel veel spijt had dat hij al die successen met de generatie Gullit en Van Basten niet heeft meegemaakt. Zegt ie: ‘Ik heb een kind’. Zo mooi! Dat is zijn geluk. Goeie gozer. Iemand die goed in het leven staat. Dat maakt de club, de historie. Mensen die van Ajax houden. En daar praat je met elkaar over. Voetbal maken we heel belangrijk. Maar het gaat nergens over. Je kunt makkelijk zonder. Waar gaat het nou om in het leven? Ik ben net Roef Ragas verloren, mijn collega. Wat is er dan belangrijk? Andere mensen gelukkig maken, daar word je pas gelukkig van!”

“Mensen die voetbal kijken, kunnen zó gelukkig worden van voetbal kijken. Daar moeten die voetballers aan denken in plaats van aan nog meer miljoenen verdienen. Mijn vrouw werkt als onderwijzeres in de Bijlmer. Nu helpt ze een jongen uit ROC 4. Ze geeft hem stiekem bijles op zondag. En die jongen bloeit helemaal op. Dat is echt waanzinnig! Goed mens worden is een veel breder doel. En daar hoort je vak bij. Zoals profvoetballer ook een vak is. Dat moet je zo goed mogelijk doen. Met passie maken wat je doet hoort bij de dingen. Uiteindelijk moet je een goed mens worden. Je vrouw gelukkig maken. En je moeder.”

In Amsterdam bloeit het tennis

De tennissport zit landelijk in een crisis – de KNLTB ging in de periode 2009-2014 van 695.000 naar 605.000 leden – maar Amsterdam blijkt het enige gebied in Nederland waar het tennis bloeit, met een groei van 13 procent in dezelfde periode. De wachtlijsten binnen de Ring puilen uit, de huurprijzen van banen stijgen en er is behoefte aan meer tennisparken, blijkt uit onderzoek van Het Parool.

Rara, hoe kan dat? Het Nederlandse tennis hobbelt niet alleen qua prestaties van onze topspelers van teleurstelling naar teleurstelling – we wachten al twee decennia op een nieuwe Richard Krajicek, maar ook de dalende ledenaantallen hebben al meerdere alarmklokken doen rijzen bij tennisliefhebbers en het bondsbureau in Amersfoort. Fitness en hardlopen vormen al jaren een serieuze bedreiging voor het tennis en zijn – op Zuidoost na – in elk stadsdeel in Amsterdam ook de populairste sporten. Zij zijn de laagdrempelige en serieuze concurrenten van het traditionele tennis, waar je nog altijd entreegeld, contributie en lessen moet betalen als je serieus aan de slag wilt gaan.

Parool artikel

Maar ondanks die concurrentie wil de Amsterdammer maar wat graag tennissen, blijkt uit cijfers van de KNLTB. In Zeeland daalde het aantal leden van 16.701 in 2009 naar 12.824 in 2013, een daling van 23 procent. In diezelfde periode steeg het aantal leden in Amsterdam van 17.241 naar 19.485 – een stijging van 13 procent, en dat betreft alleen de officiële aantallen zonder de mensen die af en toe een tennisbaan huren en geen lid zijn van een vereniging. De komende jaren zal dit aantal alleen maar groeien, blijkt uit de wachtlijsten van clubs als ALTC Joy Jaagpad, TV Tie-Breakers, VVGA en LTC Festina in het Vondelpark, dat berucht is om de wachtlijst die minimaal zeven jaar lang is en waarbij het helpt om te worden voorgedragen door bestaande leden. Anders is een tennisleven in het Vondelpark sowieso niet voor je weggelegd.

“Mijn kinderen stonden allemaal op een wachtlijst, dus toen ben ik maar zelf aan de slag gegaan,” vertelt Roy Dackus, die de krapte op de tennismarkt verlichtte door tennisclub TV IJburg in 2011 op te richten. TV IJburg zorgt mede voor de spectaculaire stijging van het aantal tennissers in Amsterdam. Vanaf de oprichting schoot de club van nul leden omhoog naar meer dan 1100, met zo’n 700 senioren en 450 junioren. “Ik had van een sportbestemmingsplan van de gemeente gehoord. Mijn credo was tijdens het hele proces om een tennisclub te bouwen van IJburg, voor IJburg. Nu zie ik dagelijks zoveel mensen met tennisracketjes naar de club rijden. Dat is geweldig om te zien.”

Maar met het succes van IJburg, dat 30 mei haar spectaculair vormgegeven clubhuis opent, is de krapte nog niet opgelost. Door de schaarste stijgt de baanhuur en ontstaan er nieuwe constructies. Zo is TC Kattenlaan en ATC Sloterplas – een samenvoeging van het oude ATC Slotervaart en WOV – sinds een aantal jaar eigendom van twee makelaars. De gevoelens over die constructie blijken gemengd bij de KNLTB en de gemeente. Een ingewijde van ATC Sloterplas – die niet met zijn/haar naam in de krant wil – vertelt dat er twee jaar gestreden is in verschillende rechtszaken, waarbij de inzet was om te voorkomen dat de eigenaren door de tennisclub heen het park wilden exploiteren, door middel van het innen van hoge sommen van de binnenkomende contributie en het beleid van de vereniging te bepalen. Die rechtszaken zijn gewonnen door ATC Sloterplas en er is nu een nieuwe huurovereenkomst. Maar de nieuwe huurovereenkomst geldt voor twee jaar en het is zeer de vraag of de club op deze locatie net buiten de Ring doorgaat na die periode.

Bij tennisclub TC Kattenlaan in het Vondelpark betalen de leden 415 euro contributie – het dubbele van wat normaal is in de hoofdstad – om elke dag te kunnen spelen. Met 1000 tennissers op vijf banen is de krapte eenvoudig voor te stellen. “De sport moet betaalbaar blijven en daar willen wij als gemeente aan bijdragen. De vraag voor nieuwe velden voor hockey, tennis en voetbal zijn bij ons aangekomen,” zegt een woordvoerder van de gemeente Amsterdam, die actief is op het gebied van sportaccommodaties. “Op basis van het sportaccommodatieplan van de gemeente kan ik zeggen dat we alleen al in Amsterdam-West twintig nieuwe tennisbanen nodig hebben. Ook in Amsterdam-Oost is er krapte,” benadrukt Arie Martijn Schenk, KNLTB verenigingsadviseur voor de districten IJmond en Leiden, de nijpende situatie. “Bij tennisclub Tie-Breakers hebben ze met drie nieuwe banen weer honderd leden kunnen aannemen, maar met meer banen kunnen ze de mensen op de wachtlijst meteen lid maken.”

De krapte bevindt zich vooral bij de tennisclubs in Amsterdam-West, de Watergraafsmeer, en Amsterdam-Zuid. Allemaal verenigingen binnen de ring. Is de populariteit van het tennis in Amsterdam – behalve het banentekort – dan ook een uiting van de veryupping van de stad, aangezien deze drie stadsdelen ook de etalage zijn voor de bakfiets en de hockeystick? Het zou zomaar kunnen, want vorig jaar bleek al dat Amsterdam over dertig kunstgrasvelden te weinig beschikt om alle popelende hoofdstedelingen met hockeyambities te herbergen. Het is helaas toch zo dat de hoogopgeleide autochtoon eerder geneigd is om te participeren in het relatief ‘dure’ tennis, dan mensen van buitenlandse afkomst dat doen. Over de precieze samenstelling naar de Amsterdamse tennispopulatie blijft het slechts gissen, omdat niet iedere tennisclub zijn eigen demografie in kaart heeft gebracht.

Websites in de stad

De op een na grootste stijger van de afgelopen jaren, ALTC Joy Jaagpad, heeft dit wel gedaan met een enquête onder de eigen leden. De club die diep verzonken ligt tegen het knooppunt De Nieuwe Meer is in drie jaar gestegen van 1100 naar bijna 1800 leden in 2014. Het bestuur heeft een wachtlijst ingevoerd, omdat de druk op de banen ’s avonds te groot werd. “Tachtig procent van onze leden is tussen de 25 en 40 jaar oud en tweederde van onze leden is WO opgeleid, met veel spelers met een juridische en medische achtergrond. Maar wij willen juist een club zijn voor iedereen en ik denk ook dat we die sfeer ademen. Vandaar dat wij ook samenwerkingen aangaan met de gemeente om kinderen uit achterstandswijken en mensen met een lager inkomen bij ons te laten tennissen,” aldus voorzitter Tim van der Rijken, die trots is op de wederopstanding van de club die tien jaar geleden leek te verdwijnen van de huidige locatie. Die onrust zorgde voor een ledendaling. Nu vormt de verbreding van de A10 de komende jaren een bedreiging. “We hebben de afgelopen jaren keihard gewerkt aan de sfeer op de club met een nieuwe uitbater van de bar. En we hebben vol ingezet op de jeugd, waardoor er nu ook bijna 200 kinderen tennissen op de club.”

Door sommige Amsterdamse tennisclubs wordt er anno 2015 met enige jaloezie gekeken naar ALTC Joy Jaagpad, waar het terras altijd vol staat en de feesten tot diep in de nacht duren. Interessant is het om te zien dat in Amsterdam veel populaire clubs met wachtlijsten – TV Tie-Breakers, VVGA, ALTC Joy Jaagpad, LTC Festina – bekend staan om hun gezellige clubhuis, waar de prijzen op redelijk niveau liggen. Dat is een groot verschil met verenigingen waar het onmogelijk is voor de kinderen ranja te regelen en door de pachter de prijzen zijn opgeschroefd en de zakelijkheid van het ingehuurde personeel – zonder tennishart – wordt bekritiseerd. Bij die verenigingen waar het clubhuis niet het kloppend hart is van de vereniging, dalen de ledenaantallen. ALTC Joy Jaagpad is wel zo’n club waar je op donderdagavond om half elf na de training binnen vijf minuten opeens met een shotje in je hand staat te dansen. Iets dat de vrij jonge populatie wel plezierig schijnt te vinden. “De tennisclub is je tweede huis en moet de verlenging van je huiskamer zijn,” vindt uitbater Jouke Pieksma, die met zijn oude DJ-helden als Jean, Jurgen en Marcello regelmatig laat optreden op de club.

Binnen de Ring gaat het met meeste tennisclubs erg goed, tegen de landelijke trend in. Dit is buiten de Ring anders. Kleine clubs als TV Geuzenveld (250 leden) en ATC Kadoelen (292 leden, in Amsterdam-Noord) zien hun trotse vereniging langzaam krimpen. Maar de meeste Amsterdammers willen voor een normale prijs binnen de Ring tennissen en daar is het banentekort groot en ook de mogelijkheid om eens langer dan een half uur of drie kwartier – de officiële afhangtijd – te tennissen zonder dat er meteen enthousiaste opvolgers voor ‘jouw baan’ klaar staan klein.

Dat Amsterdam het enige stuk Nederland is waar het aantal mensen met een tennistas op de rug groeit, is binnen de crisis van het Nederlandse tennis wellicht een bron van inspiratie die ook de gemeente inspireert om deze groei structureel te faciliteren. De gemeente schiet daarbij al regelmatig te hulp. Zij financiert een deel van de verbouwing (275.000 euro) van het clubhuis van LTC Festina en hielp financieel bij het vernieuwen van het park van onder andere ALTC Joy Jaagpad en De Meer Tennis. Er is nog een ‘potje’ van 20 miljoen euro in de gemeentekas voor nieuwe sportaccomodaties en nieuwe tennisbanen kunnen daar onderdeel van uitmaken. De mensen van ATC Sloterplas hebben zich al bij wethouder Eric van der Burg gemeld en andere geïnteresseerden met een goed plan kunnen zich melden. Dat die nieuwe club binnen de Ring binnen mum van tijd vol zit met Amsterdamse tennisliefhebbers is in ieder geval zeker. Komende dinsdag worden de eerste plannen voor nieuwe tennisbanen besproken in een besloten collegevergadering.

Bronnen:
Tennis in Nederland (2015, Mulier Instituut)
Sportmonitor 2013 – Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers (2013, Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek en Statistiek)
Situatie tennis in Amsterdam (2013, KNLTB)

Feiten:
-De gemiddelde seniorcontributie bij een Nederlandse tennisclub bedraagt 135 euro. In Amsterdam is dit 216 euro.
-Het gemiddelde ledenaantal van een Nederlandse tennisclub is 366. In Amsterdam ligt dit aantal op 758 leden.
-Tennis is met 605.000 leden de tweede sport van Nederland, na voetbal.
-LTC Festina en ALTC Joy Jaagpad zijn de twee grootste tennisverenigingen van Nederland.
-In hun eigen rapport uit 2013 ‘Situatie tennis in Amsterdam’ heeft de KNLTB het over een banentekort van ongeveer 30-40 banen.

-In 1999 waren er volgens de KNLTB 270 tennisbanen in Amsterdam (met 727.000 inwoners) tegen naar schatting 220 in 2013 (met 780.000 inwoners).

-Het verdwijnen van de roemruchte tennisclub ALTC Popeye Gold Star – waar Richard Krajicek zijn opleiding genoot – in 2009 aan de Zuidas is nooit opgevangen met een nieuwe locatie met tennisbanen, ondanks plannen om in Slotervaart te bouwen.

-Er is behalve een tekort aan buitenbanen ook een tekort aan binnenbanen, waardoor huurprijzen voor een uur tennissen in een hal in de winter zelden onder de 25 of 30 euro te vinden zijn.

-Het epicentrum van het Amsterdamse tennis bevindt zich in Zuid, met clubs als ALTC DDV, ALTC Joy Jaagpad, TC IJsbaanpad en ALTC De Algemene op een steenworp afstand van elkaar, met de clubs ALTC Buitenveldert en TC Amstelpark daar niet ver vandaag, net buiten de ring.