Categoriearchief: Voetbal

Dit zijn de 9 psychologische kleedkamertrucs van coaches

Column – Je kunt als coach de hele wedstrijd ‘als een idioot’ (René van der Gijp) langs de kant druk lopen doen, zoals Fatih Terim van Turkije. Of je kunt de hele wedstrijd heel heftig kauwgum kauwen, zoals Carlo Ancelotti (ex-Real Madrid, aankomend seizoen Bayern München), en verder een beetje toekijken.

Wetenschappelijk is er nog geen bewijs dat het ene beter is dan het andere.  Soms wordt de rol van de voetbalcoach overschat. Soms wordt hij duidelijk onderschat, in het geval van Danny Blind. Wat telt, is waar de coach wél invloed heeft, en dat is in ieder geval de opstelling. Maar vooral: De Rustbepreking Om Het Tij Te Keren.

Stiekem weet de coach dat zijn grootste moment van invloed in de afgesloten ruimte van de kleedkamer plaats vindt. Maar niet elke coach heeft de ballen om zijn broek te laten zakken in de kleedkamer, zoals Louis van Gaal, heeft de energie van hockeycoach Christoph Bechmann of het charisma en de verbale vaardigheden van Al Pacino: ‘We’re in hell right now gentlemen, and we can stay here and get the shit kicked out of us, or we can fight our way back into the light. We can climb out of hell. One inch at a time.’

Als de eerste helft tegenvalt en de voetballers of sporters onderpresteren of dienst weigeren, kan de coach maar één ding doen. Uitpakken met die epische rustbespreking en vooral, die psychologische truc, zodat de sporters met bloeddoorlopen ogen weer het veld oplopen, in de veronderstelling dat ze een oorlog moeten winnen. Dit zijn 9 veel toegepaste trucs, in willekeurige volgorde.

De Keiharde Afzeikspeech – ook wel Donderspeech.

Zo oud als sport zelf is de donderspeech. Het gaat uit van de oude theorie die je bij de studie communicatiewetenschap aan de universiteit leert – de inleiding tot de communicatiewetenschap A –  de ‘Injectienaaldtheorie’, vooral gangbaar tot de Tweede Wereldoorlog. Dat suggereert dat de media – de zender – alle macht heeft en het publiek dit slikt. Media injecteert, publiek ondergaat het. Coach zeikt af, spelers luisteren?

Maar het probleem met de donderspeech is de timing. De coach kan niet elke rustbespreking keihard schreeuwen,  mensen kleineren en uitkafferen. Een kleedkamer is geen concentratiekamp. Jarenlang elke week twee donderspeeches stompt af. Spelers zullen hun pupillen op de grond richten en mentaal afscheid nemen van deze coach en dat is dodelijk voor het resultaat. De Keiharde Afzeikspeech is de joker in een spel van kaarten, die je als coach per seizoen een handvol keer kan toepassen. Beter dus om deze troefkaart niet in te zetten tijdens de eerste poulewedstrijd.

Maar de stilte valt zo hard dat het wel waar moet zijn

Voor de bejaarden onder jullie: dit is een deel van een songtekst van Van Dik Hout. Wie? Maakt niet uit. Er zijn in ieder geval kinderen op dit nummer verwekt, die nu al bijna aan het doorfokken zijn. De coach kan de kleedkamer inlopen, voor de groep gaan staan en – heel stoer – bewust zijn mond houden. Dit is de truc die een beroep doet op de hiërarchie binnen de groep. Wie is de natuurlijke leider en wie kan het team motiveren? Hij of zij wacht nu totdat de speler of speelster van het team zelf de handschoen aanneemt en het woord neemt.

The Oscar Goes To…

Een huilende coach voor of na een wanprestatie klinkt onrealistisch, maar het gebeurt. Het is ondergetekende overkomen in de bespreking vóór de wedstrijd. Plaats van handeling: een huiskamer in Utrecht, waar we verzamelden voor de wedstrijd in Den Haag. We hadden na de winterstop elke wedstrijd verloren en dus gooide de coach het op emotie. Terwijl de tranen vloeiden had het hele team last van plaatsvervangende schaamte. Nog steeds weten we niet of die coach goed kon acteren of dat de tranen echt waren. Maar dit behoort tot het arsenaal van de coach. Als hij een psychopaat is.

De CR7 van het team helemaal afbranden

Pure manipulatie. Na een belabberde eerste helft de onbetwist beste speler van het team he-le-maal affikken. De grond in boren, zeggen dat hij een schande is voor het team. Psychologisch wekt dit bewondering bij de groep. Zo zo, de coach durft zelfs onze sterspeler aan te pakken.

Niemand die heeft gezien dat de coach zijn sterspeler van tevoren heeft ingelicht over deze situatie.

Met Cruijffiaanse retoriek proberen uit te pakken

‘2-0 is een gevaarlijke stand. Als zij de aansluitingstreffer maken, zullen ze er nog meer in gaan geloven.’

‘Het staat 3-0. Dat is mooi. We hebben de wedstrijd in handen, maar we moeten hem nog wel in de pocket stoppen.’

Etc..

De waterdrager op het schild hijsen

De eerste helft was uien. De mastodonten verslikken zich in hun eigen ambitie en zelfontplooiing. De geprojecteerde sterspeler – we noemen een Kevin de Bruyne – speelt in een ondraaglijk laag tempo. Enter: de minder begaafde linksachter zonder talent die als enige wél presteert.

‘Kijk dan naar Dirk. De modder op zijn sokken, het bloed op zijn wangen. Hij kan misschien niet alles met een bal, maar hij geeft wél 200 procent. Wees meer als Dirk. We moeten allemaal meer als Dirk zijn. We moeten Dirk-voetbal gaan spelen.’

De Grote Verdwijntruc

Dit is de Hans Klok onder de coachtrucs. Niemand nam verantwoordelijkheid tijdens de eerste helft. Dan resteert De Grote Verdwijntruc. Gewoon niet op komen dagen in de kleedkamer. De eerste minuut wacht het team gelaten af. Na een paar minuten begint het lichtje te branden. Dit is die truc, die minimaal één keer per jaar kan worden toegepast. De spelers zullen het zelf met elkaar moeten regelen.

Maximus, Maximus!

Het verhaal dat Richard Krajicek in 1996 de dag voor de gewonnen Wimbledonfinale Braveheart heeft gekeken en wellicht op Daphe Deckers lag is misschien bekend. Dat Frank de Boer bij Ajax zijn video operator de opdracht gaf om wat beelden van Michael Jordan en Lance Armstrong – oh wacht, Lance, echt? – te monteren om de groep te motiveren, is misschien ook bekend. En waarom? Omdat het altijd werkt. Zet een beamer neer, zet het geluid op maximaal en de mannen lopen schuimbekkend het veld op.

Fragmenten: Russel Crowe – Maximus Aurelius – die zegt: “Brothers, what we do in life… echoes in eternity.”

Of het moment dat Aragorn, son of Arathorn, voor het grote Orc-leger staat in de laatste grootste epic battle of Middle Earth, waarin de Dark Lord Sauron wordt verslagen. En schreeuwt: ‘For Frodo,’ waarna hij in z’n eentje op het leger Orcs afrent.

‘Alles gegeven’

Dit is gewoonweg saai, maar zelfs wetenschappelijk is bewezen dat positief coachen beter werkt dan heel kritisch. Een van de meest bijzondere comebacks in het moderne voetbal is de Champions League finale van 1999, toen het Manchester United Bayern München de Duitsers even Duitserde en deed wat de Duitsers zelf altijd doen: in blessuretijd de winnende goal maken. De goals van Teddy Sheringham en Ole Gunnar Solksjaer na de negentigste minuut leverde een 2-1 zege op. En wat zei Ferguson in de kleedkamer in de rust, volgens spits Andy Cole:

‘Hij bleef positief, ondanks dat we 1-0 achter stonden en slecht speelden. Hij benadrukte dat het een Europese finale was en zei dat sommige spelers dit nooit meer zouden meemaken en dat we er alleen ervoor moesten zorgen dat we aan het einde van de wedstrijd het gevoel moesten hebben dat we alles hadden gegeven op het veld.’

Share

Jack Wouterse: ‘Ik was liever profvoetballer geworden’ (2008, De Ajacied)

Een bullebak met gevoel. Zo wordt Jack Wouterse vaak getypeerd. Een van Nederlands beste acteurs (50) en winnaar van twee Gouden Kalveren. Hij speelde in Grijpstra en de Gier en Vet Hard. In All Stars speelde hij de lompe voorzitter. Dat is slechts het topje van de ijsberg, want Jack Wouterse is een veelvraat in de Nederlandse film- en theaterwereld.

Onlangs speelde hij met het Ro-theater in King Lear van Shakespeare de oude koning Lear. In dit toneelstuk is de koning zijn hele leven bezig te vergeven en vergeten. Dat overkomt Wouterse zeker niet. Daarvoor staat deze imposante man te dicht bij zijn gevoel.

Waarom interviewt De Ajacied een van Nederlands succesvolste acteurs? Omdat Jack Wouterse fanatiek Ajax supporter is. Al zijn halve leven. Laatst werkte hij mee aan een spotje om de Ajax-supporters te manen niet te rellen. Hij is een van de kopstukken van de Ajax-aanhangers. Wouterse heeft een groot lichaam en als hij wil een strenge kop. Een ´bullebak´. Zo ziet hij eruit en zo speelt hij vaak zijn rollen. Maar de realiteit is anders. Als hij de interviewer ophaalt, midden in de Bijlmer bij een parkeergarage, is het beeld meteen gekanteld. Een man in een pyjamabroek komt aanstommelen, zijn haar in de war. Dit is Nederlandse glamour. Een van Nederlands beste acteurs en je hebt nooit het gevoel dat hij bekend is. Wel dat hij goed kan acteren. Wouterse houdt van het grote gebaar en van overdrijven. Zeker als hij het over zijn grote liefde Ajax heeft. Terwijl hij met acteren liever de details omarmt. Jack Wouterse legt in een monoloog uit wat hij mooi vindt aan Ajax, wat er beter kan en wat de raakvlakken zijn tussen voetbal en acteren. En passant geeft hij ook nog levenslessen.

Sterk. Gaan. Schieten. Koppen. Ja!

“Ik speelde zelf bij Hoevelaken. Ze zeiden tegen mij, je zit niet op voetbal, maar op zuipen! Een van de hoogtepunten uit mijn leven was het jeugdkampioenschap met Hoevelaken. In mijn studententijd heb ik ook wel gevoetbald in Arnhem, maar toen ik erachter kwam dat ik het betaald voetbal niet ging halen was het toch een beetje over. Ik speelde een proefwedstrijd voor FC Utrecht en toen merkte ik dat die jongens veel beter zijn. Zelf voetballen vond ik geweldig. Vrienden, zuipen en lachen, wat voetbal natuurlijk voor tachtig procent is. Maar als je merkt dat de top er niet inzit, of in ieder geval te lui voor bent, dan is het over. Ik was te lui. Ik stond vroeger in de spits. Een beetje als die oud-spits van Utrecht, Joop van Maurik. Echt een kampbewoner, echt een beul. Oorlog maken. Ik was een etterbal, ik kon goed rammen. Er waren jongens die technisch verfijnder waren natuurlijk.”

“Ik kon wel goals scoren. Sterk. Gaan. Schieten. Koppen. Ja! Die oud-teamgenoten zijn nu allemaal vijftig. Die kunnen allemaal niet meer lopen, laatst zag ik weer zo´n gozer, die was nog dikker dan ik. Maar de taken waren toen precies hetzelfde. Je hebt de loper. De renner. De technisch goede voetballer. De balafpakker. Als je die foto´s van vroeger ziet en je ziet de lichamen van nu. Ja Cruijff, die had nog wel een lichaam, maar dat zag er niet uit. Nu is het meer atletiek geworden dan voetbal. Ik heb overal gevoetbald en gestopt toen ik twintig was. Ik ging 24 jaar geleden voor het eerst naar De Meer. Vanaf dat moment was ik Ajacied. Dan stond ik met mijn circus in de winter hier op de Veemarkt. Ik stond op vak O. Dus ik heb al die jongens zien opkomen. Bergkamp zien debuteren. Van Basten. Kieft. Bosman. Als ik kon ging ik iedere week. Dat heb ik nog. Een seizoenkaart heb ik pas vanaf de Arena. Vroeger kon je ook gewoon nog losse kaartjes krijgen. Dan ging je gewoon om kwart voor twee weg, wedstrijd was om half drie. Even vijf minuten in de rij staan en klaar.”

Jack Wouterse

Godenzoon Johan Cruijff

“Voordat ik naar De Meer ging was ik ook altijd al voor Ajax, qua voetbal. Dat komt ook door Johan Cruijff. Cruijff is gewoon geniaal. Een halfgod voor mij. Een revolutionair. Dat vind ik nog. Dat is zo´n mooie man, ook als voetballer, maar ook hoe hij is. Hoe hij denkt, daar ben ik zwaar verliefd op. Een goede vader en zo´n goed mens. Een hele pure man. Hoe hij met geestelijk gehandicapten omgaat, dat is allemaal echt. Als kind heb ik Johan Cruijff en al die andere helden allemaal meegemaakt. Ik was twaalf toen ze voor het eerst de Europacupfinale speelden. En als je dat als kind ziet, ben je daarna verliefd op Ajax. Dat is eigenlijk nooit weggegaan.”

“Onvergetelijk dat seizoen dat hij weg moest. De afscheidswedstrijd van Piet Schrijvers. Het publiek pikte het gewoon niet dat Cruijff weg moest van voorzitter Ton Harmsen. Die moest zelf daarna ook zijn biezen pakken. Maar die wedstrijd vergeet ik nooit, het was 6-5 tegen FC Groningen of zo (Ajax – Fortuna Sittard 6-5 van 14 mei 1983, red.). Hoe Cruijff die wedstrijd en dat seizoen voetbalde, dat was ongelofelijk. Dat was gewoon een openbaring. Cruijff maakte een beweging en dan werd het hele stadion eerst even stil, voordat iedereen hem begreep. Dan zag je eenentwintig man een kant opkijken, terwijl de bal de andere kant oprolde. Geniaal. Openingen die je pas begreep als hij ze gemaakt had.”

“Nu zit ik op de tribune ongeveer alles voor te zeggen. Nu loop je voor op wat er gebeurt, terwijl je bij Cruijff achter liep. Met Perez en Davids tegen AZ zag ik eindelijk weer een keer dat de bal in een keer genomen werd, waardoor het spel zoveel sneller werd. Cruijff had openingen, waardoor je bepaalde nieuwe situaties kreeg. Fantastisch. Hij was ver boven iedereen de leider in het veld. Piet Keizer komt bijvoorbeeld voor mij niet in de schaduw van Johan Cruijff. Piet Keizer was leuk en lachen. Maar wel een ´twee minuten voetballer´. En in die twee minuten was hij geniaal. Verder zag en hoorde je hem niet.”

Echte Ajacieden

“Mooie herinneringen heb ik aan jongens als Simon Tahamata en Gerald Vanenburg. Van die rechtsbuitens, jongens die op de vierkante meter iemand vier keer voorbij konden. Vanenburg ging vaak klooien bij de cornervlag en dan ging zo´n stadion ook tekeer. Die deden dingen dat je dacht van ´Hè?´. En het leidde tot niets en dan stond het allang 8-0 of zo. Witschge had dat ook best wel. Die kon met z´n kont de bal stoppen. Technisch zó superieur. Daar hou ik van, dat gevoel van ´Sorry wij kunnen er ook niks aan doen, maar wij zijn beter dan jullie´. Richard Witschge had dat.”

“Nu ga ik voor pingelaars als Suarez naar het stadion. Ja, dat het een op de vijf keer lukt zou mij een worst zijn, maar voor die ene keer ga je. Hij probeert in ieder geval een mannetje voorbij te gaan. Waarom zit je op voetbal? Om een mannetje voorbij te gaan vind ik! Huntelaar vind ik de beste voetballer van Ajax, goalgetter, werkt zich de pleuris, maar die kan geen man voorbij gaan. Suarez is echt de kunstenaar. Hij heeft het onverwachte en doet dingen dat je denkt ´Oooh´. Die Suarez kan er wel een worden. Als hij die brutaliteit maar niet verliest, dat is zijn kracht. Een echte Ajax-speler, een echte virtuoos. Toen Van Basten opkwam als 17-18 jarig pikkie zat hij samen met Kieft en Bosman in het team. Wat een kwaliteit! John Bosman was ook ongelofelijk goed, die kon zó goed koppen. Daar vergist iedereen zich in. Van Basten is een winnaar. Die was vanaf het begin goed. Kluivert vind ik geen leuke jongen. Wel een waanzinnige voetballer. Die had het niveau Van Basten kunnen halen. Maar niet die mentaliteit van Van Basten. Niet die houding, veel dommer.”

“Hij heeft zichzelf helemaal kapot gesnoven. Feesten. Beesten. Wat Van Basten er allemaal niet voor over had om zijn enkel te laten genezen. Die mentaliteit mist Kluivert. Van der Vaart is ook mijn soort voetballer, veel meer dan Sneijder. Van der Vaart is een leuke gozer, Sneijder niet, Sneijder is een irritant egoïstisch mannetje. Die alleen met zichzelf bezig is. Van der Vaart is mooi om naar te kijken. Van der Vaart deugt wel, Sneijder deugt niet. Speelden ze tegen Bayern München, hadden ze 4-0 verloren en zei Sneijder: ´Ik heb wel goed gevoetbald´. Waar gaat dat over?”

“Sneijder en Van der Vaart konden altijd meer dragen in het team. Zlatan Ibrahimovic kon dat in het begin niet bij Ajax. Terwijl die goal tegen NAC gewoon geniaal was. Daar zat ik vlak voor. Als je drie mensen op de grond hebt liggen, drie mensen op de grond voetbalt, dat is niet normaal. Jesper Olsen kon dat ook. Zlatan is nu een grote jongen. Zlatan is een kunstenaar. Rosenberg is een houthakker. Waar ik nu woon hier in de Bijlmer heeft Jari Litmanen ook gewoond. En Clarence Seedorf. Seedorf pleurde altijd zijn vuilnis over de balustrade. Terwijl het toch een hele sociale jongen is geworden.”

Geen clubgevoel bij Ajax

“Van Basten moet trainer worden van Ajax. Hij heeft altijd gelijk, net als Cruijff. Met het Nederlands elftal werkt hij met een aantal jongens die hij niet kan veranderen. Die hij niet kan sturen. En dat kan wel bij Ajax. Hij kan dan echt aan een systeem werken en die jongens beter maken. Absoluut Van ´t Schip erbij. Ik geloof ook in die vriendendingen. Dan vragen ze zich af wat er mis is met Ajax. Het is geen vriendenteam! Als er iemand geschoffeld wordt, moet je er met z´n allen opduiken. Dat kan echt nog wel bij Ajax. Al dat geld is allemaal maar gelul. Het moet gewoon echt een vriendenclubje zijn. Daar is FC Twente bijvoorbeeld veel beter in. Sommige clubs behalen resultaten, omdat die jongens voor elkaar door het vuur gaan. Davids is volgens mij zo professioneel dat hij van niemand houdt. Maar die werkt zó voor het team. Iedereen eromheen krijgt daardoor veel meer inzet. Kuyt is ook zo’n jongen. Vroeger speelde je niet tegen Feyenoord, maar tegen Kuyt. En dan zag je al die jongens van Feyenoord kijken van ‘Ik moet wel’. Die gozer liep zoveel, dan moet je wel mee. Dan gaat het niet meer alleen om mannetje dekken, maar dan gaat het om oorlog.”

“Ik vind dat Ajax gewoon weer bij De Toekomst moet gaan trainen, al is het maar om weer echt contact te krijgen met de jeugd. Vroeger in De Meer keken de eerste-elftalspelers gewoon bij de pupillen. Dat die pupillen ook dachten van ‘Wauw kijk eens wie daar staat’. Je krijgt dan als voetballer ook wat met die club, in plaats van die aandelen. Die tosti’s zullen ze in de Arena ook wel kunnen krijgen, maar je moet betrokken zijn bij je club. Het moet een normale voetbalclub zijn, waar je trots bent dat je in het eerste speelt. En dat je je daarnaar gedraagt. Ga lekker die pupillen trainen op woensdag, dan weet je waar het om gaat. Al dat geld hebben ze strontmazzel mee. Maar daar het gaat niet om. Het gaat om winnen, het gaat om lol en lekker voetballen. Het is toch gênant in de Arena, als je na een verloren wedstrijd dan nog het gesponsorde ´Man of the Match´ krijgt, dat je denkt van waar gaat dit over. Ik vond het ook belachelijk dat ze Perez hadden weggedaan, echt onvergefelijk. Ik vond het raar dat hij weinig speelde. Dat soort voetballers moet altijd spelen.”

“Ik herken Ajax niet meer. Dat is al lang aan de gang. Het gekut met het bestuur begon al tijdens Morten Olsen. Dat het bestuur dingen probeerde, maar allemaal zo zakelijk. Het leek niet meer op Ajax. Olsen, Wouters, Arena, bestuur, gezeik. Ja, na Van Gaal is het heel snel afgetakeld. En de Arena hielp niet qua sfeer. Ik mis en miste het oude Ajaciedengevoel. Clubdingen. Bij Feyenoord lopen al die jongens daar rond. Coen Moulijn. En Peter Houtman als stadionspeaker.
Van mij mag je best verliezen, maar het gaat ook om de manier waarop. Met opgeheven hoofd, vies broekje en shirtje en schuim op je bek is prima. En niet van ‘Ik was best goed’ wat Sneijder op een gegeven moment begon te roepen. Ten Cate zei over die wedstrijd tegen RKC dat het gras te hoog was. Dan denk je ‘Man sodemieter op!’. Het gaat toch om een lekker potje voetballen. Dat moet je ook doen als het minder gaat. Daarom vind ik Davids zo’n verademing. Die verkoopt zijn huid duur. Daarvoor ga je naar het stadion. Je betaalt namelijk 450 euro voor zo’n seizoenskaart, doe er dan ook iets voor.”

“Vroeger stonden ze bij het eerste fluitsignaal al voor met 1-0. Voetbaltechnisch hebben we die kwaliteiten nu ook niet. Die superioriteit. Perez en Davids spelen die bal gewoon in een keer. Terwijl de rest drie seconden staat te wachten. Het moet technisch veel sneller, brutaler, veel meer diepte. Ze zijn nu gewoon niet beter. Tegen NAC (1-3 nederlaag, red.) vond ik NAC ook echt gewoon beter. Maar sommige dingen begrijp ik ook niet. Zijn er standaardsituaties met corners. En dan staat iedereen in het strafschopgebied. Soms zakt Suarez dan nog terug om de afvallende bal te hebben. Maar het gaat al jaren zo bij Ajax dat die bal doorschiet naar de andere kant. Zet daar dan iemand neer. Iemand die de bal weer kan voorzetten dan. Maar dat gebeurt nooit. En van de tien corners zijn er acht die er zo doorschieten. Hoe moeilijk is het om die doorschietende bal op te vangen. Waarom anticiperen ze daar niet op? Ajax durft niet meer op buitenspel te spelen. Dus Ajax speelt heel erg naar voren. En dat is heel erg anders verdedigen dan bij iedere andere ploeg, omdat je heel wat ruimte laat liggen. Dat betekent dat je heel scherp moet verdedigen. Dan moet je echt op de man durven verdedigen en echt op buitenspel spelen. Dat durven ze niet meer en dat kunnen ze niet meer.”

Als voetballer ben je toch niet meer dan de groenteboer

“Ik zou naar de Toekomst gaan om te trainen. Dan krijg je meer clubgevoel. Er zit ook iets fout in het bestuur volgens mij. Die mensen hebben zulke fouten gemaakt. Die zijn meer bezig een bedrijf te runnen, dan een voetbalclub. Kwaliteit is niet alleen te koop, maar dat moet je ook maken. Dat zie je aan zo´n Albert Luque. Misschien best een goede voetballer, maar je hebt er niks aan. Dat soort spelers snapt ook niet wat er essentieel aan Ajax is. Je moet spelers toch opleiden, die snappen Ajax dan. Ik ging ook wel eens naar de training kijken, toen Van Basten daar rondliep als trainer van Jong Ajax. En dan zat ik, en waarschijnlijk al die jongetjes ook, gewoon twintig minuten te kijken hoe hij een balletje hoog hield. Dat is een grootheid. Daar kijk je tegen op. En dat is goed voor die jeugdspelers.”

“Ik ben er sowieso dus voorstander van om die oude kliek weer binnen te halen bij Ajax. Omdat die jongens weten wat Ajax is. Dat is de opleiding. Hoe kan het nou dat Emanuelson zo ver weg zakt? Hij nam het toen over van Maxwell en toen dacht iedereen, we hebben er weer een hoor. Maduro hetzelfde. Heitinga een tijdje geleden. Dat ligt niet alleen de spelers, maar ook aan de begeleiding. Ze moeten meer lol hebben daar bij Ajax. Gewoon lachen. Van Basten lacht ontzettend veel. Van Basten zette die verdedigers gewoon voor lul met die dubbele schaar. Louis van Gaal en Co Adriaanse zijn topkerels. Maar die lullen alleen maar over looplijn zus, looplijn zo. Louis van Gaal is gewoon een acteur, maar dan een slechte acteur. Hij heeft geen voetbalhumor. Het is allemaal niet zo serieus, het is maar een potje voetbal! Voetballers moeten op zondag ook niet na gaan denken. Wat je op de training oppikt is mooi, maar voor de rest moet het automatisch gaan.”

“De structuur van Ajax is nu niet te analyseren. Allemaal boekhouders. Heb je weer zo’n commissie. Allemaal gelul. Het moet gewoon met passie en het hart. Mannetje voorbij, daar gaat het om. Dan gebeurt er wat. Anders wordt het dammen en krijg je tactisch gelul. Trainers hebben veel te veel macht. Maak een opstelling. Zorg ervoor dat ze voor elkaar door het vuur gaan, dat er gelachen wordt en dat ze met elkaar gaan kaarten. Ik denk dat die jongens die bij Van Basten spelen bij het Nederlands Elftal allemaal voor hem door het vuur gaan. Behalve dan Van Bommel, die zich gepasseerd voelde. Als je Van Basten trainer maakt van Ajax, krijg je een team waar al die jongens op doorbreken staan ook echt doorbreken.Ik was woedend op het aankoopbeleid van Martin van Geel, maar dat hij Perez terug heeft durven halen getuigt wel van ballen. Want Perez is gewoon heel belangrijk. Zo’n speler miste je. Maar Martin van Geel moet zich nog bewijzen. Je moet geen spelers verkopen, nadat de seizoenskaarten al verkocht zijn. Ten Cate vond ik helemaal niets. Met al die Spanjaarden die hij meenam. Ik was blij dat hij weg ging. Urzaiz. Waarom haal je zo’n speler? Ten Cate is een beetje een praatjesmaker. Dat Ronald Koeman en Ten Cate in het seizoen zijn weggegaan zegt genoeg. Dat zou ik zelf nooit doen. Natuurlijk niet. Respect voor Fred Rutten, die nee zei tegen PSV, omdat hij het niet kon maken tegenover FC Twente. Die snapt het gevoel van alle seizoenskaarthouders. Kan absoluut niet wat Ten Cate en Koeman hebben gedaan. En wat er nu met die Alves gebeurd is, is zo ontzettend banaal. Die jongen maakt je hele team naar de klote. Dat is geen houding.”

“De zakelijke mensen, de zaakwaarnemers maken het voetbal minder leuk. Het is gewoon leuk spelen met z´n allen en dan krijg je ook respect voor elkaar in het team. Dat je die hardwerkende jongen, die minder de blits maakt in het team, ook juist heel erg nodig hebt. Die spelers moeten niet te veel nadenken. Dat is ook haptonomie. Dat je denkt, die bal komt zo en dat je hem ook zo aanneemt als je hem wil. Dat gebeurt dan tegelijkertijd. Zo scoorde Van Basten die goal in de EK-finale in 1988. Het gebeurt zoals jij het wilt. Leven in het moment. En daarvan genieten. Toen Van Basten trainer werd van het Nederlands Elftal, zei hij ook dat al die spelers ooit zijn gaan voetballen, omdat ze het leuk vonden. Ja, dat is gewoon het geheim. Zo´n Bogarde snap ik totaal niet. Je moet niet de rijkste voetballer willen worden, maar de beste. Je wilt toch voetballen? Ik sprak een keer een bekende voetballer, ik noem geen naam. Die speelde in Spanje en was op een Panna-toernooi in de Arena. Ik was er ook en ik sprak hem aan. Die jongen deed zó uit de hoogte. Het sloeg nergens op, wat kan het mij nou schelen dat je profvoetballer bent? Sodemieter op. Helemaal niks. Als voetballer ben je toch niet meer dan de groenteboer. Kom op, doe normaal. Je verdient een hoop geld, dat is mazzel en doe verder gewoon je werk. Wat Nigel de Jong deed met die kinderen, vond ik daarom ook heel goed. Hij snapt het. Ik heb zelf ook niet de neiging om naast mijn schoenen te lopen. Ik doe gewoon mijn werk.”

Acteren lijkt op voetballen

“Het gras, dat gelul in zo´n kleedkamer is fantastisch. Eigenlijk is dat hele toneel en film gewoon ter vervanging van het voetbal. Als het goed gaat met acteren, dan vlieg je elkaar om de hals van ´Wat was dat mooi man´. Het is ook een vorm van sport. Je moet alleen ook de lelijke dingen laten zien bij het toneel. Ik zie daar veel overeenkomsten in. Het leek me hartstikke leuk om profvoetballer te worden. Maar ik ben ook een laatbloeier, dus ik heb soms het idee dat ik het te vroeg heb opgegeven. Ik heb nu nog steeds aanleg voor luiheid. Ik kan keihard werken, maar dan moet ik er zijn! Er moet aan getrokken worden. Ik kan heel makkelijk opgeven. Aan de andere kant kan ik ook ontzettend verbeten doorgaan.”

“Bij het toneelstuk King Lear van Shakespeare zei een collega van me, toen sommige dingen nog niet goed gingen: ´Ja maar we zijn ook geen Ajax´. Dan word ik zo kwaad, wij zijn potverdomme hét theatergezelschap van Rotterdam. Hoger is er niet dan Nederland. Je zit bij de elite van de theaterwereld, waar heb je het over? Af en toe is toneel chirurgisch precies, zoals voetbal ook kan zijn. Maar je moet ook lol hebben. Want uiteindelijk zie je aan een acteur of dat hij lol heeft of bang is. Dat is precies hetzelfde als met een voetballer. Je mag ook niet bang zijn, dan kun je nooit goed spelen. Ik ga ervoor. Ik probeer het moment echt te pakken, te proeven, dat is die haptonomie. Daar heeft Van Basten het ook over. Dat komt uiteindelijk op hetzelfde neer. Bij opnames van Grijpstra en De Gier liep ik een keer tegen Van Basten op. En hij herkende me gewoon. Leuke serie vond hij dat. Ik heb een minuutje met hem geluld, maar ik heb daarna meteen al mijn vrienden gebeld!”

“De spanning die je voelt voordat je het toneel op moet of een filmopname, dat is wel te vergelijken met voetbal. Pure concentratie. Helemaal proberen te ontspannen door te concentreren. Ik kan me dan ook ergeren aan mensen die niet op dat niveau van concentratie zitten. Die dan met z´n allen ‘Kinderen voor Kinderen’ gaan zingen. Dan ben je toch niet bezig met wat er gaat komen. Lol moet je hebben als je aan het oefenen, aan het trainen bent. Concentratie met ontspanning is het best. Ik ben heel erg in mijn eentje voordat ik opkom. Bezig met teksten. Af en toe raak ik mensen aan: ´Spelen jongen, jij bent de beste!´. Ik voel dat ik echt nog beter kan. Met Peter Greenaway, een topregisseur, merk ik dat hij meer uit me kan halen. Meer dan ik nu laat zien. Goede regisseurs kunnen dat. Die man heeft klasse. Die kan je beter maken. Net als Cruijff. Van Basten en zelfs Rijkaard, die moe werd van het gezeik van Cruijff, zijn toch blij dat ze hem hebben meegemaakt als coach.”

“Zo´n Greenaway heeft een heel groot inzicht, die kan ontzettend goed kijken. Hij geeft een kleine aanwijzing en dat opent een wereld: ‘I don´t know, but could you try this?’ Dat zijn de geheimen van het vak. Net als Cruijff die het over twee meter naar achteren staan heeft en dan krijg je opeens vijf keer meer ballen. Dat voel je ook af en toe in je zitten. Dan doe je iets best wel goed, maar je voelt gewoon dat het beter kan. Je moet jezelf in die omstandigheden plaatsen, dat je kan uitblinken. Soms heb je ook  beperkingen in het script. Dan vind ik dat er nog wat extra geschreven moet worden of dan krijg je het idee dat je dat zelf moet schrijven. Grijpstra en de Gier was hartstikke leuk om te doen, maar dat heeft ook een plafond. Ik heb in veel kunstfilms gespeeld waarmee we veel prijzen hebben gewonnen. Maar niemand die ernaar kijkt. Soms heb ik wel eens een voorstelling gespeeld en daar zitten momenten in, die zijn misschien nog niet eens geschreven. Maar dan ga je. Dan ben je los! Dan zweef je! Dan is het zo raak. Dat soort momenten zijn heel erg bevrijdend. Daar ben je naar op zoek. Magische momenten. Die zijn heel moeilijk om te herhalen.”

“Ik ben nu vijftig geworden. En ik had laatst een gesprek met Wilfried de Jong daarover (presentator van onder meer Holland Sport, red.). Wat wil je nog eigenlijk in je leven? Dat is het voordeel aan acteur zijn op je vijftigste. Ik kan nog alle kanten op. Ik kan mijn piek nog krijgen. Niet zomaar weer een filmpie of toneelstukkie spelen. Dus ik ben nu dingen aan het verzinnen, gelegenheden aan het creëren voor dingen die ik nog niet gedaan heb. Dat is heel spannend. Echte keuzes maken, financieel helemaal niet interessant, maar dat maakt me geen reet uit. Ik wil kleinschalig en de diepte in. Theater én film. Kleinschalige films waarin ik zelf de hoofdrol speel. Over losers. Die het niet halen. Mensen aan de alcohol, omdat ook die mensen echte mensen zijn. En dan verfilmen op z´n ‘Theo van Gogh´s’. Mooie verhalen maken, die normaal niet gemaakt worden. Arbeidersdrama (Wouterse heeft zelf vroeger gewerkt als afzuigkappenverkoper, voordat hij naar de toneelschool ging, red.).”

Haptonomie: verdrinken in het moment

“Die zelfkennis die ik heb, heeft Van Basten ook. Dat je heel goed ziet waar je kracht zit. Die zelfkennis is goed als voetballer om grip te krijgen op jezelf. Op je ontwikkeling. Mijn sterkste kant is dat ik een teamspeler ben. Ik kan de sfeer positief beïnvloeden. En ik ben een analyticus. Waar gaat die scène nou eigenlijk om? Eerst moet je een scène uitkleden en dan weer aankleden. Het gaat om intuïtie en daarop durven vertrouwen. Vroeger als clown kon ik helemaal verdrinken in een veter. En dan vijfhonderd mensen in die veter proberen te zuigen. Die concentratie die je daarvoor nodig hebt. Je moet er in verdrinken, de controle nemen over het moment. Want als jij het niet gelooft, geloven die andere mensen het ook niet.”

“Dat is weer die haptonomie. Je moet in het moment kunnen verdrinken, zoiets. Ik ben altijd wel bezig met wat er goed gaat. En dat ook kunnen benoemen, zodat je dat kunt herhalen. Maar ook met wat er nog niet helemaal lekker liep. Altijd mee bezig. Altijd. Die King Lear namen we in Brussel op, dan ben je sowieso een beetje van de wereld. Een soort trainingskamp eigenlijk. Met alleen maar de focus op verbeteren. Ik probeer mezelf altijd wel te analyseren. Dat je het moment herkent. Dat je gewapend bent. Emanuelson overkomt het nu, in plaats van dat hij ervoor gewapend is. Wat is je kracht? Dat is belangrijk om te weten. Soms zie ik acteurs worstelen met iets en dan probeer ik ze te helpen. Je moet elkaar ook corrigeren. Dan word je een team. Als Heitinga met Emanuelson overlegt, ´Ik wil meer op mijn linkerbeen hier worden aangespeeld´, dan weet je waar een andere jongen mee zit. Dan kun je elkaar in de wedstrijd ook helpen. Ik hoef geen regisseur zijn, ik wil spelen! Ik regisseer wel mee. Ik probeer te helpen. Met Suarez en dat vallen enzo, vroeger hadden ze dat gewoon in het team gecorrigeerd. Dan lieten ze je gewoon even voelen wat echte pijn is. Dat is ook niet altijd dé manier, maar dat soort groepsprocessen is belangrijk.”

Uiteindelijk moet je een goed mens worden

“Laatst zat ik televisie te kijken. Zie ik een terreinknecht van een voetbalclub in Nederland het Arsenal-stadion betreden. Vond hij helemaal geweldig. Een grote eer. Die man kreeg tranen in zijn ogen toen hij op het veld kwam. Dan raak je wel de essentie van waar het om gaat. Want waarom is alles zo materialistisch tegenwoordig? Het communisme heeft lang geleden afgedaan. Alleen het materialisme nog niet. Jongens van twintig willen tegenwoordig een stropdas op en alleen maar binnen vijf jaar financieel binnen zijn. Zo materialistisch. Er moet iets idealistisch tegenover het kapitalisme komen. De Nederlandse cultuur is ook heel arm. Ik ga vaak naar Spanje. Dat ´jagen´ doen ze daar niet aan mee. We denken hier in hokjes. Je hebt feestjes voor kinderen van twaalf tot achttien jaar. En feestjes voor ouderen. Op een feest in een dorp in Spanje danst een opa met een meisje van twaalf. Daar gaat het om.”

“Een tijd geleden zag ik Sjakie Swart samen met Robbie de Wit op het honderdjarig bestaan van Ajax. Dan zit ik al met tranen in mijn ogen. Robbie de Wit is een échte Ajax-linksbuiten. Ik heb een beetje gepraat met hem. Hij kon zijn carrière niet afmaken vanwege die beroerte die hij kreeg. Ik vroeg hem of hij niet heel veel spijt had dat hij al die successen met de generatie Gullit en Van Basten niet heeft meegemaakt. Zegt ie: ‘Ik heb een kind’. Zo mooi! Dat is zijn geluk. Goeie gozer. Iemand die goed in het leven staat. Dat maakt de club, de historie. Mensen die van Ajax houden. En daar praat je met elkaar over. Voetbal maken we heel belangrijk. Maar het gaat nergens over. Je kunt makkelijk zonder. Waar gaat het nou om in het leven? Ik ben net Roef Ragas verloren, mijn collega. Wat is er dan belangrijk? Andere mensen gelukkig maken, daar word je pas gelukkig van!”

“Mensen die voetbal kijken, kunnen zó gelukkig worden van voetbal kijken. Daar moeten die voetballers aan denken in plaats van aan nog meer miljoenen verdienen. Mijn vrouw werkt als onderwijzeres in de Bijlmer. Nu helpt ze een jongen uit ROC 4. Ze geeft hem stiekem bijles op zondag. En die jongen bloeit helemaal op. Dat is echt waanzinnig! Goed mens worden is een veel breder doel. En daar hoort je vak bij. Zoals profvoetballer ook een vak is. Dat moet je zo goed mogelijk doen. Met passie maken wat je doet hoort bij de dingen. Uiteindelijk moet je een goed mens worden. Je vrouw gelukkig maken. En je moeder.”

Share

Romanticus David Endt moet weg bij Ajax

´Schrijf je pijn in zand, graveer je geluk in steen’ is het bordje dat in het kantoor van teammanager David Endt in de Amsterdam Arena hangt. Ik gebruikte dat gegeven voor de intro van het interview dat ik vijf jaar geleden voor het blad De Ajacied had met de bevlogen Endt, de oud-speler van Ajax en naast teammanager een zeer vaardig en kundig schrijver. Omdat hij nu vanwege de ‘professionalisering’ wordt weggezet als teammanager van het eerste elft ben ik nog eens in het oude interview gedoken uit 2008. Hierbij wat lange fragmenten van de man voor wie ik na één interview al een zwak had. 20091214sjaak03

Over het werken bij Ajax, na zijn hartinfarct:
“In deze spannende voetbalwereld is er naast ‘positieve’ stress, eerzucht, ambitie en streven naar winst , natuurlijk veel negatieve stress, omdat hier de waan van de dag regeert. In de topsport wijkt alles voor dat ene doel. Maar het is ook zaak om te kunnen relativeren, zonder dat je je ambitie verliest. Je moet weten waar je grenzen liggen en bekennen aan jezelf dat er grenzen zijn. Dit werk is niet alleen het invullen van de uren. Het is zoals een van de spreuken op de muur: ‘Als je doet wat je leuk vindt, hoef je nooit te werken’. Eigenlijk is het geen werk, maar is het een grote passie. Ik ben er dus heel erg bij betrokken. Ajax is een van de slagaders in mijn leven, al van jongs af aan. Al vanaf het moment dat ik als jongetje van negen vanuit Amsterdam-West het lange stuk naar De Meer fietste om de trainingen te bekijken. Het waren de hoogtijdagen van Ajax in de jaren zeventig en uiteindelijk ging ik zelf ook voetballen. En ik ben er eigenlijk nooit weggegaan. Er is de laatste tien jaar bepaald geen sprake geweest van evenwicht bij onze club. Te veel mensen zijn gekomen en weer gegaan. Dat trok een wissel op me. Ik moest me in mijn job continue aanpassen aan nieuwe personen. Je weet dat spelers wisselen, maar een nieuwe baas betekent nieuwe doctrines, nieuwe regels en een andere manier van werken. En de ene coach ligt je meer dan de ander. Ik heb ook mijn eigen karakter en mijn eigen persoonlijkheid. En die persoonlijkheid geef ik niet op, voor niets, ik ben wie ik ben, hoewel ik het vermogen heb om me aan te passen. En als het niet klikt, dan zal ik waarschijnlijk het veld moeten ruimen. In mijn positie is het de kunst om een kameleon te zijn, zonder mijn persoonlijkheid te verliezen. En dan kan je botsen of afwijken en dat levert soms zinnige discussies op. En soms ben je het helemaal met iemand eens, dat is eigenlijk nog mooier. Het grijpt mij behoorlijk aan, als het slecht gaat en er rare dingen gebeuren. Dat is ook een zwakke kant van mijn karakter. Het kan als een sterke eigenschap worden vertaald, maar het kan, letterlijk, ook een killer zijn! Ik kan me te veel zorgen maken om het individu, de speler. Mijn hart ligt voor een groot deel toch bij die voetballer. Ik wil me in hem verplaatsen. En dat betekent dat je ook veel leed meeneemt, dat je open staat voor mooie dingen, maar het is ook de kunst om met dat leed om te gaan. En ze daarin te steunen. Dat lukt niet altijd, maar het is wel de intentie om dan juist een element tussen de trainer en de speler te zijn. Een trainer heeft een primaire taak: hij moet wedstrijden winnen. En die heeft niet zoveel boodschap aan klein persoonlijk leed van een speler, anders raakt hij de weg kwijt. Maar ik moet in mijn functie iemand zijn, die wel aanspreekbaar is en zijn hart open kan stellen. En soms ook moet straffen. Met straffen bedoel ik iemand terecht wijzen. Gewoon zeggen wat je vindt, niet alleen maar over de bol aaien, maar ook een keer op de vingers tikken. Dat hoort bij dit hele spel en dat vind ik geweldig leuk. Dat is het meest fascinerende van mijn job. Zeker omdat je het doet voor die club en uiteindelijk dus voor het resultaat.”

Over de commerciële voetbalwereld:
“Ik ben een romanticus en die kant komt ook altijd naar voren in mijn boekjes. Maar ik ben niet alleen een romanticus. Ik weet dat ik in een hele pragmatisch ingestelde wereld. De vercommercialisering is niet mijn ding, maar ik weet ook dat dat mede noodzakelijk is. Ik belicht alleen graag die romantische kant, omdat ik die kant de laatste twee decennia zie ondersneeuwen. Gevoelsmatig, niet alleen romantisch. Romantisch is bijna zweverig, een beetje ver weg van de realiteit en ik leef wel in de realiteit, maar de gevoelsmatige kanten van het leven vind ik belangrijker. En die gevoelsmatige kant wijkt makkelijker in de voetbalwereld. Die is ook ongrijpbaar en moeilijk te duiden. Andere tastbaardere zaken zijn vaak makkelijker neer te zetten, zeker mensen die van buiten de voetbalwereld komen missen daar het fingerspitsengefühl. De kennis van de krachtenvelden en spanningselementen in een kleedkamer zijn moeilijker te vangen voor mensen die louter pragmatisch zijn ingesteld en slechts denken in commerciële termen. Ik vind dat het voetbal lijdt onder die golf van commercieel gerichte elementen. Want wat voor keuzes maken de spelers die op jonge leeftijd weggaan bij Ajax? Ze maken eigenlijk bijna allemaal de keuze van het geld. En die keuze maken ze al op hun twaalfde, dat is een groot verschil met vroeger. Vroeger was Ajax een doel, nu wordt Ajax steeds meer een middel. Het doel was vroeger om het eerste elftal te bereiken, om Ajacied te zijn. Om een voetballer te zijn in dat prachtige shirt. Nu is Ajax een middel om misschien ergens anders terecht te komen en meer geld te verdienen. Nee, niet veel geld, héél veel geld te verdienen. Dan denk ik, welke waarden spelen er een grote rol in jouw leven? De hele maatschappij is tegenwoordig natuurlijk heel geldgericht, daar kun je niet omheen. Dan kan ik wel eens denken, hè jammer. We zwaaien nu al John Heitinga uit als oer-Ajacied en hoe oud is-ie nou? Vierentwintig! Hij is niet al zevenendertig jaar oud en hij heeft niet zijn hele carrière bij Ajax gespeeld. Nu ben je blijkbaar een oer-Ajacied, omdat je het zes of zeven jaar vol houdt? Natuurlijk heeft Heitinga ook in de jeugd gespeeld bij Ajax, maar een echte Ajacied is Sjaak Swart. Meer spelers bleven vroeger tot het einde van hun carrière bij die ene club. Het is een utopie om te denken dat dat nog een keer gebeurt. Dat is jammer, want ook die dingen bepalen de schoonheid, de kracht en fascinatie van een club als Ajax. Het is een tijdsgeest die ik niet zie veranderen. Ik denk namelijk dat de spiraal van het geld nog lang niet is uitgedraaid. En de aantrekkingskracht om heel veel geld te verdienen, om niet miljonair te zijn maar multi-miljonair te zijn. Voor een heleboel mensen is dat belangrijk. Die komen er later achter, misschien met wrok of spijt: ik heb wel veel geld verdiend, maar ik heb niet met mijn maatjes van de B1 een keer een Europacup finale gespeeld. En dat zou ik dus willen voorkomen. Want dat heeft misschien wel een veel diepere waarde dan de miljoenen die ze dan hebben verdiend.”

Waar Ajax voor moet staan:
“Ik heb alle Europacup wedstrijden vanaf 1967 meegemaakt. En dan merk je dat het gewoon een fantastische club is. Omdat het van binnenuit, in het hart, een club is. Het is nooit een bedrijf geworden. Vaak wordt er gezegd dat voetbal een bedrijf is. En dan hoor je mensen zeggen: ‘Ja Ajax is een merk, een A-merk’. En dan krijg ik toch… Ajax is geen A-merk, Ajax is een begrip, dat overstijgt het A-merk zijn. Een begrip is veel sterker en veel meer aan emotie gebonden, want emotie heeft namelijk met de kracht van het bloed te maken. Maar veel mensen projecteren het marketingbegrip ´merk´ op deze club, omdat ze denken dat dat de manier is om deze club te kenmerken. En ik ben daar dus pertinent tegen, Ajax is veel sterker dan de kracht van geld. Ajax staat voor de verbeelding van Amsterdam. Dan bedoel ik vrijgevochten, avontuurlijk, gedurfd en enigszins eigenwijs. En op een gezonde manier brutaal en zelfbewust. Dat zijn alle elementen van Ajax. Ik persoonlijk heb niet al die elementen in me, maar ik vind het wel mooi. Iedereen heeft zijn eigen manier van Ajax voelen, Ajax is niet één ding, Ajax is niet één begrip. Ajax is wat iedereen er van maakt die bij de club betrokken is. Dat is heel moeilijk om te vatten onder één noemer, je kunt alleen maar zeggen wat het voor jou betekent. Toch moeten we proberen om het voor iedereen weer ´ons Ajax´ van te maken. Ook voor nieuwe generaties. Dat zijn niet meer de mensen van dertig jaar geleden. Je moet appelleren aan de mensen in de stad, om die mensen aan je te binden op een natuurlijke manier. Ajax is een fenomenale club, met alle problematiek en gekke dingen erbij, die wel eens pijn doen. Onze voormalige clubarts omschreef Ajax eens als een mooie vrouw. Iedereen wil graag met haar zijn, met die vrouw gezien worden, wil graag misschien wel met die vrouw slapen. Maar er zitten ook heel veel mindere kanten aan zo´n mooie vrouw.”

Over het geld in het voetbal. Dit is een passage waar hij toen al heel veel kritiek op kreeg binnen Ajax na het verschijnen van het interview.
“Ik denk dat de macht van de commercie alleen nog maar groter zal worden. Ook de macht van televisie wordt groter. Als je ziet hoeveel geld er door sponsors worden ingepompt, die willen ook allemaal wat terug voor dat geld. Ik was, toen Adidas hier kwam, tegen die strepen op dat shirt. Omdat je daarmee een wezenlijk element van het begrip Ajax ondermijnt. De smetteloosheid van dat shirt moeten we zo lang mogelijk waarborgen. Als je daar aankomt tast je het begrip aan. Dat hoort niet bij Ajax. Mijn verzet is me lang niet door iedereen in dank afgenomen. Zeker niet door de commerciële mensen, ach je voelt dat het moment weer dichterbij gaat komen dat zoiets wel weer mogelijk gaat worden. Adidas zou juist in hun voordeel moeten gebruiken dat ze die drie strepen niet op het shirt zetten, om de klassieke waarden, de diepgelaagde, traditionele waarden van Ajax voorrang te verlenen. Dan zouden ze daar hoog mee scoren bij het publiek. Adidas is een heel bekend merk met drie strepen. Maar wat als er een merk komt, een Fins merk met een hele brede rode baan? Wat zeggen we dan? Dat moet kunnen? Dan heeft dat shirt opeens een lelijke rode baan? Ik zou me toch wel rebels manifesteren, mocht het zover komen. Door de macht en noodzaak van het geld worden er steeds grenzen verlegd.”

En om af te sluiten met zijn eigen woorden:
DECOLLAGE (uit: De Godenzonen van Ajax, David Endt 1993)
´De 28e minuut. Dennis Bergkamp heeft, 180 seconden nadat hij met een wonderschoon doelpunt Ajax op 1-0 bracht, een nieuwe afspraak met de bal. Die twee kennen elkaar. Het zijn bondgenoten in een strijd tegen de aardse wetten van zwaartekracht en snelheid. Samen kunnen zij genieten van een gedraaide loer, een geflikt kunstje en de vertwijfeld graaiende keepervingers die dachten dat ze de bal hadden. Dennis en de bal kennen de snelste weg naar het doel en betoveren getweeën de verdedigers die ademloos wijken voor de aankondiging van weer een magistraal moment. Dennis Bergkamp en de Bal. Vrienden voor het leven. Bergkamp, veertien jaar geleden een vrolijk voetballend pupilletje bij Wilskracht SNL, is de momentenmeester die de bal weer opvangt. Nog een ritme hoger gaan de gevleugelde voeten. De intuïtie neemt de macht van het denken over. Bal en Bergkamp komen los van de grond. Ontplakking! Meetkunde en fantasie vallen elkaar schaterend in de armen wanneer de rechtervoet van Dennis zijn vriend de onmogelijke weg naar het net wijst.´

Share