Categoriearchief: Artikelen

Eigen kijk: Kampong-SCHC

Wat viel op tijdens de derby Kampong-SCHC (2-0),  dat ik in het wedstrijdverslag voor het AD niet uitgebreid kon belichten?

-Het spelsysteem van SCHC uiteraard. Het kwartje is gevallen, de schroom is eraf, met dit jonge team kun je dus geen punten halen als je niet massaal gaat verdedigen. En dan is Robbert van de Peppel niet zo’n gek spitsje. Dat beeld van tien SCHC-spelers in de eigen 23-meter met Van de Peppel ergens rond de middenlijn blijft in mijn hoofd hangen. Het was het beeld van de wedstrijd. Probleem met zo’n tactiek: als je achterkomt moet je opeens gaan hockeyen. En dat was niet aan SCHC besteed.

-We kunnen er lacherig over doen (doet iedereen toch wel), maar dit is wel de tactiek waar SCHC nog wat punten mee gaat halen. Probleem tegen Voordaan deze vrijdag: als SCHC Voordaan de bal laat en Voordaan ook weigert om te hockeyen, dan krijgen we een mooie surplace op het hockeyveld, die moeilijk opgelost gaat worden.

-Wat kan Marc Schwarz? Een jeugd bij Amsterdam, daarna Pinoké, Rotterdam, weer Amsterdam en nu dus SCHC. Wat heeft hij in al die jaren uitgespookt bij die topteams? Was het lachertje op de tribune zondag. Hij is heel snel, maar kon geen bal aannemen dus dan houdt het snel op. Heeft tot nu toe totaal geen meerwaarde bij SCHC. Als jonge twintiger aan je vierde club bezig geeft ook te denken.

-Het herstel van Tim Hage. Viel na nachtelijk kroegbezoek in Amsterdam uit een raam en flikkerde elf meter naar beneden en brak zijn pols. Staat nu gewoon echt goed te spelen centraal achterin bij SCHC. Niets van verwacht en nu alweer belangrijk. Mooi om te zien, leuk ook voor die jongen, die niet bekend wil blijven staan als die jongen die helemaal lazarus uit z’n raam flikkerde.

-Aanvoerder Minck Hermans van SCHC. Kan aanvoerderschap niet waarmaken in Bilthoven. Speelt nu op het middenveld, maar kan totaal geen stempel drukken op het spel. Aardige jongen, maar misschien toch eerder een dienende speler op linksachter dan degene die de bal moet hebben. De Ierse international Conor Harte is degene die je eerder de aanvoerdersband zou geven als je vaak naar wedstrijden van SCHC kijkt.

-Thierry Brinkman. Raakte in de eerste helft bij zijn invalbeurt echt geen pepernoot. Echt helemaal niets. Revancheerde zich toch knap in de tweede helft, haalde veel strafcorners voor Kampong en kan dus in een wedstrijd slecht beginnen en goed eindigen. Daar zijn er niet veel van.

-Robbert Kemperman. Is duidelijk in vorm. Heeft het naar z’n zin op Kampong en hockeyt makkelijk, maar ook goed. Al minder dom balverlies dan in zijn eerste wedstrijden bij Kampong en lijkt al wat minder lichtzinnig. Kwam ook vaak centraal op het middenveld in balbezit, hoewel dat niet per se zijn kracht is. Met de discipline van Sander de Wijn zou-ie natuurlijk nog beter zijn. Benieuwd hoe goed-ie nou gaat worden.

-Rendement strafcorner Kampong. 1 uit 12 is natuurlijk geen percentage als je play-offs wilt spelen. Vaste aangevers Sander de Wijn en Ramon Alegre ontbraken en daardoor stond Daan Dullemeijer op de achterlijn. Ritme ontbrak, hoewel Pieter Wiegman via de afschuif een keer op de paal pushte.

-Aantal toeschouwers: zeker een paar honderd man die de moeite namen om de derby te kijken, terwijl het echt schrijnend koud was. Dat het niveauverschil zo groot zou zijn tijdens de wedstrijd was wel te verwachten, maar deed de wedstrijd geen goed.

Blunder van de week

Na de wedstrijd kwam Marieke Dijkstra, assistent-coach bij Dames 1 van Kampong, in trainingspak het veld oplopen. Ging alweer met de veterinnen meedoen. Ze begon over de 7-1 van de Kampong vrouwen tegen De Terriërs. Ik:  “Oh, was je ook wezen kijken in Heiloo?”. Haar gezicht: op onweer. Mijn excuus: zat met mijn hoofd al bij volgend seizoen, werd net afgelopen week duidelijk dat ze Kampong gaat verlaten als trainer, dus vandaar.

Share

Uithuilen kan ergens anders

 

Rick Volkers had in 2011 maar één eis toen hij gevraagd werd om manager te worden van Kampong Heren 1: het team moest weer terug naar de top. UTRECHT-KAMPONG-HEREN I

„Jammer dat Derek van Essen weg is? Nee hoor. Hij was niet goed genoeg, maar vroeg wel altijd veel aandacht. Wij waren verrast dat hij naar Amsterdam ging, maar David is een betere keeper. Derek is niet belangrijk.” Voor een aai over de bol moet je bij iemand anders zijn. De 52-jarige oud-international Volkers wil naar de top. Binden en zelfredzaamheid zijn de woorden die hij het meest gebruikt tijdens het interview bij Volkers BV in Nijkerk. Volkers is de binder. Hij regelt dat Sander de Wijn stage kan lopen bij zijn bedrijf, Erik Bouwens betrokken is bij The Hunger Project, iedereen in het team een taak heeft en het bestuur afspraken nakomt richting de spelers.

Wijlen Frits Schilthuizen, Kampong-icoon, was een manager waar je bij kon uithuilen. Die je naar het treinstation bracht na de training en altijd zeempjes en hockeyschoenen haalde bij de Dita-fabriek in Woerden. Waarvoor een vaste fles Jägermeister klaarstond bij de bar. Dat alles is deze manager niet en dan komt zijn tweede favoriete woord in beeld: zelfredzaamheid. Dat is het mantra van Volkers voor de spelers. „Ik ben geen normale manager, die het water regelt en de shirtjes wast”, vertelt hij. „Daarvoor zijn allemaal commissies ingesteld binnen het team. Ik ben een verlengstuk van het bestuur. Toen mijn oude vriend Martin van Nierop (bestuurslid tophockey, red.) me vroeg als manager wilde ik het alleen doen als we de ambities gingen waarmaken. Ze dromen al meer dan 25 jaar van de top, terwijl de topspelers altijd vertrokken.”

Rechtsbuiten Volkers werd zelf landskampioen met Kampong in 1985 met spelers als Tom van ’t Hek en Arno den Hartog. Daarna viel Kampong, op een Europacuptitel in 1991 na, terug naar de grijze regionen van de hoofdklasse. „Linkerrijtje was lang de ambitie. Linkerrijtje? Wat heb je daaraan?”, kent Volkers het probleem in Utrecht, waar de mannen van Kampong de laatste twintig jaar een bijrol speelden in het Nederlandse hockey, terwijl de jeugdteams continue landskampioen werden maar de mentaliteit nogal studentikoos was. „Er werd die jongens elk jaar wat beloofd, maar dat werd niet nagekomen en daarom vertrokken toppers altijd.” Om het tij te keren startte Volkers in november 2011 een terugkerend topoverleg met Constantijn Jonker, Erik Bouwens, Sander de Wijn, Laurence Docherty, Quirijn Caspers en leden van het bestuur. Om de ambities waar te maken zetten ze de afspraken op papier. Volkers: „De spelers vertelden dat ze naar de top toe wilden. De kern moest blijven en daar moeten internationals (Roderick Weusthof en Robbert Kemperman, red.) bij, zodat de jeugd graag bij ons komt hockeyen. Net als bij Bloemendaal gebeurde. En ja, daarvoor moest het budget omhoog. Daar zijn we met Kampong op alle fronten hard mee bezig.”

Langzaam maar zeker komen de historische tijden weer terug. Vorig jaar haalde Kampong voor het eerst de play-offs. De structurele weg omhoog is definitief ingezet en dat een exponent van de succesvolle generatie nu bijdraagt aan de herrijzenis van de club maakt het des te mooier voor Kampong. ,,Zelfs in de jaren 80 zijn we te weinig landskampioen geworden, maar één keer, terwijl wij het beste team hadden”, blikt Volkers terug op de gloriejaren. „Maar de Kampong-cultuur was toen wel hard. Nooit opgeven, je eigen positie veroveren en het grotere geheel dienen. Dat is lang weggeweest op Kampong. Die hardheid heb ik in me. Ik hou die jongens vaak een spiegel voor. De hele club droomt nu van een landskampioenschap. Daarvoor moet de hele structuur van de club mee. Stap voor stap. Vroeger was mentale weerbaarheid de kracht van Kampong. Daar wil ik weer naartoe. Het terugbrengen naar de jongens. Zelfredzaamheid. Niet gaan uithuilen bij Rick.”

In: Algemeen Dagblad/Utrechts Nieuwsblad 9 maart 2013

Share

Wereldreis werkt louterend

In de golven van de  Javaanse zee besefte Erik Bouwens dat alleen maar hockeyen niet zijn leven is. Bal en stick is niet voldoende voor de student , die wel zijn vrienden van Kampong miste. „Blik op oneindig en alleen maar trainen kan ik niet.” 

Erik-Bouwens-surffoto

De wereldreis van vijf maanden door Indonesië, Thailand, Cambodja en India werkte louterend voor de middenvelder van Kampong, die 27 november terugkeerde in Nederland. „Ik kwam er achter dat ik mijn leven in Nederland niet zo verkeerd vond”, constateert de 25-jarige student internationale betrekkingen en politicologie, die sinds 2007 probeerde door te breken in het Nederlands elftal. November 2011 zegde hij af voor Oranje, toen een kans op de Olympische Spelen in Londen zo goed als verkeken was. „Als je in het Nederlands elftal speelt wordt hockey echt je hele leven. Toen ik 19, 20 jaar oud was vond ik dat prima, maar voor mezelf er is nu meer. Ik sta er anders in. Intensief hockeyen met Kampong en daarnaast studeren werkt beter voor me dan alleen maar hockeyen.” Zijn woorden klinken definitief, of toch niet? „Tsja, mocht de bondscoach me ooit weer bellen dan kijk ik dan wel weer.”

Het drukke hockeyschema blokkeerde lang een wereldreis. Ondertussen keek Bouwens jaloers naar leeftijdsgenoten, die met mooie verhalen terugkwamen: „Ik werd ook nieuwsgierig. Ik wilde een keer zo’n reis maken en alles achter me laten. Even geen Kampong, even geen studie. De boel de boel laten. In het begin was dat  een opluchting.”

De oud-hockeyer van Den Bosch en SCHC, die nog nooit op een surfplank had gestaan, werd op Bali gegrepen door het surfvirus en wilde niets anders meer. In het begin van zijn reis surfte hij met zijn huisgenoot Philip Meulenbroek, de succesvolle spits van Voordaan (onlangs gekozen tot Bilts sportman van het jaar, red.), en al snel kocht hij zijn eigen surfplank. Elke dag ging hij met de scooter naar het strand om de golven te trotseren. „Surfen is redelijk verslavend”, erkent Bouwens. „Ik nam die plank daarna mee naar Java. Na een moeilijke eerste maand surfen ging het al een stuk beter. Komende zomer ga ik weer surfen, in Frankrijk.”

Ondanks zijn droomleven in Indonesië miste hij het hockey. „Wij hebben met Kampong zo’n vet team. Quirijn (Caspers), Connie (Constantijn Jonker) en Sjoerd (de Wert) zijn al lang vrienden van me. We zijn vorig jaar met z’n allen de weg naar boven ingeslagen en ik voel me daar nadrukkelijk onderdeel van. Langzaam is dit team ontstaan en de chemie tussen ons is voelbaar. Ik heb heel veel zin om weer echt te beginnen, stiekem heb ik het wel gemist. Bezig zijn met een team, investeren in elkaar en daar dingen voor terugkrijgen.”

Dat zijn team met versterkingen Robbert Kemperman en Roderick Weusthof het zo goed deed in de eerste helft van het seizoen en zelfs kandidaat  is voor de landstitel, verbaasde hem niet. Met Bouwens erbij wordt het Utrechtse team alleen maar sterker. Vorig seizoen stond hij rechts op het middenveld. Daar staat nu Lukas Siebinga, terwijl international Kemperman links staat. „Zolang ik maar mee kan aanvallen”, zegt Bouwens. „Ik vind spelen op het middenveld het lekkerst, maar ik merk het wel. Omdat Connie zijn hand heeft gebroken moeten we sowieso schuiven. Aal (coach Alexander Cox, red.) was in ieder geval voor het seizoen heel positief over me en hij keek uit naar mijn terugkomst.” Morgen hervat Kampong de competitie aan de Laan van Maarschalkeweerd tegen HGC. Een basisplaats voor Bouwens is geen zekerheid: „Misschien is dat nog niet logisch, ik ben er een half jaar uitgeweest. Ik zou het niet weten. Maar ik ben wel al 27 november teruggekomen omdat ik de hele voorbereiding wilde meemaken en fit wilde zijn.”

In: Algemeen Dagblad/Utrechts Nieuwsblad 22-2-2013

Share

Patat met in een zakje

Modeshows: 10 minuten na de eerste en tweede dagpartij. De Wilson shop. Signeersessies. Petje op, petje af quiz. De Babolat shop. Tennis With The Stars. Terug in de tijd clinic. De Tennisdirect shop. ATP Coach clinic. Een Wheelchair Experience. De Adidas shop. Around the World games. Het onvermijdelijke broodje Unox.
ABNAMRO WTT 2012
Een dag ABN AMRO WTT is tegenwoordig ‘een dagje uit’ zoals dat heet. Of eigenlijk een ‘Experience’. Vroeger ging je naar een museum om naar oude vitrinekasten met aardewerk te kijken. Dat doe je tegenwoordig niet meer. Er bestaan geen musea, alleen nog maar Experiences. Stom kijken naar een potje aardewerk uit driehonderd jaar voor Christus, waarbij je hersenen zelf gaan denken en visualiseren is stom. Beleven, aanraken, voelen, jezelf laten entertainen, dat is 2013. Net als in Rotterdam.

Ik ben dus heel ouderwets. Van mij hoeft er geen Tennis Plaza te zijn met lekkere broodjes. Geen signeersessies. Geen AD Nieuwscafé. Geen Tennis with the Stars. Het enige wat me boeit is die tennisbaan van Ahoy, waar twee topsporters zweten, zwoegen en op het allerhoogste niveau elkaar lopen af te matten. Mannen waarvan hun hele leven in het dienst staat van het racket en de bal. En dat zo goed mogelijk doen. De rest boeit me niet. Ja, een koffie in een plastic bekertje erbij, of ’s avonds een biertje in een plastic glas. En het liefst patat in een zakje, voor 1 euro 50. Met teveel mayonaise en een houten vorkje. De titanenstrijd tussen Grigor Dimitrov en Marcos Baghdatis. De geconcentreerde overwinning van Igor Sijsling op Jo-Wilfried Tsonga. Genieten van Roger Federer, de beste tennisser aller tijden. Helemaal opgaan in de strijd, waarbij ik zelfs op de perstribune (not done) moet klappen en merk dat ik na weer een geweldige rally van oor tot oor straal. Twee toptennissers, een stoeltje en een kleine consumptie. Meer heb je niet nodig. En het is er allemaal in Rotterdam.

Bedankt Ahoy. Ik ben er volgend jaar graag weer bij.

Share

Ontmoet.Je.Helden.Niet.

Het is geregeld met de ATP-mensen hier in het perscentrum. Woensdagmiddag om vijf uur mag ik Marcos Baghdatis interviewen voor Forty Love. Die gekke Cyprioot, waarvan ik (en met mij miljoenen anderen) al fan van ben sinds die finale van de Australian Open in 2006. Een beetje een goede mafkees, met dat gekke haar en die heerlijke backhand. One of the good guys van de tour, zeker weten.

d3e44fe8461adce09b7142baaab99d19

Als ik als kwispelend hondje het ATP-kantoortje binnenloop om vijf uur mag ik met de ATP-official naar het spelershome. Ik moet even bij de ingang wachten. Ik word een beetje zenuwachtig. Gaan we even rustig zitten en worden tien minuten misschien een half uur, omdat het interview zo geslaagd is? Ik wil graag een mooi artikel schrijven voor Forty Love over het vaderschap van de 27-jarige Baghdatis. In hoeverre is het als reizend tennisprof te doen om je carrière met je gezin te combineren? Kijkt hij op naar iemand als Roger Federer die twee kinderen heeft en ook nog op hoogste niveau blijft acteren? En passant wil ik weten of hij nog de kracht in zich heeft, juist met zijn nieuwe gezin, om zich weer terug te knokken naar de top-20 of misschien zelfs de top-10 waar hij ooit in 2006 stond?

Ik heb me goed voorbereid via de standaard wikipedia en ATP tennis site en gegoogled naar eerdere interviews. Na tien minuten wachten komt de ATP-offical naar me toe om te zeggen dat Baghdatis nu bij de masseur zit en dat het interview pas om zes uur kan plaatsvinden. Oké. Prima. Zes uur kan ik ook, hoewel ik ook de Nederlandse dubbelaars Stephan Fransen en Wesley Koolhof moet spreken voor een artikel voor een ander medium.

Net over zessen ben ik klaar met dat gesprek en meld ik me weer bij het ATP-kantoortje in het perscentrum. Ik loop weer achter hem aan naar het spelershome en zie Baghdatis al staan. Mijn hart klopt net iets harder nu het gaat gebeuren. We gaan op de bank zitten en ik geef hem nog een hand, maar mijn naam doet hem niet zoveel. De ATP-offical zit naast ons. “So you first had to go the fysio?” was mijn eerste poging tot contact met de Cyprioot. Hij kijkt me meewarig aan. “I don’t understand? What do you mean?”. Hij kijkt naar de official. “I don’t understand?”

Spreekt die gast geen Engels? Jawel toch? “You first had massage before?” probeer ik. Het is niet mijn bedoeling om hier uitgebreid over te praten, maar ik begin elk interview rustig om daarna de diepte in te gaan. Lijkt me normaal. Baghdatis zoekt de hele tijd contact met de offical. “I don’t understand. I don’t understand.”

Oké. Andere vraag: “So your match just now, that was a weird match?” (Franse tegenstander Paire gaf op bij 0-4 in de derde set, red.) Baghdatis begint nu bewegingen te maken dat hij het niet begrijpt. Hij blijft naar de official kijken. “No was normal. Normal match. Nothing special.” Hij schudt meewarig met zijn hoofd.

Wat is dit? Ik heb mensen als Youp van ’t Hek, Marco van Basten, Luis Suarez en Martijn Krabbé zonder enige problemen geïnterviewd, waarbij de interviewtijd vaak uitliep omdat het een interessant gesprek was. Hoewel, Martijn Krabbé was wel erg vol van zichzelf bedenk ik me nu. Oké, dan door naar het vaderschap: “So you just became a father. Can you combine that with your professional tennis career?”

Diepe zucht. “Yeah is fine. The same. I changed. Now is different to come home and we’re with three now. But still same tennisplayer. Nothing different.” Deze worsteling gaat nog twee minuten zo door en terwijl Baghdatis al voornamelijk naar de official keek zegt hij snel “Enough? Enough?” De offical knikt. Hij is weer vrij. Ik begin nog tegen de ATP-meneer over dat Baghdatis misschien niet zo’n zin had in het interview? “Maybe he is used to questions of higher level.”

v65oai7fxn47qv9nectx@collewich: Marcos Baghdatis redelijke held van me. Maar nog nooit zo’n onbeschofte jongen meegemaakt in een interview #eikel #onprofessioneel

Share

Gelukszoekers van Ahoy

529690_480360518688276_904969796_nAl jaren spelen Wesley Koolhof (23) en Stephan Fransen (24) in de futures, de kelder van het proftennis. Dankzij blessures van grote jongens Mikhail Youhzny en Michaël Llodra kregen ze de unieke mogelijkheid om te ervaren hoe de hemel van het proftennis eruit ziet. 

Spelen op het centre court van Ahoy: als proftennisser in de marge blijft het normaal bij dromen. Als tweede ´alternate´ op de lijst van dubbelspelers voor het ABN AMRO WTT was het voor Koolhof en Fransen bidden, smeken en hopen op een verstapping, een schouderblessure, alles wat maar een opgave van een grote naam in Ahoy betekent. De dubbelpartners maakten al dagen gebruik van een afstreeplijstje in hun hoofd. Nummertje één: Llodra is afgehaakt. Nummertje twee: Youhzny gaf op in zijn enkelpartij tegen Thiemo de Bakker bij een 1-4 achterstand in de derde set. „Na de training gisteren had ik vier gemiste oproepen en toen wist ik wel wat er aan de hand was”, zegt Koolhof die op het laatste moment werd toegevoegd aan het dubbeltoernooi. De twee vrienden hadden de pech aan te treden tegen de Britten Colin Fleming en Jonathan Marray. Laatstgenoemde won afgelopen jaar Wimbledon in het dubbelspel. De persconferentie na een logische nederlaag werd hilarisch. Twee jongens die alleen maar lachen en blij zijn dat ze vragen mogen beantwoorden, dat zijn sportjournalisten niet gewend. De perschef: „Deze jongens gingen uit zichzelf twintig minuten lang handtekeningen uitdelen op de eerste ring van het centre court.”

Koolhof is zoon van oud-voetbalinternational Jurrie Koolhof en oud-hockeyinternational Monique Westerdijk: „Heel logisch dus dat ik ben gaan tennissen,” lacht de nummer 334 van de wereld op de dubbelranglijst. „Zij weten wel dus hoe topsport werkt. Ze kwamen ook allebei kijken vandaag. Ik was bang om mijn eerste ballen te raken met inspelen op dat centre court. Ik was ontzettend blij dat die eerste paar ballen goed gingen.”

Fransen staat 277ste op de wereldranglijst voor dubbels en wekte de indruk dat het betreden van het heilige centre court van Ahoy een nogal surrealistische ervaring voor hem was. Fransen: „Ik heb tot 4-2 niet naar het scorebord gekeken. Ik was totaal de telling kwijt. Toen ik hier als 8-jarige was droomde ik hier al van. Het was echt kippenvel.”

Brutaal pakten Koolhof en Fransen de eerste set, daarna ging het licht snel uit. De Britten zegevierden met 4-6 6-1 10-2. Toch kregen ze nog 4750 euro voor de moeite. Een stuk meer dan wat ze voor al die toernooizeges pakten in de kelder van het proftennis. Koolhof: „Wat we met een overwinning voor ATP-punten voor de wereldranglijst konden halen was zes futurezeges bij elkaar. En voor een toernooioverwinning krijg je 250 euro.”

En nu: „Terug naar de realiteit. Ik ga drie weken futures spelen in Israël”, lacht Koolhof. Franzen: „Ik moet eerst nog een week het tweede deel van mijn studie personal trainer afronden. Dan ga ik naar Israël om Wesley te vergezellen bij de futures. Hoe we dat financieel kunnen bekostigen? Als we snel doorgroeien naar het niveau van de challengers, dan kunnen we wel break-even draaien. Bij challengers krijg je in tegenstelling tot futures ook gratis eten.”

In: Sp!ts donderdag 14 februari

Share

Zaalhockey blijft voor de liefhebber

Ondanks mooie dagen in Olympos in Utrecht en het Topsportcentrum Rotterdam blijft zaalhockey voor de meeste hockeyers bezigheidstherapie tot ze weer buiten mogen spelen. De vrouwen van Amsterdam en de mannen van Kampong pakten de landstitel na een summier aantal trainingsuren.

Utrecht_Sportcentrum_Olympos

Een schitterende aanvalsopzet, een paar snelle passes en de bal ligt alweer het netje. Af en toe is de halve finale van het NK tussen Kampong en Rotterdam een lust voor het oog. Spelers die op het veld minder opvallen, zoals linksachter Pieter Wiegman van Kampong, blijken binnen ware zaalcracks. Op z’n best is zaalhockey een tactisch schaakspel, waarbij de vleugelverdediger functioneert als de toren, de spelverdeler de dame is en de aanvaller de loper die diagonalen rent om dat gaatje te vinden in de verdediging.

Maar achter de schermen lopen er nogal wat ontevreden mensen rond. De veldcoaches, die doorgaans de zaal aan hun assistent overlaten, treuren om al die weekenden dat ze zich niet op het veld kunnen voorbereiden op de hervatting van de competitie die over twee weken al begint. Kampong-coach van de mannen Alexander Cox baalt het hardst: zijn sterspeler Constantijn Jonker is naar verwachting vijf weken uitgeschakeld omdat hij een bal hard tegen zijn hand kreeg gepusht, iets dat afgelopen zaalseizoen meerdere keren gebeurde. Door een speler heen passen die op drie meter staat is nu verboden. Elke coach begon na de zaalwedstrijden met een klaagzang over het niveau van de scheidsrechters. En het moet gezegd: in de zaal vielen veel scheidsrechters door het ijs. Met snel spel, zoveel meer beslissingen en wisselende spelregels voldoen de meeste arbiters simpelweg niet. Strafcorners werden makkelijk gegeven, gele kaarten waren er om er mee strooien. Een arbiter als Bart de Liefde is geen graag geziene fluiter onder de coaches en de spelers, maar wordt consequent op alle belangrijke wedstrijden gezet. Ook in de halve finale tussen Kampong en Rotterdam maakte hij het weer bont, omdat hij te makkelijk gele kaarten trok voor Daan Dullemeijer en Sjoerd de Wert. De rechtsachter miste daardoor de finale.

Utrecht_Sportcentrum_Olympos

„Misschien moeten de scheidsrechters ook een voorbereiding draaien”, zei bondscoach Marieke Dijkstra dan ook in het Topsportcentrum Rotterdam. „Alleen als zaalhockey een Olympische sport wordt nemen we het misschien heel serieus”, zegt zaalinternational Robbert van de Peppel, die zich opofferde voor zijn club door niet met hoofdklasser HDM maar topklasser SCHC te acteren in de zaal. De houten vloer in het Topsportcentrum is voor de zaalhockeycrack het summum, in tegenstelling tot de stugge vloer van Olympos. „De meeste teams nemen de competitie niet serieus, terwijl we dat wel doen bij het Nederlandse zaalteam. Daar zie je dat we de afgelopen jaren steeds dichterbij de internationale top zijn gekropen. Wij zaalhockeyen echt met een hoog tempo, veel structuur en looplijnen en strak verdedigen. Voor scheidsrechters is zaalhockey moeilijk, het gaat een stuk sneller en de regels veranderen continue. Dat door de man pushen gebeurt totaal niet in Duitsland. Daar hockeyen ze altijd om de speler heen, omdat ze daar op een hoger niveau acteren.”

„Ik vind die zaalhockeydiscussie kansloos”, geeft Schaerweijde-coach Bas Bogaard aan. „Met de internationale kalender en de hoofdklasse is er gewoon niet meer tijd voor het spelletje. Van mij mogen we wel langer zaalhockeyen, zeker nu de velden buiten slecht bespeelbaar zijn. Er zijn in vergelijking met Duitsland gewoon te weinig goede hallen en er is weinig mogelijkheid om voor aantrekkelijke uren de zaal te huren. Andere zaalsporten als zaalvoetbal en volleybal, die de hal het hele jaar gebruiken, krijgen altijd voorrang boven hockeyers die alleen in de winter de hal gebruiken. In feite is zaalhockey gewoon een andere sport dan veldhockey, maar de periode is te kort om er meer mee te doen. Het blijft een leuke bezigheid om fit te blijven, maar het zwaartepunt zal altijd bij het veldseizoen liggen.”

Geen enkel team uit Midden-Nederland trainde uitgebreid in de zaal. Eén avondje in de week was al veel. Logisch ook als je je ondertussen voorbereidt op de veldcompetitie. Toch werd Kampong landskampioen en promoveerden de vrouwen van Schaerweijde naar de hoofdklasse. Van de Peppel: „De status van zaalhockey komt nooit in de buurt van veldhockey. Toch denk ik dat het goed is voor het hockey in het algemeen. Je handelingssnelheid gaat omhoog en je speelt na een goed zaalhockeyseizoen een betere tweede helft van de veldcompetitie. Ik in ieder geval wel.”

<kader>

Marieke Dijkstra, de zaalhockeykoningin van Kampong en nu bondscoach van de Nederlandse vrouwen, zucht nog maar eens als de krant begint over de moeilijke positie van het zaalhockey in Nederland. „We zijn hier altijd bezig met de nadelen van het zaalhockey en welke spelers we wel of niet kunnen inzetten”, zegt ze met liefde voor de sport. „Ik zie dat zaalhockey bij de jeugd steeds meer leeft. Ook ben ik tevreden met wat wij met het Nederlands team doen. Wij trainen met het Nederlands elftal zestien uur per week. Ik heb in het algemeen niet het idee dat we het niet serieus nemen. Is vijf keer per week trainen serieus? Of is het ook goed als je de wedstrijd serieus neemt? Natuurlijk zou een competitie die vier maanden duurt geweldig zijn, maar ik droom daar niet over hoor.”

In: Algemeen Dagblad/Utrechts Nieuwsblad dinsdag 12 februari

Share

De volley is springlevend

Igor Sijsling staat tegen de nummer acht van de wereld, in eigen huis, in een ATP-500 toernooi. In zijn eerste servicegame en bij een achterstand van 0-1 staat hij al meteen 15-40 op zijn eigen service. Wat doe je dan?

Sijsling7

Het zou een quiz-vraag kunnen zijn, die door 95 van de top-100 spelers tegenwoordig beantwoord wordt met: hard serveren en dan domineren in de rally. Maar Sijsling denkt: service-volley natuurlijk! Een nogal vergeten ambacht, maar overtuigend uitgevoerd door juist onze eigen Nederlander. In zijn eerste cruciale game slaat hij goede diepe volleys die hem uit de problemen helpen.

Van de acht breakpoints die de grote Jo-Wilfried Tsonga krijgt, weet hij er maar één te benutten. De oplossing van de Amsterdammer Sijsling: serveren en oplopen naar het net. Eerste volley diep wegdrukken richting de baseline en eventueel de tweede wegleggen. Volgens het oude schoolboekje, dat allang is opgegraven door de 25-jarige Sijsling, die na de wedstrijd ook toegaf dat hij zijn spelletje helemaal gevonden heeft. Dat blijkt wel uit de reactie van zijn coach Joaquin Munoz: “Mooi man” en “Niets geks wat je nu gedaan hebt”.

“Zijn beste wedstrijd”, noemde Sijsling het, hoewel hij die woorden op de persconferentie snel inslikte. Hij maakte er “Beste overwinning ooit” van en denkt dat de Fransman hem onderschatte. En Tsonga, die wist wat er na de wedstrijd wel mis was: “Ik miste vier, vijf volleys op belangrijke momenten.”

De statistieken geven hem gelijk. 7-6 4-6 6-4. Aantal punten Tsonga: 103. Sijsling: 104. Lang leve de volley.

http://www.fortylove.nl/index.php/blogs/item/192-de-volley-is-springlevend

Share

The Master: fenomenaal maar afstandelijk

“Wat vind jij van de film?” vroeg een aardige buurvrouw me in Cinecenter na twee uur kijken. Wat volgde was een gesprek op fluistertoon, waarbij zelfs het beschaafde volume binnen een paar minuten werd afgestraft door een mevrouw in de stoel voor ons. Dat welbekende “Ssssssjjjjjjj”, gevolgd door “Kunnen jullie wat stiller zijn?” ging me door merg en been en deed me weer zestien voelen. Terwijl ik zo netjes was met die arme mevrouw die al twee uur op zichzelf aan het inpraten was dat ze toch echt naar een goede film keek. Ik begin met deze intro, omdat het eigenlijk wel aangeeft wat voor verschillende reacties ‘The Master’ oproept, de nieuwe film van Paul Thomas Anderson.

The_Master_Paul_Thomas_Anderson47

Na het hilarische Boogie Nights, waarin de porno-industrie in de jaren zeventig op een onnavolgbare wijze in beeld wordt gebracht, het ambitieuze Magnolia dat op 28-jarige leeftijd vooralsnog zijn grootste meesterwerk is volgde het diep intrigerende There Will Be Blood. Daarin neemt Anderson de kijker bijna drie uur mee in het spel van Daniel Day-Lewis, die als oliebaron alleen het slechte ziet in de mens. De immorele manier waarop de oliebaron te werk gaat bouwt zich langzaam op in de film, totdat je eindelijk beseft waarom de film ook al ‘There Will Be Blood’ heet.

The Master focust zich niet op één persoon, maar laat Joaquin Phoenix (Freddie Quell) en Philip Seymour Hoffman (Lancaster Dodd) een vader-zoon relatie aangaan die aan de ene kant schuurt, onbegrijpelijk is, irriteert maar ook leidt tot totale onderwerping aan Master Lancaster Dodd, een personage losjes gebaseerd op Scientology oprichter L. Ron Hubbard.  En een Master is iets wat Freddie Quell, net na het eindigen van de Tweede Wereldoorlog wel kan gebruiken, blijkt uit de eerste scènes waarin een fenomenale Phoenix zijn PTSS (Post Traumatische Stress Stoornis) moeilijk kan verbergen. Deze man is zwaar beschadigd door de oorlog. En eigenlijk weet je ook al meteen dat het niet goed gaat komen. Toch heeft The Master Quell graag om zich heen.

Het quasi-overtuigende gepreek van The Master, die zijn vrouw (prachtrol van Amy Adams) zijn boeken laat dicteren, contrasteert hevig met de toch waardige maar volkomen van zichzelf vervreemde Quell. En eigenlijk zien we meer dan tweeënhalf uur de ontwikkeling van beide personages in bizarre en vervreemdende scènes. Het verhaal loopt niet in één keer door, het ene volgt het andere niet per se op. En dan gebeurt wat meester Paul Thomas Anderson voor ogen heeft: je begint bij de trage scènes steeds meer te denken.

Over The Master, over Quell, over hun relatie, over de Tweede Wereldoorlog, goed en kwaad, oplichting, het bedriegen van mensen met een valse waarheid. En nu, een week later denk ik nog steeds na over deze film. Wat wil Anderson me vertellen? Het is een extreem vaardig gemaakte film, geschoten in het ongebruikelijke 70mm en met twee acteurs die schitteren, hoewel Phoenix nog meer overtuigt dan Seymour Hoffman. Alleen kijk je naar een incoherent verhaal en ik vraag me af of dat bewust is. Ik denk het wel en dat is dan ook mijn enige kritiek op de film. Anderson lijkt steeds meer de kant op te gaan van Michael Haneke, die bekend werd met Amour, Caché, La Pianiste en Das Weissen Band. Die maakt nooit films die nou alleen maar fijn zijn om te kijken, maar je wilt ze toch niet missen. Het is geen twee uur durende ontspannen kijkervaring, met een simpel verhaal en eenvoudige Hollywood eindes, maar hij legt de bal bij jou, de kijker. Dat is wat Anderson ook steeds meer doet en ik kan niet anders dan concluderen dan dat je The Master in ieder geval één keer gezien moet hebben. Ik blijf nog mijmeren over de film, de verschillende onvergetelijke scènes, maar ergens verlang ik ook weer terug naar een film als Boogie Nights, die én interessant is maar ook vermaakt.

 

Share

Casino bakermat poker

 „In 2004 speelde ik hier in Utrecht mijn eerste toernooi en die won ik”, zegt titelverdediger Steven van Zadelhoff (33) tijdens de Utrecht Series of Poker over de start van zijn professionele pokercarrière. Het Utrechtse casino aan de Overste den Oudenlaan blijkt voor meerdere pokeraars de bakermat van hun succes in het kaartspel.

Steven van Zadelhoff

„Mijn huisgenoten kwamen elke dag met 300 euro thuis van het casino”, zegt professioneel pokerspeler Michiel Brummelhuis (31), in 2008 winnaar van de ‘Summer Classics’ voor 68 duizend euro en online bekend onder de alias ‘Utreg’. Hij studeerde in Utrecht en pokerde vaak in het Holland Casino. „Ik vond dat geld wel interessant natuurlijk. Ik begon pokerboeken te lezen en speelde hier mijn eerste toernooitjes op de donderdagavond. Ik won meteen mijn eerste toernooi en toen was  ik verkocht. Veel succesvolle pokerspelers van nu komen uit de Utrechtse studentenpopulatie.”

De Utrecht Series of Poker, tot spijt van velen niet meer onder de ludieke naam ‘Dom Classics’, begon vorige week maandag met een toernooi van 400 euro en kende zijn climax afgelopen zondagnacht tijdens de finaletafel van het ‘Main Event’. 114 pokerspelers betaalden de tweeduizend euro voor het prestigieuze toernooi, dat met een prijzenpot van 228 duizend euro en een hoofdprijs van 64.980 euro aantrekkelijk is voor veel professionals.

Op het eerste gezicht is het Utrechtse pokertoernooi zaterdag een reünie van oude bekenden. In de kale zaal op de benedenverdieping van het casino aan de Overste den Oudenlaan is de sfeer vooral gezellig te noemen. Veel dertigers en veertigers die vriendschappelijk met elkaar kaarten en waar de tweeduizend euro buy-in bijzaak lijkt. Maar achter de schermen speelt er meer. Als we de vriendelijke Feike Parinussa, een van de organisatoren van de toernooiweek van Holland Casino, vragen om wat ‘hometown’ spelers te interviewen, krijgt hij vier keer nul op het rekest. Veel pokerspelers willen helemaal geen aandacht vanwege gedoe met de belastingen en de overheid. Het AD? De krant? „Nee dank je wel.”

Voor Van Zadelhoff, die de afgelopen jaren na een geschil met de Belastingdienst honderdduizenden euro’s moest afdragen en opnieuw kon beginnen met zijn carrière, is de pokerweek keiharde business. Vorig jaar won hij het Main Event van de Dom Classics in januari en verdiende hij 75 duizend euro. Hij heeft net gehoord dat zijn sponsor Everest Poker de verbintenis na vier jaar heeft verbroken en is gebrand om goed te presteren. Om zijn pokercarrière voort te kunnen zetten is hij net als veel andere succesvolle Nederlandse pokerspelers twee jaar geleden naar Malta verhuisd. „Daar is een fiscaal vriendelijker klimaat”, vertelt Van Zadelhoff in een van de pauzes van het toernooi. „In 2004 begon ik met pokeren in Utrecht, toen ik nog bij mijn ouders in Deil woonde. De eerste pokerhype moest nog losbarsten. Toen ik professioneel werd heeft het gedoe met de Belastingdienst me bloed, zweet en tranen gekost. Dat is een enorm leerproces geweest.”

Als we Van Zadelhoff volgen bij de pokertafel oogt hij ontspannen. Hij is actief bezig met zijn telefoon, groet af en toe wat bekenden en focust zich verder op het spel met de kaarten, chips en de ‘flops’. Als iemand zijn hand weglegt tegen Van Zadelhoff krijgt hij te horen: „Jij had zeker de flush gemaakt?”. Hij reageert niet. Poker is een spel van het gezicht in de plooi houden en niet teveel informatie weggeven. Over zijn tafel is hij zaterdagmiddag om een uurtje of vijf tevreden, want er zitten veel oudere spelers en die worden in de pokerwereld over het algemeen als zwakker beschouwd dan de jongere internetgeneratie. Dat verandert om zeven uur als hij van tafel wordt verplaatst en bij Brummelhuis en Pieter de Korver (winnaaar EPT Grand Final Monte Carlo 2009 voor 2,3 miljoen euro, red.) aan tafel komt. „Ik was lekker aan het spelen, maar aan die nieuwe tafel moest ik het rustiger aan doen. Uiteindelijk verloor ik zaterdagavond met mijn paartje vrouwen van een paartje koningen en werd ik 25ste. Ik ben wel tevreden over mijn spel en dan kan ik er wel vrede mee hebben. Ik ben er volgend jaar in ieder geval weer bij, de sfeer was zoals altijd weer goed.”

Zondagnacht blijkt Michiel Brosky de sterkste in Utrecht, hij mag 64.980 euro mee naar huis nemen. Pim van Riet werd tweede (€ 39.330). Brummelhuis moest als nummer zes zijn geliefde casino verlaten en werd een kleine vijftienduizend euro rijker. Toch een groot verschil met de 1500 euro die hij in 2004 won bij zijn eerste toernooi als student economie.

<kader>

Iedereen begon zaterdag tijdens het Main Event met 15.000 punten aan chips. De blauwe is 25 punten waard, de gele 100, de zwarte 1.000 en de roze 5.000. Het gaat om Texas No Limit Hold’em in tegenstelling tot het Limit Hold’em dat in 2004 nog vaker gespeeld werd in het Utrechtse casino. In No Limit is er geen restrictie wat betreft de hoogte van je inzet.

Link: PDF

In: Algemeen Dagblad/Utrechts Nieuwsblad 29 januari 2013

 

Share